Een aantal plaatsen in Vlaanderens Velden houden
de herinnering levend aan het Ierse offer tijdens de Grote Oorlog. Een locatie
met een sterke band met de Paasopstand vinden we aan de Poezelstraat, een
kleine kilometer ten oosten van Boezinge-Dorp. Daar staat het gedenkteken voor
de Ierse nationalist en dichter Francis Ledwidge (1887-1917). Ledwidge, die al
voor de oorlog enige bekendheid had verworven als dichter, stichtte in 1913
samen met zijn broer in hun geboorteplaats Slaine een afdeling van de
nationalistische Irish Volunteers, een para-militaire organisatie die de
tegenhanger was van de loyalistische Ulster Volunteers. Deze laatste pro-Britse
militie wou zich desnoods gewapenderhand tegen zelfbestuur voor Ierland verzetten.
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog kwam het tot een open breuk binnen
de Irish Volunteers, waarbij de volgelingen van het gematigde nationalistische
parlementslid John Redmond als vrijwilligers in het Britse leger dienst namen
in de hoop op die manier het door de Britse regering beloofde zelfbestuur voor
Ierland te bekomen, terwijl de radicale vleugel waartoe ook Ledwidge behoorde
ervan uitging dat
de moeilijkheden
van Engeland, nieuwe mogelijkheden voor Ierland zouden bieden
Vreemd
genoeg zou Ledwidge kort daarna een Brits uniform aantrekken en dienst nemen in
de rangen van de Royal Innikillen Fusiliers. Het blijft gissen naar zijn ware
beweegredenen maar de meeste kenners gaan er nu van uit dat hij zich wellicht
uit liefdesverdriet heeft geëngageerd om naar het front te trekken.
Ledwidge kreeg zijn vuurdoop in april 15 in de
hel van Gallipoli, waar een geallieerde landing op de Turkse kust, uitliep op
een bloederig fiasco. Daarna werd hij in servië ingezet. Tien ook hier de
geallieerden moesten wijken, werd hij ernstig ziek naar Engeland geëvacueerd.
Terwijl hij in het hospitaal lag, brak in Dublin de Paasopstand uit en vernam
hij hoe zijn goede vriend, de dichter Thomas MacDonagh, als één van de
prominente IRA-leiders door de Britten was terechtgesteld. Ledwidges
ontroerende Lament for Thomas MacDonagh
wordt tot op de dag van vandaag als één van zijn sterkste gedichten beschouwd.
De bloederige onderdrukking van de Paasopstand en de daarop volgende golf van
blinde repressie braken Ledwidges laatste illusies aan scherven. Bij zijn
terugkeer aan het front belandde hij voor een krijgsraad omdat hij een Britse
officier had uitgescholden en verloor hij zijn korporaalsstrepen. De gedesillusioneerde
en verbitterde Ledwidge overleefde de zware afweergevechten bij Aras. Begin
juli 17 werd hij met zijn bataljon naar Vlaanderen gestuurd waar een
artillerievoltreffer hem op 31 juli 17 fataal zou worden.
Op de plaats waar nu het monument staat zat
Ledwidge in de vooravond in de stromende regen met een paar kompanen thee te
drinken, toen een granaat midden in het groepje insloeg. Er waren 12 gewonden
en 5 gesneuvelden waaronder Ledwidge die waarschijnlijk op slag werd gedood. De
aalmoezenier van het bataljon noteerde die avond laconiek in zijn dagboek: Ledwidge killed blown in pieces R.I.P.
. Wat er van hem restte, werd ter plekke in een veldgraf begraven, maar in het
voorjaar van 19 bijgezet op het vlakbij gelegen Artillery Wood Cemetery. In
hetzelfde vak II liggen ook Ledwidges makkers begraven die samen met hem
werden gedood: Lance Serjeant John Harte (graf D 20), Private Henry P. Evans
(graf D 10), Private Frank Matingley
(graf E 14) en Private Robert Sharman (graf D 4). De basis van het monumentje werd gemetst in gele
baksteen in het zgn. Vlaams verband,
in West-Vlaanderen ook wel kop en strek
genoemd. In het Engels staat deze wijze
van metselen bekend als Flemish Bond
waarmee de band tussen Vlaanderen en Ierland gesymboliseerd wordt
Op het
gedenkteken werd een tekstfragment uit zijn Lament for Thomas MacDonagh opgenomen. Het monument werd op 31
juli 1998 in aanwezigheid van Ledwidges neef Joe en de Ierse auteur Dermot
Bolger onthuld. Een replica staat inmiddels in de tuin van Ledwidges geboortehuis,
waar een klein maar interessant museum over zijn tragische leven werd
ingericht.
|