Opnieuw een blog die sober met een voornaam betiteld wordt, opnieuw een omineuze inhoud. Mijn bewering van vorige week, dat het jaar 2020 vervat zat in dat ene beeld van betraande bemondmaskerde gezichten in het funerarium, is helaas al ingehaald door de tijd, die vernielzuchtiger lijkt voort te schrijden dan ooit tevoren. Deze keer bevinden An en ik ons in de woonkamer van mijn vader. We hangen voorovergebogen over het ziekbed van Yvetje, sinds een jaar of tien zijn vriendin. Een agressieve tumor heeft haar in een week tijd onherkenbaar veranderd. Uiteindelijk zal Yvetje elf dagen na Eddy haar laatste adem uitblazen. "Dat bestaat toch niet!", blijft mijn moeder als een mantra herhalen. Maar het bestaat dus wel, in een vingerknip zijn mijn beide ouders hun partner kwijt. Na vele mooie jaren is het nu tijd voor inktzwarte weken, waarna hopelijk nog vele vermoedelijk minder mooie jaren zullen volgen.
Dat Yvetje een kleurrijk figuur was, is een open deur intrappen. Een spraakwaterval zonder weerga was ze, een vat vol met anekdotes die steeds tientallen zijwegen insloegen, waardoor elk alledaags voorval al snel verwerd tot een onontwarbaar kluwen. Ondanks een nauwelijks te behappen woordenstroom bleef ze zo tot op de laatste dag evengoed een enigma. Wat heeft ze gestudeerd, waar heeft ze zoal gewerkt, hoeveel ex-mannen zijn er precies gestorven, hoeveel broers zijn er nog in leven? Noch ik, noch An, noch mijn broer weten er het fijne van. Het vermoeden is donkerbruin dat zelfs mijn vader weinig benul heeft van de droge feiten. Meestal tetterde Yvetje een eind weg, keken wij haar onbegrijpend aan en gaf mijn pa hoofdschuddend blijk van zijn visie op haar werkelijkheid.
Onrechtstreeks heeft die houding helaas bijgedragen aan haar veel te vroege afscheid. Liever dan een gediplomeerde dokter te consulteren, gaf Yvetje steeds opnieuw een eigen interpretatie aan haar medische toestand. Op basis van empirische waarnemingen, bevindingen van kennissen en theorieën van het wereldwijde web stelde ze haar hoogstpersoonlijke diagnose, die onveranderlijk dramatisch was. Aftoetsen met een specialist was zelfs niet nodig, het was dramatisch en daarmee basta. Ten langen leste had ze het bij het rechte eind, al bleek de combinatie van haar grote gelijk met een diepgeworteld wantrouwen in de medische instituten niet echt heilzaam.
Wat we sowieso zeker nooit zullen vergeten, was haar oprechte hang naar gezelligheid en familiale warmte. Haar klaterende lach echoot op welbepaalde geluidsgolven ongetwijfeld nog na, sommige honden kunnen er nog jaren van genieten. De talloze pogingen om mijn vader uit zijn zo gekoesterde schulp te krijgen waren aandoenlijk, de eend die we elk jaar voorgeschoteld kregen met Kerstmis was heerlijk. Onze gedachten zijn dan ook bij Yvetje, hoewel in voortdurende tweestrijd met Eddy. Het ontbreken van exclusiviteit in het rouwverwerkingsproces, dat is het echte drama van deze tijd.
We bevinden ons in het Bilzerse funerarium. De aanwezigen zijn de naasten van Eddy, sinds twaalf jaar de vriend van mijn moeder. Ik kijk rond me en zie betraande gezichten, voor de helft bedekt door mondmaskers waaronder vermoedelijk snottebellen schuilgaan. Het jaar 2020 vervat in één beeld. Bescherming blijft aangewezen, want als dit verdoemde jaar ons iets heeft geleerd, dan wel dat het altijd nog erger kan.
Zoals in de meest arglistige casino's begon het allemaal nochtans met een meevaller. Januari was nog niet goed afgetrapt of An en ik stootten pardoes op ons droomhuis, alle budgettaire beperkingen in acht genomen. Wat we niet wisten was dat er toen al op de achtergrond een virus smeulde, geduldig zijn kans afwachtend in het verborgene. Algauw sloten cafés en restaurants, werd Rock Werchter geannuleerd, werden het EK en de Olympische Spelen uitgesteld. Eén na één gingen alle uitlaatkleppen dicht. Wat overbleef was het kerngezin, dat op eigen kracht een almaar opschuivende eindmeet moet zien te bereiken.
Die eindmeet zal niet meer voor Eddy zijn. Hoewel het virus waarvan sprake niet de ultieme boosdoener was, woog de alomvattende aanwezigheid ervan ontegensprekelijk op zijn laatste levensjaar. Een ander afscheid had hij al zeker verdiend. Eentje met toeters en bellen, in plaats van mondmaskers en snottebellen. Ik zit het allemaal te overpeinzen terwijl ik met mijn moeder door het desolate Zuid-Limburgse coronalandschap rijd. Het is donker en koud en het Belgenland maakt zich stilaan op voor de avondklok, maar er dienen doodsbrieven te worden rondgebracht. Radio 1 meldt dat Anderlecht alsnog de overwinning heeft laten schieten tegen Zulte-Waregem. Soms kan ook tristesse tot in het kleinste detail juist zitten.
Diego Armando Maradona is niet meer. Dit vervloekte jaar 2020 richt alles en iedereen te gronde, dus de grootste voetballer aller tijden kon er ook nog wel bij. Al moeten we toegeven dat de Diego Armando Maradona in kwestie wel een aardig handje toegestoken heeft als het aankwam op het faciliteren van zijn ondergang, 2020 treft nu ook niet alle schuld. Diego at te graag, dronk te graag, rookte te graag en snoof te graag. Leefde te graag eigenlijk, iets wat een mens nu eenmaal eerder vroeg dan laat met zijn leven bekoopt.
Zei ik in de vorige alinea 'de grootste voetballer aller tijden', dan bedoelde ik natuurlijk niet echt de grootste voetballer aller tijden. Er was namelijk Pelé en er zijn namelijk Ronaldo en, vooral, Messi. Over die laatste schreef ik op 11 maart 2012(!) reeds het volgende:
Hij brengt in de praktijk wat ik met FIFA '95 op de Sega kon: door als een krankzinnige op de 'B'-toets te rammen drie keer sneller lopen dan de tegenstanders. Waar het esthetische aspect er onherroepelijk bij inschoot in het Sega-tijdperk, heeft Messi in het real life-tijdperk de schoonheid gracieus in zijn spel verweven. De bal plakt aan zijn voet en vice versa; dankzij kattenpootjes links en rechts tolt hij voorbij wanhopige verdedigers; in geval van ook maar een meter ruimte in de buurt van de backlijn deponeert hij de bal clean tegen de netten.
[...]
