Wat betreft het op apegapen liggen beleeft mijn blog een uitstekend jaar. Net als voor wat betreft het gebruik van de uitdrukking 'op apegapen liggen' trouwens. Het is zelfs zover gekomen dat ik inmiddels nostalgie heb naar 'De Week van de Nostalgie' op Studio Brussel, enkele weken geleden. Toen had hier een stukje moeten verrijzen waarbij werd stilgestaan bij de 20-jarige verjaardag van de dood van Kurt Cobain. Daarin zou omstandig mijn haat-liefdeverhouding met Nirvana aan bod komen. Hoe ik te jong was om meteen op de grunge-trein te springen, en vooral niet cool genoeg. Onder invloed van mijn ouders en bij gebrek aan slechte vrienden liet ik die hele 'drugsmuziek' dan maar aan mij voorbijgaan.
Later werd ik gelukkig cooler, een proces dat tot op de dag van vandaag aan de gang is. Zo leerde ik Nirvana pas echt kennen in mijn eerste jaren in Leuven. Retroactief vond ik het best erg dat een genie als Kurt Cobain, die de wereld 'Nevermind' schonk, ons veel te vroeg ontvallen is. Met de hommageweek op Studio Brussel kwamen deze gedachten terug naar boven. Zijn dood leek geen twintig jaar geleden, om de eenvoudige reden dat het voor mij geen twintig jaar geleden wás. Dat ik het met het verstrijken der jaren nog steeds niet heb afgeleerd om te laat in te spelen op situaties, mag gezien het tijdstip van deze blog duidelijk worden.
Een andere revival die deze maand april kleurde, zijn de Panini-stickers die, nomen est omen, als warme broodjes verkopen. In navolging van mijn exemplaar van de Belgische competitie 1991-1992, is de WK 2014-editie intussen helemaal gevuld. Transactiecentrum bij uitstek was deze keer echter niet meer de speelplaats maar wel de werkvloer. Niet zo gek veel verschil eigenlijk, behalve dan dat er niet tot de speeltijd gewacht moet worden om het op een ruilen te zetten. Zodoende gonsde het de voorbije weken van bedrijvigheid bij mijn werkgever, die voor de gelegenheid eveneens de rol van recreatiegever vervulde. Maar er kan er maar één winnen natuurlijk. En mocht ik niet degene zijn die zijn boek als eerste gevuld had, dan had ik het hele gebeuren hier waarschijnlijk doodgezwegen. Aan de hand van deze tips zouden jullie moeten kunnen reconstrueren wie zich tot officieuze Panini-koning 2014 heeft gekroond. Wie in de feiten dus de plak zwaait op de werkvloer. Pun intented, ja.
Wat ik vandaag gedaan heb, grenst aan het ongelooflijke. Daarmee bedoel ik niet het bijvullen van mijn blog, hoewel ook dat van langsom moeizamer en moeizamer verloopt. Maar ongelooflijk is dat niet, heb ik in het verleden al een keer of 300 bewezen. Nee. Ongelooflijk in mijn ogen is een grootwarenhuis betreden, of een copieuze maaltijd bereiden. Laat ik nu net vandaag beide gedaan hebben. Let wel: ik besef ten volle dat voornoemde heldendaden voor de normale mens dagelijkse kost zijn. Maar de normale mens heeft dan ook geen winkelfobie en een kooktalent waarmee hij een heel Afrikaans land kan vergiftigen. Voor mij betekende het een enorme stap, om los te komen van de Spar of 'kleine Delhaize' en voet aan wal te zetten in mijn dichtstbijzijnde winkel, de 'grote Delhaize'. Met een ingrediëntenlijstje van Jeroen Meus op zak zelfs. Gegeven de omstandigheden (grote winkel, veel keuze, andere mensen) was ik fier om na slechts een uurtje mijn tiental benodigdheden gevonden te hebben. Missie 1 volbracht!