Aan het ogenschijnlijke gemak herkent men de ware kunstenaar. Mijn besluit is voor de gelegenheid een oekaze die geen tegenspraak verdraagt. Messi is de beste voetballer aller tijden. Messi is de grootste sportman aller tijden. Messi is de voornaamste hedendaagse kunstenaar. Op zijn minst.
De goede verstaander zal begrepen hebben dat deze post van meer dan acht jaar geleden dateert. Toen al was Messi buitenaards, en eigenlijk is hij dat tot op vandaag altijd gebleven. Bij Maradona is dat anders. Hij is een product van de jaren 80 en de vroege jaren 90, een tijdsgewricht dat erop gebrand was helden te maken en te kraken, liefst met zo weinig mogelijk interval tussen. De rush van Maradona tegen de Engelsen zal altijd beter zijn dan die van Messi tegen willekeurig welk team, zoals de Luik-Bastenaken-Luik van Frank Vandenbroucke altijd die van Philippe Gilbert zal overtreffen. De herinneringen zijn even troebel als de korrelige beelden die ons vanop zuidelijke Mondiales of Ardense toppen bereikten, en bovendien krijgt de nostalgie steeds het voordeel van de twijfel wanneer er hiaten in het geheugen opgevuld dienen te worden. Diego Armando Maradona mag zich dus met recht en reden de grootste voetballer aller tijden noemen, voor deze ene keer.
De grens tussen lachen en huilen is soms dun. Geheelonthouder Trump bediende zich in de loop van zijn presidentschap van meer overdrijvingen, leugens en klinkklare onzin in al zijn facetten dan Schele René aan de toog van zijn staminee tijdens zijn gehele leven. Tweets mogen dan beperkt zijn tot 280 tekens, The Donald slaagde er immer in om die gelimiteerde ruimte zo efficiënt mogelijk dicht te plamuren met onwaarheden. Of vaker nog: wartaal, geen zinnig mens kon begrijpen welk punt meneer de president nu weer trachtte te maken - of was hij gewoon per abuis op zijn mobieltje gaan zitten? Af en toe viel er dus best meewarig te grijnzen met dit staaltje reality tv, zoals we ook weleens doen met zijn gedistingeerdere tegenhangers in bijvoorbeeld Temptation Island. Anderzijds wringt het toch wel een béétje dat 71 miljoen Amerikanen (and counting - pun intended) dit voldoende vonden om hem nogmaals te belonen met vier extra jaren als machtigste man op aarde. Zo nu en dan, als ik niks anders te doen heb dan me af te vragen in wat voor wereld we nu eigenlijk leven, welt de vraag 'In wat voor wereld leven we nu eigenlijk?' dan ook onmiskenbaar op.
Gelukkig is er steeds weer Trump om mijn gedachten te verzetten. Zijn orgelpunt was ronduit fenomenaal te noemen. Hij zou het er niet bij laten, dat verlies tegen Biden. Wat heb je nu aan die hele democratie als opeens blijkt dat net iets meer dan de helft van het volk een greintje gezond verstand in zijn kop heeft? Juist, niks. Procederen dan maar. Maandag vond de lang aangekondigde persconferentie van zijn legal team plaats, het puikje van zijn adviseurs onder leiding van Rudy Giuliani. In de Four Seasons. Ja toch, de Four Seasons hé? Rudy? Rudy!?
De scène die zich die maandag in kwestie ontrolt lijkt zo weggelopen uit 'Better Call Saul'. Geprangd tussen een seksshop en een crematorium bevindt zich een mistroostige hangar met een op het eerste gezicht onbestemde lotsbestemming. Het clientèle van deze detailhandelaars kan met hun wagen terecht op het aanpalende parkeerterrein, louter bestaande uit betonrot en door roest verteerde uitspansels. De aanhoudende wind voorziet in een gestage aanvoer van zwerfvuil. Deze charmante setting wordt voor de gelegenheid opgefleurd met enige Trump-stickers en een katheder waarrond gefrustreerde mannetjes in pak en das zich verzameld hebben. Want vergis jullie niet, achter de neergelaten luiken van de hangar gaat wel degelijk dé Four Seasons schuil. Four Seasons Total Landscaping met name, een plantenzaak die wijd en zijd bekend is in bepaalde buitenwijken van Philadelphia. Het is - uiteraard - geen toeval dat het Trump-team net deze plaats heeft uitgekozen om Amerikaanse geschiedenis te schrijven!
Dat laatste is geen ironie. Het was effectief geen toeval maar slechts een staaltje van Trump-logica. Of moet ik zeggen Trump-genialiteit? Nee, bij nader inzien kies ik toch maar voor het neutralere 'Trump-logica'. Lang op voorhand had de president rondgetoeterd dat zijn moment de gloire in het Four Seasons zou plaatsvinden. Als man van zijn woord moest en zou die persconferentie dus ook daar doorgaan. Enige probleem: de gelijknamige hotelketen was dit idee helemaal niet genegen. Het is op dat moment dat dus het bovenstaande plan-B in werking trad: we zoeken gewoon iets dat dezelfde naam draagt, zoveel verschil zal dat nu toch ook niet maken? Wel?
De tweede lockdown heeft bijna zijn eerste week achter de kiezen. De ontspanningsmogelijkheden tijdens zo'n lockdown zijn legio: wandelen, fietsen en, euh, wandelen met de fiets. Geen wonder dus dat ik de nacht van 3 op 4 november met rood in mijn agenda had gemarkeerd. Niet alleen is het goed voor het geweten om toch íets in die agenda van dit vermaledijde jaar te markeren, teneinde alsnog return on investment te krijgen voor mijn tien gespendeerde euro's, ook was dit uiteraard de nacht van de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Biden versus Trump. De seniele oude man versus een veel erger alternatief, die zijn onkunde al vier jaar lang tentoon heeft mogen spreiden. Mijn voorkeur was dus duidelijk.
Verlekkerd ga ik ervoor zitten rond middernacht, dat de grens markeert tussen 3 en 4 november. De resultaten van Florida worden al rond twee uur verwacht, dus mogelijk zou Biden al zeer snel zijn schaapjes op het droge hebben. Beetje jammer, je wil er toch iets van maken zo één keer om de vier jaar, in coronatijden dan nog. CNN start in elk geval als een speer. De Key State Alerts volgen elkaar in sneltempo op, terwijl John King zich uitleeft aan zijn magic wall. De verhoopte (maar eigenlijk dus ook een beetje gevreesde) Florida-doorbraak blijft uit. Net als in een tiental andere staten is de situatie too close to call. Nog even geduld hebben dan maar.
Vierentwintig uur later maak ik de optelsom in mijn hoofd: ik moet nu ongeveer een 20-tal uur aan CNN plakken. Afwisselend via tv en via de stream op gsm - geen televisie op het toilet, weet je wel. Objectief gezien gebeurt er helemaal niets meer. De tellers in de kiesbureaus zijn gaan maffen en zullen wel zien hoe laat ze er de volgende dag weer aan beginnen. Of de dag erna. Niettemin blijf ik aan het scherm gekluisterd. Met onverminderd enthousiasme raast John King door de verschillende counties, wijst ons op het openstaande stemmenpotentieel en schetst voor de honderdtwintigste keer (ik wou eerst 'miljoenste' keer schrijven, maar waarom die overdrijving gebruiken als honderdtwintig keer zelfs geen overschatting is?) de verschillende opties voor het path to glory, zonder ook maar één seconde de indruk te wekken dat hij oude informatie aan het herkauwen is. Opnieuw een Key State Alert mensen! Opnieuw een prikkel in mijn hersenen. Niets veranderd zo blijkt, zoals de vorige vijf uur. Maar toch wil ik méér van dit. Wie dacht dat de voormalige puntentelling van het Eurovisiesongfestival het summum van scorebordverslaving was (ik), moet zijn mening herzien (ik). Het genot wordt hier simpelweg aanmerkelijk langer gerokken.
Noot: bij het ter perse gaan van deze blog, 48 uur na de start van de festiviteiten, zijn vijf staten nog niet toegewezen. De nieuwe president is nog niet bekend. CNN speelt op de achtergrond. Het zal niet lang meer duren.
Winter is coming. Nog een geluk dat de meest banale openingszin bij deze wel al achter ons ligt, of een mens zou nog droevig worden. De befaamde tweede golf is aan land gekomen en sleurt alles op zijn weg mee. De besmettingen rijzen de pan uit, waarna ziekenhuisopnames en overlijdens getrouw volgen. Enkel deze blog bleef wat achter. Waar ik bij de eerste golf nog met mijn botten in het veld verslag stond te doen, in de veronderstelling dat er een waardevol tijdsdocument voor mijn en andermans toekomstige kleinkinderen tot stand werd gebracht, heeft de nieuwsgierigheid nu plaatsgemaakt voor gewenning. Mocht ik een jaar of 75 geleden in het Achterhuis hebben gebivakkeerd, mijn dagboek zou menig lezer op zijn honger hebben laten zitten. Na een week of drie zou ik die hele Tweede Wereldoorlog wel hebben gezien, dat lijkt wel zeker.
Een deel van de verklaring voor mijn lethargie schuilt in de zoveelste comeback van het vergif genaamd Championship Manager 01/02. Hoe gaat dat, in zo'n coronacrisis? Eén moment van onbezonnenheid en je hangt er weer aan vast, dat moet ik niet uitleggen. Hoewel, misschien moet ik het toch uitleggen. Teneinde de waarheid iets dichter te benaderen, moet ik toegeven dat het eerder om een cluster van momenten van onbezonnenheid ging. Niet alleen diende het spel gedownload te worden, ook een patch, een data update en een crack moesten naar mijn laptop worden geloodst. Ik had in principe dus tijd genoeg om in de loop van het proces tot inkeer te komen. En oh ja, extra kanttekening misschien: omdat het spel niet gespeeld kan worden op mijn werklaptop, heb ik maar ineens een nieuwe laptop ook aangeschaft. Enkel en alleen om dat spel te spelen dus. Of zoals ik al zei: een cluster van momenten van onbezonnenheid
Strafste van al is misschien dat CM 01/02 effectief slechts een deel van de verklaring voor mijn povere crisisverslaggeving is. Op het gevaar af te vroeg victorie te kraaien, ga ik het hier toch poneren: ik ben niet meer zo verslaafd als vroeger. De nieuwbakken laptop ligt intussen al weken stof te vergaren in... ja, waar lígt die eigenlijk? Ik kom er nog op terug. Het feit dat het spel geregeld crasht draagt in elk geval niet bij aan de vroegere charme. Met de klap kan ik me niet meer onvoorwaardelijk onderdompelen in een wereld waarin mondiale voetbaldominantie louter afhangt van geschreven standaardzinnetjes die opflakkeren tijdens de matchen, kan je nagaan. Nu ook de cafés en restaurants gesloten zijn, de krenten uit de Netflix-pap geplukt en ik gezworen heb (tijdelijk) geen matchen meer te volgen van RSC Anderlecht, is het vacuüm stilaan compleet. Er zit weinig anders op dan alsnog de chroniqueur van deze tweede golf te worden.
17 augustus 2020: Vincent Kompany stopt met voetballen.
7 september 2020: Tsigalko schrijft erover op zijn blog.
Hoe valt dit interval te verklaren? Vindt het zijn wortels in de ijdele hoop dat Kompany snel bij zinnen zou komen en zijn beslissing alsnog zou terugdraaien? Gaat het simpelweg om een weigering van mijnentwege om het onvermijdelijke te aanvaarden, om de waarheid onder ogen te zien? Of is alles toch gewoon terug te brengen tot mijn kenmerkende luiheid? Zeker is dat Vincent Kompany nog een heldendicht tegoed heeft, een uit bits en bytes opgetrokken standbeeld in een obscure uithoek van het wereldwijde web. Hij zal het nooit te lezen krijgen, maar ik zal het wel ooit geschreven hebben. Omdat het zo hoort.
Ons bezoek aan Normandië is een paar dagen ver. We naderen Paléospace, het dinosaurusmuseum van Villers-sur-Mer. An rijdt, ik refresh werktuiglijk mijn Facebook, kwestie van oninteressante onbenulligheden te vervangen door andere oninteressante onbenulligheden. En dan verschijnt het plots. Vincent Kompany stopt met voetballen en wordt trainer van RSC Anderlecht. Ik slaak een kreet van ongeloof, An reageert dat het toch weinig verschil maakt omdat Kompany sowieso altijd geblesseerd is. (Mogelijk heb ik in aanvulling op mijn ongeloofskreet ook wel de titel van het bericht hardop voorgelezen, want helderziend is An in principe niet.)
Geblesseerd, het woord is eruit. Dat zelfs An Kompany met blessures associeert, is veelzeggend. Ook wie de edele voetbalsport slechts van horen zeggen kent, is op de hoogte van Kompany's kryptoniet. Voor de zorgeloze dagen moeten we terugkeren naar 2003. Ik zat in Lloret de Mar (zie de blog van 21-05-2019) terwijl een ranke lefgozer zijn opwachting maakte in het fanionteam van RSC Anderlecht. Met zijn smalle beentjes, straatvoetbaltechniek en bakken flegma en bravoure was Kompany meteen de meest atypische verdediger in de Belgische voetbalgeschiedenis. Vince the Prince was geboren. Dit godenkind was voorbestemd voor het allerhoogste, was de consensus.
Nu, in dat vervloekte 2020, kunnen we besluiten dat die voorspelling correct was. Maar dat het niet zonder slag of stoot ging, is een understatement. Het jongetje werd een man, en met de spiermassa kwam ook de ellende. Na elke opflakkering van zijn fenomenale gave volgde steeds getrouw een nieuwe blessure, als ying en yang. Onze voetbalhoop voor de zoveelste keer in de prak en de Rode Duivels op positie 71 van de FIFA-ranking. Maar één man verloor de moed niet. Verloor de moed nooit. Vincent Kompany. Met elke nieuwe kras op de carrosserie verdween er weer iets meer van het godenkind van weleer, en om het statuut van prins nog te rechtvaardigen moest hij toch net iets te hard zweten in het revalidatiecentrum. Flegma moest de plaats ruimen voor doorzettingsvermogen, flair voor kracht, snelheid voor ervaring.