Deel 2 beloofde zo mogelijk nog moeilijker te worden. Ik kan namelijk niet koken. Enfin, nuance, ik kan een paar eetbare dingen klaarmaken. Italiaans bijvoorbeeld. Pasta afkoken, een pot bolognaisesaus opwarmen en - als ik mezelf eens echt wil verwennen - ajuin en champignons eraan toevoegen. Oosters lukt ook nog. Het onverslaanbare combo rijst-currysaus-kip behoort tot mijn standaardrepertoire. Daarnaast is de Belgische keuken mij niet vreemd: aardappelen, groenten en vlees durf ik mezelf bij gelegenheid voorschotelen. Het hangt er wel vanaf welke groente, plus ik heb geen verstand van sauzen klaarmaken of welke andere frivoliteit dan ook. Mijn bereiding vandaag van Meus zijn romige spaghetti met kruidenkaas en gerookte zalm mag dus een unicum heten. Kruidenkaas had ik nog nooit in een gerecht gebruikt, net als zalm, room, look, tijm, bieslook en witte wijn. Ik had, achteraf gezien, net zo goed uranium kunnen verrijken.
Tot mijn niet geringe verbazing bleek de som der delen uiteindelijk een meer dan eetbaar geheel. Afgezien van het feit dat het wat meer gekruid had mogen zijn, viel er eigenlijk niks op aan te merken, of het moet zijn dat mijn smaakpapillen in de loop der jaren uit zelfbescherming zijn afgestorven. De basis is dus gelegd, zou je spontaan beginnen denken. Deze gedachtegang vormt echter de prelude op een anticlimax. Mijn leervaardigheid op culinair gebied is namelijk nul. Als ik 15 keer biefstuk heb gebakken, betekent dat dat ik 15 keer heb opgezocht hoelang biefstuk ongeveer in de pan moet liggen. Goed mogelijk dus dat ik me over een paar jaar op deze plaats opnieuw op de borst klop, naar aanleiding van de geslaagde bereiding van exact ditzelfde gerecht. Een ziekenhuisopname na een minder geslaagde bereiding behoort natuurlijk ook tot de mogelijkheden. Elk voordeel heeft nu eenmaal zijn nadeel.
Het is alweer een tijd geleden, maar we moeten het nog eens over mijn geesteskind hebben. Een project dat ik nu bijna twee jaar geleden vanuit het niks uit de grond heb gestampt, de meest waardevolle nalatenschap die dertig jaar in leven blijven heeft opgeleverd. Ik heb het over zaalvoetbalploeg Vitória Diabolix. Mijn hoogstpersoonlijke steentje in het water dat de loop van een rivier veranderd heeft. Exact die meest waardevolle nalatenschap staat momenteel 4e laatste in 3e klasse B van de LZV Cup. Alhoewel deze voorstelling een vertekend beeld geeft: we hebben vier matchen meer gespeeld dan onze eerste achtervolgers, dus eigenlijk staan we 3e laatste. Wat meteen ook impliceert dat Vitória Diabolix volgend seizoen hoogstwaarschijnlijk in de allerlaagste vierde afdeling zal uitkomen. Ik heb met andere woorden een geesteskind in handen dat nog generaties lang zijn stempel op de wereld zal drukken.
Hoe is het nu zo ver kunnen komen? Waarbij 'zo ver' moet begrepen worden als 'niet zo ver'. Normale ploegen verbeteren met de jaren, terwijl Vitória Diabolix alleen maar lijkt te, euh, stagneren met de jaren. Match na match worden onze prestaties middelmatiger, meer van hetzelfde. Wanneer iemand, bijvoorbeeld een graficus, de prestaties van Vitória Diabolix zou vatten in een grafiek, zou er zich een rechte aftekenen die haast perfect evenwijdig loopt met de X-as. En die zich niet zo gek hoog op de Y-as bevindt, dat had iedereen al wel begrepen. (Elke gelijkenis met mijn leven berust louter op toeval.)