Tussen alle calamiteiten door won hij als kapitein vier titels voor Manchester City, loodste hij de Rode Duivels naar positie één (1!) op de wereldranking en leerde hij zijn volk om nooit op te geven. Tot de schoenen dus aan de haak gingen op die 17e augustus 2020. Ik stond daar bij de dinosaurussen en dacht terug aan Lloret de Mar 17 jaar eerder. Er zijn wellicht nog symbolischer plaatsen denkbaar om het begin en het einde van de jeugdige vitaliteit te markeren, maar makkelijk zullen ze niet te vinden zijn.
Het deed wat denken aan de zeer gewaardeerde game 'The Last of Us'. Of, accurater, aan willekeurig welke dystopische audiovisuele schets die in de loop der jaren voorbij mijn netvlies is getrokken. Het gebouw lag er verlaten bij. De schaarse planten waren ten onder gegaan aan de lange periode van ontbering en eenzaamheid. Onze flipchart met de weekplanning stond nog bevroren op de week van 9 tot 13 maart. Voor eeuwig geblokkeerd op vrijdag de dertiende, de dag dat Het Virus abrupt komaf maakte met de vaste geplogenheden. Sshhht, stil! Hoor ik daar een zombie schuifelen? Inderdaad, een collega slaapwandelt routineus als altijd naar het koffiemachine. Ja mensen, ik heb weer een paar dagen op kantoor in Brussel gewerkt en daar hoort wat drama bij.
Grootste voordeel van de terugkeer naar de werkvloer is dat mijn productiviteit merkelijk hoger ligt. Al in de eerste dagen lukte het me om 'Unorthodox' erdoor te jagen op de trein, alsook een handvol afleveringen van 'Community'. Dit in schril contrast met de maandenlange periode van thuiswerk, die qua Netflix-absorptie ronduit ontgoochelend was. Om maar te zeggen dat niet alles loopt zoals je het zou verwachten. Met uitzondering van vrijdag de 13e dan, die zich in deze eeuw desnoods in een bureaucratisch lockdownjasje hult om zijn raison d'être te onderstrepen.
Ik had het mij anders voorgesteld, vorige week. Een retraite met overnachting, even weg van vrouw en kind, met in de koffer enige Humo's, Grand Hotel Europa en mijn tablet vol Netflix. In mijn hoofd klonk het zo, dus helemaal onbegrijpelijk is het nu ook weer niet dat de realiteit me ietwat tegenviel. Toch? Het bezoek aan de slaapkliniek bleek nogal uitdrukkelijk géén vakantiearrangement te zijn. De illusie was van korte duur. De deur van mijn kamer was nog niet goed open of ik voelde al de aandrang om een vernietigende review op Tripadvisor te schrijven. Ik onderdrukte tegenover de verpleegster de obligate 'wow' die ik normaal uit beleefdheid de vrije loop laat bij de eerste kennismaking met mijn verblijfplaats. Daar had ze niet van terug. Leuke vakantie mijn gat. Deze slaapkliniek leek eerder een ziekenhuis!
De kamer oogde smetteloos, steriel, klinisch. En wit, dat mag ik niet vergeten, wit. Ik ontwaarde onder andere een bed, een tafel en een stoel. Volgehouden speurwerk brengt een slordigheidje in voorgaande zin aan het licht. Dat moest zijn: ik ontwaarde een bed, een tafel en een stoel. De verpleegster was intussen begonnen met me vol te hangen met draadjes en sensoren, want meten is weten. Niet veel later zag ik eruit als een cyborg die nog in de ontwikkelingsfase zit. Met veel geduld klaargestoomd voor de Grote Strijd. Dat laatste gedeelte beloofde bij mij wel mee te vallen. Tot slaaptijd stonden er nog twee vrijblijvende activiteiten op het programma: wandelen op de gang en eten. Het was op dat moment 15u30. Het idee om helemaal bekabeld en met mondmasker door uitgestorven gangen te banjeren leek me niet zo aantrekkelijk, dat hadden de animatoren beter kunnen aanpakken. Ook het eten, bestaande uit vier sneden brood met een onbestemde vleessalade, geserveerd op een niet-voorverwarmd bord, was geen hoogvlieger.
Nu was het wachten tot de nacht zijn intrede zou doen, een handeling die in de maand juni merkelijk meer geduld vergt dan anders. Enkele van mijn initiële zorgen waren intussen gelukkig wel al weggevallen. Ik heb de onhebbelijke gewoonte in de meest benarde omstandigheden net het best te slapen. Wat in een ordentelijke slaapkamersetting nauwelijks lukt, doe ik met sprekend gemak in een tent op de wei van Werchter, in een bezemkast of op een verweerde matras op de vloer. Omdat ik me hiervan bewust ben, was mijn grootste vrees dat ik uitgerekend tijdens het slaaplabo zou knorren als nooit tevoren. Ik zou het gevoel hebben een oplichter te zijn, en ineens op wetenschappelijke gronden alle recht verliezen om nog ooit over mijn slaap te klagen. Maar gezien de dradenwirwar over mijn gehele lichaam, met als toetje opdringerige sensoren in beide neusgaten, achtte ik de kans klein dat mijn aangeboren averechtsheid hier een rol zou spelen.
Dat bleek te kloppen. De nacht was slapeloos zoals het kader vereist. Terug/nog wakker werden de draden weggehaald, nam ik een douche en goot zoveel mogelijk koffie naar binnen. Na vervolgens drie uur te wachten kwam de dokter langs. Ze zei dat ik slecht geslapen had, dat er lichamelijk niks aan mij scheelde en dat ik misschien maar eens de cognitieve gedragstherapie moest proberen. Ik wou spreken met de manager van dit hotel, en daarna naar huis gaan en er nooit meer weggaan.
Zeggen dat mijn vader me in mijn jonge jaren overdonderd heeft met wijze raad, is de waarheid geweld aandoen. Desondanks is hij één advies altijd als een mantra blijven herhalen: "Niet te hard werken jongen, zeker niks forceren!" Het bleef zelfs niet bij vrijblijvende aanbevelingen. Zeer tegen zijn gewoonte in, controleerde hij ook op het terrein of de richtlijnen door zijn zonen werden omgezet in (gebrek aan) daden. Toen ik een zomermaand lang een vakantiejob had in de fabriek waar hij werkte, kwam hij zich er bijvoorbeeld geregeld van vergewissen dat ik mij toch zeker niet te hard aan het afjakkeren was. Ik herinner me die keer dat mijn vaste kompaan en ik echt niks te doen hadden en we gezeten op een stoel vergeefs een antidotum tegen de verveling trachtten te ontdekken. Pa wandelde voorbij, glimlachte liefdevol en glom van trots zoals nooit tevoren.
Het omgekeerde was ook het geval. Tijdens élke koers van mijn broer sprong mijn immer rustige vader zo ongeveer uit zijn vel van woede, wanneer Koen het waagde om zomaar enkele meters kopwerk te doen. "Hij moet zo zot niet doen," aldus pa, "energie sparen, daar gaat het om!" Voor wie of wat die zorgvuldig opgespaarde energie dan ooit moest dienen, vertelde hij er niet bij. Dat hij mij tijdens de matchen van Jungle Boys Eigenbilzen steeds op het hart drukte mijn kleren niet vuil te maken (een mooi contrast met het gros van de ouders, die schuimbekkend hun zonen aanmaanden om de poten (sic) van de tegenstanders over te stampen), heb ik daarentegen altijd als een vorm van humor beschouwd, maar terwijl ik dit schrijf begint de twijfel toch wat opgang te maken.
In sommige situaties kon zijn advies ook opgevat worden als een variant op het oer-Vlaamse 'doe maar gewoon'. Niet te veel initiatief nemen, het hoofd niet boven het maaiveld steken. Er is altijd wel iemand die het beter kan dan jij, laat die het dus maar oplossen. Alleen zei hij er niet bij wat dan de procedure is als er niemand in de buurt is die het beter kan of zelfs maar beter wíl kunnen. Concreet, wat is het plan-B. Of, nog concreter, het plan-BBQ. Na jaren afgewacht te hebben tot An of desnoods Alesso een fatsoenlijke barbecue zou kopen om mijn favoriete grillmethode te introduceren in ons gezin, ben ik tijdens deze lockdown opeens in het reine gekomen met mezelf. Eigenlijk kan ik zoiets zelf in de winkel gaan halen, en eigenlijk kan ik er zelf vlees op bakken ook. Dat is niet louter in theorie een mogelijkheid, nu ik er zo eens diep over nadacht. Zodoende pronkt er intussen een nagelnieuwe Weber kogelbarbecue in onze berging. Al twee keer gebruikt zelfs, zonder dat daar al te veel gestuntel vooraf of voedselvergiftiging achteraf aan te pas kwam. Zo kan het dus ook, merk ik na bijna 37 jaar existentie. Sorry pa.
De vooravond van dinsdag 26 mei. An vertelde het op een neutrale toon, als betrof het de weersvoorspelling voor morgen of de huidige beurskoers van de BEL 20. Een mail van directeur Jan had haar iPhone bereikt. Directeur Jan, het opperhoofd van de school van Alesso. Vanaf dinsdag 2 juni, in de volksmond ook wel volgende dinsdag genoemd, zou de kleuterschool weer opengaan, zonder enige beperking. Het hing natuurlijk al een beetje in de lucht na de beslissing van de Vlaamse overheid eerder deze week, maar nu was er dus de officiële bevestiging, zwart op wit. Het leven zoals we dat kenden de afgelopen twee maanden zal onherroepelijk veranderen. Zal onherroepelijk weer een beetje meer hetzelfde worden als voorheen. Kinderen die naar school gaan en ouders die (weliswaar thuis) werken. De orde is hersteld, de scheiding der machten valt weer in zijn vertrouwde plooi.
Hier komen we op het punt dat ik, tot verbazing van de lezer, zou moeten toegeven dat het ook wel een beetje jammer is dat onze drie-eenheid dra opnieuw bruusk verstoord zal worden door de boze buitenwereld. Maar eerlijk: dat zou gelogen zijn. Dat we er toch in geslaagd zijn het wankele evenwicht tussen payroll en aandacht voor Alesso enigszins te bewaren, was daarvoor in iets te grote mate te danken aan noviteiten als een tablet en Netflix. Al waren de intenties prima te noemen. An had met de grootste zorg een schema opgesteld dat ons zou toelaten om Alesso op een even aangename als educatieve manier door de lockdown te loodsen. Ook ik deelde in het enthousiasme: een halfuurtje tekenen gevolgd door een halfuurtje puzzelen en een halfuurtje knutselen lijkt een uitstekende manier om een kleuter anderhalf uur bezig te houden, mathematisch gezien valt daar geen speld tussen te krijgen. In de praktijk bleek Alesso het opgelegde rooster echter ongeveer vijftig keer sneller dan voorzien af te haspelen, en toen hij, amper twintig minuten ver op dag één, huilend met zijn hoofd onder de zetel klem kwam te zitten (een extracurriculaire activiteit), begrepen An en ik dat het schema de vuilbak in mocht - figuurlijk dan, want zoiets moet uiteraard bij het papier en karton.
Maar er is dus licht aan het einde van de tunnel, in de vorm van een beslissing van Benneke Weyts dan nog wel. Veel beeldender kan de zwanenzang van het coronavirus haast niet geschetst worden. Niet alleen laten de zogeheten bubbels tegenwoordig toe dat ik opnieuw een sociale toets kan geven aan mijn drankgebruik, ook zullen we, mits juist getimede sociale slemppartijen, door de onderwijswereld een beetje ontlast worden bij het verwerken van de kater. Was dit een goeie week? Dit was een goeie week!
Als aanhef van deze blog was ik graag begonnen met een droge weergave van het aantal dagen dat we nu al in lockdown zitten. 'Lockdown, dag x', iets in die trant. Zoals een gevangene die zijn klassiekers kent met behulp van een brokje grafiet de dagen die van hem zijn afgenomen op de muur turft. Zo'n inleiding geeft meteen wat gewicht aan alles wat volgt, alsof ik echt iets relevants te vertellen heb. Maar helaas. Ten eerste heb ik uiteraard niks relevants te vertellen, ten tweede lijkt er geen website slim genoeg om een teller bij te houden die het aantal dagen lockdown registreert. Het moet iets tussen de 55 en de 65 dagen zijn, laten we het daarop houden. Hoe zit het met het moreel intussen? Blij dat je het vraagt. Buiten het feit dat ik weleens, zonder dat ik er erg in heb, conversaties met mezelf voer overleef ik deze crisis voorlopig met verve, de desillusie in de hierna volgende alinea's niet te na gesproken.
Het gebeurde zaterdag. Een heugelijke dag, want niet alleen stond er een uitstapje naar het containerpark op het programma, ook zou ik de beentjes mogen gaan strekken in de plaatselijke Hubo! Dat was bijna te veel van het goeie. Daarbovenop kwam nog de geruststellende wetenschap dat corona egaliseert. Arm of rijk, jong of oud, blank of zwart: iedereen zit in hetzelfde schuitje, elk onderscheid valt weg. Dat geldt eveneens voor de onderverdeling tussen de handigen en de onhandigen, oftewel zij die van aanpakken weten en zij die vooral van toeten noch blazen weten. Na maanden zonder wezenlijk sociaal verkeer is het voor iedereen een beetje zoeken en tasten, dus zag ik mijn kans schoon om voor één keer anoniem in de massa op te gaan, niet gehinderd door mijn hoedanigheid van praktiserende kluns.