De oplossing voor onze problemen ligt nochtans voor de hand. Daarvoor hoeft geen hogere macht aangeroepen te worden, zelfs een geïnteresseerde deus ex machina mag op stal blijven. Wat we nodig hebben is simpelweg iemand die doelpunten kan maken. Een mens van vlees en bloed, die de kwaliteiten bezit om een lederen bal in een vooraf bepaalde ruimte te planten. Dat alleen al zou ruimschoots volstaan om ons gebrek aan kwaliteit en zelfs kwantiteit te compenseren. Voor wie kandidaten kent om deze post te bekleden, staat het vrij om contact met mij op te nemen. Ik zeg dit in de wetenschap dat de wanhoop echt wel van deze oproep afspat. Maar een goede vader is nu eenmaal tot alles bereid om zijn geesteskind te redden.
Afgelopen week kreeg mijn street credibility postuum een boost. Niet letterlijk postuum natuurlijk, want als ik dood was zou ik niet kunnen schrijven, noch de voorzienigheid hebben gehad om een ghostwriter in te huren. Het post mortem-gedeelte heeft betrekking op mijn korte verkering met AH, die enige tijd geleden al op deze pagina mocht opdraven. En niet alleen op deze pagina. Nee, ze stond zomaar even in de P-Magazine deze week! Niet als covergirl weliswaar, maar toch slechts 112 bladzijden van die cover verwijderd. Als 'lezeres in de kijker' mag ze gespreid over zeven foto's heur waar tentoonstellen aan magazinelezend Vlaanderen. De tekstuele bijdrage is gelukkig zeer beperkt. De op informatie beluste lezer moet het stellen met een hoogst origineel levensmotto ('carpe diem') en een inkijk in de sterke punten van de gelegenheidsbabe.
Qua uiterlijk blijken dat "mijn ogen en mijn lengte" te zijn. Dat zelfkennis niet direct een karakteriële troef is, wordt voor een ingewijde zoals ik hier duidelijk. De hieraan vastgekoppelde anekdote heb ik in een eerdere blog schandelijk over het hoofd gezien. Het komt erop neer dat AH ruw geschat 1m68 groot is, maar bij hoog en (in dit geval) bij laag beweert dat ze 1m75 is. Mijn opmerking dat zoiets niet kan, aangezien ikzelf 1m87 ben en zij nauwelijks tot aan mijn schouders komt, werd gecounterd met het argument "nee, gij zijt groter dan 1m87!". Mijn schoonzus in spe haar opmerking, dat zoiets niet kan aangezien ze zelf 1m78 is en AH een kop kleiner, werd gecounterd met het argument "nee, gij zijt groter dan 1m78!". Een rijk argumentarium dus, maar als er ooit een instrument wordt uitgevonden om iemands lengte objectief vast te stellen, zal ze genadeloos door de mand vallen. Intussen kan mijn aanzien er wel bij varen. Een vrouw gedumpt hebben die in de P-Magazine staat, daarmee stijg je natuurlijk in de pikorde van de straat. Of hoe debiliteit uiteindelijk tot credibiliteit kan leiden.
If you want to see the rainbow kick, you gotta put up with the rain
Dat ik het nu volgende nog niet eerder aan de quasi-anonimiteit van mijn blog heb toevertrouwd, mag een klein wonder heten. Het gebeurde intussen drie weken geleden, maar er was hier geen letter over terug te vinden. Nu ja, technisch gezien zijn er misschien wel letters over terug te vinden, alleen niet in de juiste volgorde. Het voorval dat ik hier met zoveel poeha aankondig, is niks meer of minder dan een geslaagde regenboogtrap. Dat is geen evidentie, want het ging in het verleden al eens mis. Voor een niet-geslaagde regenboogtrap worden jullie daarom doorverwezen naar de blog van 01-05-2012. Voor degenen die niet zo geïnteresseerd zijn in de minder succesvolle Tsigalko, leg ik nog eens de definitie van een regenboogtrap uit. Kwestie van jullie aanstaande (extra) bewondering voor mij een fundament te geven. Bij een regenboogtrap wordt de bal tussen de voeten geklemd, vervolgens met de linkerbinnenkantvoet langs het rechterbeen naar boven gehesen, waarna de rechterhak tegen de bal stampt, zodanig dat die een boog over de tegenstander beschrijft. Dat klinkt ingewikkeld en dat is exact mijn bedoeling.