Dat liep al meteen goed fout. Het ene moment stond ik nog vredig aan te schuiven op de smalle, bochtige toegangsweg richting ingang, het andere moment moest ik ineens achteruit rijden om er een auto tussen te laten. Uiteraard blokkeert er op zo'n moment vanalles in mijn hoofd, dreig ik spontaan een boordsteen te rammen en zie ik de paniek in de ogen van de containerparkbeambte staan. Eens binnen, weet ik de schade te beperken. De zoektocht naar een geschikte container voor mijn waar duurt steeds veel te lang, maar voor de rest val ik niet noemenswaardig door de mand. Daarvoor is het wachten tot mijn bezoek aan de Hubo. Eerst haal ik er een winkelbediende bij om mijn beklag te maken dat de Kärcher hogedrukreiniger die in promotie staat nergens te vinden is (in realiteit stond ik voor de Kärcher dompelpompen). Vervolgens manoeuvreer ik mijn winkelkar net tegen dat ene rek met huisnummers, die met haakjes en al uitbundig op de grond kletteren. Schamel geluk bij een ongeluk: mijn poging om alles netjes terug op zijn plaats te hangen, onder het oog van de rij wachtenden voor de kassa die zich er vlak naast bevond, staak ik na nauwelijks een paar seconden. Soms moet een mens zichzelf kennen en voor de vlucht vooruit kiezen. Mijn conclusie is alvast duidelijk: de coronacrisis heeft alles welbeschouwd weinig voordelen.
De zon strooit lustig zijn stralen over planeet Aarde. Ik zit aan de ontvangerszijde, een Ray Ban op de snoet en de voeten bloot. Het is lastig schrijven over de coronacrisis onder deze omstandigheden. Miserie gedijt slecht bij goed weer. Ik herinner me spontaan de woorden van mijn vriend Geert, middenin een barslechte Werchter-editie het programmaboekje overschouwend: "Allez, morgen weeral niks wat we willen zien. Hopelijk gaat het ook opnieuw regenen, dat we tenminste echt goed kunnen klagen." Om maar te zeggen dat de juiste meteorologische factoren onontbeerlijk zijn bij rechtgeaard zelfbeklag.
Ik drink nog eens van mijn Duvel. Het was echt niet van de poes hoor, die lockdown van 2020, mocht jij toevallig díe lezer zijn die rond 2070 deze blog als bronmateriaal voor de les Geschiedenis gebruikt. Schrijf maar op: het was 't één en 't ander, en dan overdrijf ik zelfs niet. Het thuiswerk verloopt bijvoorbeeld niet zoals ik het gewend ben. De voordelen van thuiswerk, namelijk niet werken in combinatie met voetbal kijken, zijn weggevaagd. Ten eerste heb ik simpelweg te veel werk, ten tweede wordt er nergens ter wereld nog voetbal gespeeld, ten derde staat de tv vastgeroest op Netflix Kids, in de ijdele hoop dat ook Alesso daardoor vastgeroest blijft op Netflix Kids. Thuiswerk is de toekomst, zeggen ze dan. Dat was dan toch eerder in het verleden zo.
Drugs dan maar? Goed idee. Naar aanleiding van mijn slapeloosheidscurve die ook in deze tijden van geen flatten wil weten, heb ik mijn toevlucht gezocht tot CBD-olie. CBD is samen met THC het belangrijkste bestanddeel van cannabis. Na enkele lovende online recensies en een Humo-artikel dat wel een advertentie leek, ging ik overstag. Ongewone tijden vragen om ongewone handelingen. What happens during the lockdown, stays in the lockdown. Tenzij wanneer het zou werken natuurlijk, dan hang ik er op zijn minst mijn gehele leven aan vast. Tot nu toe blijkt dat laatste helaas niet het geval. CBD heeft de eerste plaats in mijn placebo-ranking recent moeten afstaan aan een ouwe getrouwe: St. Bernardus Abt 12. Dat houdt me alweer even zoet. Hoe dan ook, wie toevallig nog andere slaaptips heeft in het drank- en drugsmilieu: let me know!
Een losse gedachte bij het fietsen naar de bakker begin deze week: de mensheid haalt het einde van deze eeuw niet. Een woeste wind geselde nog maar eens de aardbodem, de inhoud van PMD-zakken werd omgetoverd tot rondvliegend zwerfvuil en de bomen moesten hun meerdere erkennen in de oerelementen en bestrooiden de verlaten straten met hun takken. Tel daar het coronavirus bij en mijn stilaan uitdijende krankzinnigheid die gepaard gaat met de quarantaine, en de conclusie was rap getrokken: Moeder Aarde heeft haar kookpunt bereikt, onze dagen zijn ongeveer geteld. Dat volstond wel voor die ochtend. Eén grof gesneden en één positieve gedachte om de dag mee te beginnen.
Intussen kunnen we ons maar beter schikken naar de nieuwe realiteit. Wanneer concerten en feestjes niet mogelijk zijn, familie en vrienden niet bezocht kunnen worden, restaurants en cafés tot nader order gesloten blijven en er geen bal in real time rolt op tv, moeten we met z'n allen het beste maken van wat er nog rest. Welke vorm dat laatste bastion van vermaak juist aanneemt, werd me duidelijk op mijn semi-vaste joggingroute. Op het prachtige domein van de Oude Landen lopen al jarenlang Schotse gallowayrunderen vrij rond. Het zijn mooie beesten, daar niet van, maar nu ook weer niet veel meer dan veredelde koeien. Ze werden door de sporadische wandelaar dan ook als dusdanig behandeld. Althans, in pre-coronatijden. Nu is het anders. Ternauwernood kon ik me tussen de nieuwbakken schare superfans door wurmen. Minstens tien van hen stonden met de gsm in de aanslag, zichzelf vereeuwigend met een rasechte galloway als betrof het een loslopende reuzenpanda. Je zag de beesten denken: is er misschien sprake van een pandemie waardoor de mensen nauwelijks nog buiten mogen komen en dus met weinig tevreden leren zijn? Het zijn best slimme dieren.
A la guerre comme à la guerre, de uitdrukking bevindt zich bij uitstek op het snijvlak van volharding en gelatenheid. Er kleeft iets heroïsch aan, maar eens het plaksel is afgeschraapt blijft de rauwe essentie over: we hebben geen keuze en kunnen niet anders dan het enige begaanbare pad te volgen. Dus dat doen we dan maar. Zoals generaties voor ons jarenlang in hun schuilkelders moesten duiken uit vrees voor overvliegende Messerschmitts, moeten wij wekenlang in ons kot blijven uit vrees om diezelfde voorouders alsnog een lullige dood te bezorgen. Dat we in tegenstelling tot 75 jaar geleden voedsel, kleding en Netflix bij de vleet hebben is een schrale troost, wetende dat zowel de vrouwen als de kinderen van de tussenperiode hebben geprofiteerd om noten op hun zang te krijgen.