Plaats van uitvoering was het veld van de leider in onze reeks, FC Den Bierpot. Voor wie er nog aan twijfelt of we al dan niet cafévoetbal spelen: we spelen cafévoetbal. Helemaal op het einde van de match infiltreer ik met bal aan de voet in de backlijn. Door het modderige veld loop ik me letterlijk vast, met een tegenstander voor mij en een andere die van opzij komt aangelopen. Hoog tijd dus voor mijn moment de gloire. Ik plet de bal tussen de voeten en wip hem over mijn twee verbouwereerde belagers. Helaas was ikzelf ook wat verbouwereerd, door het impulsieve karakter van deze daad en vooral de snelheid van handelen, die niet van mijn gewoonte is. De netjes voor de achterlijn tikkende bal werd daardoor wat onbeholpen in het zijnet geschoten. Maar de toets van de meester was toen al onloochenbaar. Ik liet me de bewonderende 'oehs' en 'aahs' bescheiden welgevallen en stapte enkele minuten later als een winnaar van het veld. Forza Mechelen B verloor de wedstrijd met 11-1.
Toegegeven: de lijst van potentiële woordspelingen is eindeloos. Net zo goed had boven dit stukje 'Love me Tinder' of zelfs 'Tinder, done that' kunnen staan. Met de klemtoon op de tweede lettergreep dan - misschien niet zo een goed teken dat ik het moet uitleggen, en misschien is die eindeloosheid dus wel relatiever dan gedacht. Hoe dan ook, als ik Tinder in één woord zou moeten omschrijven (en waarom niet, uiteindelijk doe ik hier wat ik wil), zou ik opteren voor 'revolutionair'. Mogelijk dringt in deze fase een uitvoerigere beschrijving zich op. Dat het hier om een app op de betere smartphone gaat bijvoorbeeld, die van de gelegenheid gebruikmaakt om het hele proces van de partnerkeuze te herdefiniëren.
De werking van Tinder is poepsimpel, wat evengoed de slogan van de applicatie zou kunnen zijn. Tinder is een grote virtuele ruimte met daarin alle vrouwen van de hele wereld, of toch degene die eveneens Tinder hebben en zich binnen de door jou ingestelde straal en leeftijdsgrens bevinden. Door middel van foto's rechtstreeks van hun Facebook kan je hen één na één op hun merites beoordelen. Op kruisje drukken betekent dat het niet je meug is; door op hartje te drukken geef je aan dat de dame in kwestie geil genoeg lijkt om ooit de dracht van je nageslacht op zich te nemen. De eerste selectie gebeurt dus op uiterlijk, net als in het uitgaansleven. Eventueel kan er ook een blik geworpen worden op de gemeenschappelijke interesses die via Facebook worden gedetecteerd, maar tot op heden is me niet bekend of iemand daar echt naar kijkt. Pas wanneer man en vrouw elkaar leuk hebben bevonden middels een wederzijds hartje, kan het chatten beginnen. In het jargon heet dat een match.
Nadat het internet al eerder de mogelijkheid heeft geschapen om vrij kennis en cultuur te delen, is nu de globalisering van de ontmoetingsmarkt aan de beurt. Iedereen treedt met iedereen in competitie in een wereldwijd strijdtoneel, teneinde de best mogelijke partner aan de haak te slaan. Het lot heeft hiermee definitief afgedaan, de tijd van de lucky shots is voorbij. Tinder is er niet voor de eerlijke vinder. In plaats daarvan word je onherroepelijk meegezogen in het verslavende spelelement, dat aanmoedigt om steeds verder op zoek te gaan naar de perfecte match. Zelf mag ik me intussen wel ervaringsdeskundige noemen. Voor een keer zelfs als early adopter. Sinds begin oktober al heb ik Tinder in mijn hart gesloten, met een onderbreking van een zestal weken ten tijde van AH. Het is nog het best te vergelijken met permanent op stap gaan, vanuit de zetel. Dat resulteerde tot op heden in een 150-tal matches, een 15-tal Facebook-vrienden, een 5-tal dates en een 0-tal keer de liefde van mijn leven. Maar het/ze zal wel een keer klikken.