Ondanks het jammerlijke wegsmelten van het primaat van de man, is het misschien een brug te ver om de huidige samenleving als post-apocalyptisch te omschrijven. Althans, in de post-apocalyptische samenlevingen die ik ken van op tv zie je zelden hordes joggers en fietsers elkaar verdringen voor een plaatsje onder de zon. Maar onder het oppervlak borrelt er iets. Waar het twee weken geleden nog ondenkbaar was om geen handen te schudden, houdt iedereen nu zijn dichtstbijzijnde medemens zo ver mogelijk op afstand. Angstvallig wordt vermeden om elkaar langer dan noodzakelijk te kruisen in de supermarkt. Joggers verkiezen een drafje door de berm om soortgenoten zo geruisloos mogelijk te passeren. Bij een toevallige ontmoeting met vrienden of kennissen wordt zonder mopperen de opgelegde perimeter gerespecteerd. Politiecombi's rijden rondjes door het park om samenkomsten van meer dan twee personen meedogenloos naar het strafblad te verwijzen. De Belg, tot voor kort berucht voor zijn tegendraadsheid, vindt het na nauwelijks een week allemaal al doodnormaal.
Let wel: in dit geval is het hogere doel duidelijk en te verdedigen. Ziekenhuisgangen vol stervende coronapatiënten horen niet tot de West-Europese canon. De curve moet afgevlakt worden, er is geen andere optie. Maar een beetje schrikwekkend is het ook. Als wij op een week tijd van YOLO naar deze toestand kunnen gaan, is het maar een kleine stap naar een 'The Handmaid's Tale'-achtig universum. De wereldeconomie stort in elkaar. Blessed be the fruit. Zomerfestivals, barbecues en het EK voetbal worden afgelast. Under his eye. Het eens zo machtige RSC Anderlecht krijgt de finale doodsteek. May the Lord open. Het Eurovisiesongfestival, dat decennialang op wonderbaarlijke wijze zelfs de HIV-epidemie heeft overleefd, wordt uitgesteld. Hooverphonic is daarmee nu al dé winnaar van Covid-19, editie 2020. Hallelujah!
Een onophoudelijke stormwind geselt onze contreien. Natte dagen in vijftig tinten grijs kleuren al maandenlang ons bestaan. Als er al een achtergrond bestaat waartegen een uit de kluiten gewassen virusje kan gedijen, dan deze wel. Het coronavirus woekert onder de Belgische burgers, klaar om van Aarlen tot Oostende een spoor van vernietiging achter zich te laten, niet van plan om ook maar iets of iemand te ontzien, tenzij mensen jonger dan tachtig of mensen ouder dan tachtig die geen andere medische kwalen onder de leden hebben.
De Belg doet wat hij het beste kan: aangemoedigd door de beleidsmakers zich er weinig van aantrekken, tot die beleidsmakers van idee veranderen en er in een paniekerige kramp geschoten wordt. Of in een krampachtige paniek, naargelang wat de situatie vereist. Toegegeven: zelf wist ik ook niet direct wat ik hoorde toen het bericht kwam dat alle cafés en restaurants minstens drie weken gesloten zouden worden. Toen ik het wel wist, bleek het te gaan om het bericht dat alle cafés en restaurants minstens drie weken gesloten zouden worden. Gecombineerd met het gedwongen thuiswerk en scholen die enkel in noodopvang voorzien, mag ik dat hier gerust een de facto quarantaine noemen. Een kleuter, een vrouw, een man. Op elkaar aangewezen. De ruimte is beperkt, de tijd allerminst. Het coronavirus is niet enkel voor de bejaarde medemens genadeloos.
Dit had een aanzet kunnen zijn om bij de pakken te blijven zitten en me middels zware bieren te verdoven, maar dat was het niet. Er moest namelijk eerst een nieuwe voorraad zware bieren aangelegd worden. Het mannelijke oerinstinct kwam naar boven en leidde me zonder verder dralen naar de dichtstbijzijnde Colruyt. Dat ik die zomaar kon vinden mag trouwens een wonder heten, want in niet-coronatijden mijd ik winkels als de pest. Voor de gemiddelde Belg was het op dat moment al zonneklaar hoe er het best geanticipeerd kon worden op weken van ontbering. Massaal werd geopteerd voor een levensnoodzakelijk product waarvoor geen enkel werkbaar alternatief op de markt is: wc-papier. Ik hield het bij de eerder genoemde bieren, extra handzeep, twee pakken pasta en koeken en chocolade omdat mijn inspiratie op dat punt al ver op was. Fier als een gieter trad ik weder de quarantainezone binnen. De jager had zijn prooi thuisgebracht.
De eerste post van 2020 is er één die kan tellen. Na een jarenlange queeste, die zich zowel op het wereldwijde web als het gemeentewijde landoppervlak voltrok, is het wonder geschied: we hebben een huis gekocht! Nog beter nieuws is dat An mij heeft kunnen weerhouden om zomaar ergens 'uit sympathie' tot de aankoop over te gaan. Meermaals heb ik immers op het punt gestaan om na de obligate bezichtiging de dienstdoende huiseigenaar van zijn gerief af te helpen, teneinde toch maar niet onbeleefd over te komen. Tenslotte doet die mens de moeite om ons een kwartier lang rond te leiden, dan is zijn huis kopen toch wel het minste wat ge kunt doen zeker. Maar niks daarvan. Anno 2020 is de macht van het geld blijkbaar belangrijker dan goeie manieren.
Het compromis waar we nu ten langen leste onze krabbel onder hebben gezet, omvat een ruwbouw die overeenkomstig contractuele afspraken moet uitgroeien tot een volwaardige woonst. De geldsom die ertegenover staat is gelukkig wel in dit stadium al volwaardig te noemen. Voor het exacte bedrag van honderdduizenden euro's krijgen we een bijna-passiefhuis, een benaming die zowel slaat op het energieverbruik als op de activiteiten die we met ons resterende budget nog gaan kunnen ontplooien. Ook de afwerking is volledig naar mijn smaak: ik weet niet exact hoe het allemaal afgewerkt zal worden, maar zelf moet ik in elk geval niks doen. Op het organiseren van de housewarming na wordt in feite alles door de bouwfirma geregeld.
Wanneer ik nu precies mijn vastgeroeste gewoontes kan overplaatsen naar een andere locatie, is bij het ter perse gaan van deze blog nog niet bekend. In principe zou het zelfs nog in dit eigenste jaar kunnen, maar januari 2021 lijkt realistischer. Alle lezers zijn langs deze weg alvast uitgenodigd om eens binnen te springen. Na de rondleiding een bod doen mag maar moet niet.
Dit geantidateerd jaarlijks overzicht had groots moeten worden. Allereerst zou ik me excuseren voor de magere hoeveelheid schrijfsels die jullie het afgelopen jaar gratis en voor niks aangeboden kregen, anderzijds zou ik het niet nalaten terloops te melden dat ik de vrijgekomen tijd aangewend had om een heus boek in de winkelrekken te mikken. Te verkrijgen in de betere boekhandel, tegen betaling nog wel. Maar jammer genoeg waren ook in 2019 de meeste dromen bedrog. Op mijn boek is het nog minstens wachten tot 2020, en dan ben ik nog optimistisch. Laten we in tussentijd alvast het voorbije jaar nog eens op zijn merites beoordelen.
Beste film: Once upon a time... in Hollywood; Joker
Beste cd: Lana Del Rey - Norman Fucking Rockwell
Beste song:
1. Lana Del Rey - Fuck it I love you
2. Billie Eilish - Bad Guy
3. Michael Kiwanuka - Cold Little Heart
4. Lana Del Rey - Hope is a dangerous thing for a woman like me to have (but I have it)
5. Liam Gallagher - Once
6. Celeste - Strange
7. Angèle - Balance ton quoi
8. Lana Del Rey - Norman Fucking Rockwell
9. Nick Cave & The Bad Seeds - Bright Horses
10. Rosalia - Yo x Ti, Tu x Mi
Beste tv: De ideale wereld; Studio Tarara; Sharp Objects; Don't f*ck with cats; De Twaalf; BoJack Horseman; Blind Getrouwd Australia; Who killed little Gregory?
De eerste namen voor Rock Werchter 2020 stromen zoetjesaan binnen. Naast mijn eigen onveranderlijke aanwezigheid, werd ook die van Pearl Jam en 21 Pilots bevestigd. Is er een beter moment denkbaar om het over de voorbije editie te hebben? Vermoedelijk wel, namelijk de momentencumulatie vlak na de voorbije editie. Maar daar is het helaas te laat voor. Noodgedwongen dus vormt de amuse-gueule voor Werchter 2020 de opmaat voor een terugblik naar vijf maanden geleden. Die editie van 2019 zal de geschiedenisboeken ingaan als het jaar van de kentering. Voor het eerst in vele jaren dikte onze vaste kliek immers weer wat aan. Gedaan met de schamele drie eenheden, in één klap waren we met vijf om de prijs van ons combiticket om te zetten in de combi van vriendschap, plezier en drank. Ik zou erbij moeten zetten 'in die volgorde', maar waarschijnlijk is het net de omgekeerde volgorde, als er al een volgorde zou zijn. Laten we anders gewoon aannemen dat er geen volgorde is.
Zoals wel vaker bij Werchters die kampen met een zwakke affiche, is het een schaduwfavoriet die muzikaal de meubelen redt. Richard Ashcroft is de naam, dames en heren. Beter bekend als zanger van The Verve dan als zichzelf, maar daar maalde niemand om in de stomende Barn - al hielp het feit dat hij vooral nummers van The Verve zong wel een beetje. "I am a Lucky Maaaaaaaan" brulden we uit volle borst mee en we méénden het. Behalve Evelien misschien, die hoe je het ook draait of keert geen man is maar een vrouw. Hoe dan ook, dag 1 was nog niet goed begonnen of deze jaargang kon eigenlijk al niet meer stuk. Al moet ik er meteen aan toevoegen: heel veel beter werd het ook niet meer. Drie niet zo memorabele dagen later was Werchter 2019 ten einde en gingen we allemaal naar huis.
Fout. Werchter 2019 mocht dan afgelopen zijn, naar huis gingen we niet. Met nog verrassend veel energie in de tank besloten we er een afterparty aan te breien in onze hometown Leuven. Na jaren van uitzinnige successen hield The Seven Oaks, een monument in het Leuvense nachtleven, er net die dag immers voorgoed mee op. Deze van verschaalde bierlucht en morsige sletten vergeven kabberdoes ging uiteindelijk welhaast anoniem de pijp uit. De hoogdagen waren al even gepasseerd, anno 2019 kom je er niet meer met verschaalde bierlucht en morsige sletten alleen. We placeerden een laatste danske en dronken een laatste pint in de sarcofaag van onze jeugd, vlak voor de piramide definitief op slot ging. De uitvaart werd allesbehalve massaal bijgewoond, zelfs geen slet die haar voormalige habitat een laatste groet waardig achtte. Geert vroeg aan uitbater Roel of het mogelijk was 'Lucky Man' te spelen. Het mocht.
Over mijn eigen voetbalcarrière is al een tijdje niks meer in de media verschenen - zelfs niet in het door mij gecontroleerde segment ervan. Bij deze komt daar verandering in. Niet dat er heel veel te melden is of zo, maar het is op dat moment dat de schrijver in mij wakker wordt. Het oninteressante chroniqueren met mezelf als lijdend voorwerp, meer moet dat niet zijn. Niemand heeft er echt behoefte aan en en passant zet ik mezelf te kijk: het maatschappelijk nut van schrijvers valt niet te onderschatten.
Mijn voetbalcarrière dus. Die heeft ondertussen de weg naar onder ingezet en is niet van plan zich door iets of iemand te laten tegenhouden. Voor één keer wordt er recht op doel afgegaan, zonder compromissen. Een anekdote uit het voorbije (veld)voetbalseizoen is eigenlijk te mooi om te laten liggen. Na elke week opnieuw een plejade aan opgelegde kansen om zeep te helpen, vertrek ik op een gezegende dag, ergens diep in de terugronde, vastbesloten naar een nieuwe voetbalbijeenkomst. De maat is nu echt vol. Vlak voor ik in de auto stap druk ik mijn eega dan ook op het hart: "Vandaag scoor ik, koste wat kost!". De volgende 90 minuten is daar weinig van te merken. Het is namelijk een uurtje rijden en ook over het omkleden en het opwarmen valt er weinig speciaals te melden.
Eens de wedstrijd op gang wordt gefloten, crost er echter een andere Tsigalko over het veld. Volledig tegen mijn natuur in positioneer ik me bij elke voorzet voor de goal en volg ik elk schot in de hoop dat de doelman de bal lost. In de tweede helft loont die aanpak. Koen lanceert een makkelijke stuiterbal, de keeper lost - zelfs naar cafévoetbalnormen - onbegrijpelijk en ik ben er als de kippen bij om binnen te duwen. Nu ja, zelfs dat klinkt misschien beter dan het is. In werkelijkheid botste de bal via de borst en de vuist van de keeper tegen mijn hand, waarna ik me tussen bal en keeper positioneer en die laatste me ternauwernood probeert uit de weg te trekken. Terwijl we aan de grond genageld in een omhelzing verwikkeld zijn, stuitert de bal gezapig over de doellijn. Binneeeeeeuuuuuuh!
Yari, onze jongste ploegmaat, verwoordt het na de match het beste: "Dat was echt de lelijkste goal die ik ooit gezien heb." Aangezien het veldvoetbal tegenwoordig op een laag pitje staat, is het mogelijk ook ineens de laatste officiële goal in mijn tijd hier op aarde. In plaats van de geschiedenis in te gaan als iemand die weinig maar desondanks zeer mooie goals maakte, onthoudt iedereen mij nu waarschijnlijk als de speler die heel sporadisch eens een frommelgoal wist te forceren. Het beheer van het eigen nalatenschap is een moeilijke evenwichtsoefening.