What goes up, must come down. Het is een levenswijsheid die de chanteuse Danaë jaren geleden al aan de geluidsgolven toevertrouwde, meer bepaald in de nationale preselecties voor Eurosong 2002*. En zie, er kan geen levenswijsheid bestaan of vroeg of laat valt mijn blog eraan ten prooi. Deed ik midden januari nog zo fluks het beste verhopen voor 2014, dan oogt het heden (en eigenlijk vooral het recente verleden) veel minder fraai: sinds 20 januari ligt de artisanale blogproductie onherroepelijk stil. Dat ik opnieuw over digitale televisie beschik mag duidelijk zijn. Tot overmaat van ramp kwam daar ook nog eens een Playstation 3 bovenop. Zoveel weelde kunnen mijn frêle schouders uiteraard niet dragen. Ik besloot stante pede om mijn lezer(s) te verwaarlozen en mijn dagelijkse hallucinante belevenissen lekker voor mezelf te houden.
Achteraf bekeken was dat niet netjes. Vandaar dat ik in wat nu volgt een inspanning zal doen en per uitzondering uit het bed zal klappen. Ook dat zal achteraf bekeken niet netjes blijken, maar dat zien we dan later weer wel. Degene waarover uit het bed geklapt wordt, gaat door het leven met de initialen AH. Die initialen deugen op zich wel, al was het maar omdat ik zo een toespeling kan maken op de AH-erlebnis die mijn lezers op dit eigenste moment mogelijk beleven. Initiaal zat het dus wel goed. AH bleek bovendien een fotomodel met een voorliefde voor het lingeriegebeuren. En laat lingeriemodellen nu net mijn favoriete fotomodellen zijn! Meer zelfs, mijn favoriete beroepsgroep! Te mooi om waar te zijn haast. Alsof iemand met een voorkeur voor payroll consulenten mij zou vinden, maar dan omgekeerd. Van alle mannen die ze kon treffen, kwam ze net degene tegen die het lingeriemodelambacht in zijn hart sloot. We mogen dus wel stellen dat het lot ons samen heeft gebracht, dat onze liefde van meet af aan waarachtiger leek dan de talloze kleffe varianten rondomrond.
De eerste tegenslag volgde al snel. De nering 'fotomodel' lijkt over de jaren heen immers wat uitgehold. Elk 20-jarig meisje (ja, ze was inderdaad enkele generaties jonger dan ik) dat niet zo lelijk is als pakweg Miss België doet tegenwoordig blijkbaar aan fotoshoots, voornamelijk om de duimen wat rust te gunnen tussen twee selfie-sessies door. Dit bracht een kritischer benadering met zich mee. Het werd me duidelijk dat ik degene was die voor brood op de plank moest zorgen, te meer omdat AH letterlijk niet wist hoe een broodautomaat bediend moest worden - al moet gezegd dat ze er snel mee weg was, nadat ik omstandig de procedure ("geld insteken, dan brood selecteren") uit de doeken had gedaan. Ongewenst gedrag, dat ik eerder nog toeschreef aan het verschil in leeftijd of geslacht, begon ik haar meer en meer persoonlijk kwaad te nemen. De eindeloze stroom onzinnige Facebook-updates viel niet meer te negeren. De dagelijkse opstoot van denkbeeldige aandoeningen en ziektes viel meer dan ooit te negeren. De aaneenschakeling van dt-fouten werd opnieuw de halszaak die ze voorheen al was, met "hij heefd" als spreekwoordelijke druppel. Kortom, de klad zat erin en was met geen mogelijkheid nog eruit te krijgen. Ik hield de eer aan mezelf en besloot opnieuw tijd te maken voor mijn blog, niet beseffende dat tussen droom en daad digitale televisie en Playstation 3 in de weg staan.
*dat ik zo'n dingen weet is inderdaad zorgwekkend, het beperkte vorswerk op Google voor het jaartal mag zelfs nauwelijks als verzachtende omstandigheid gelden. Verschoning!
Ik ga hard, in 2014. Mijn maatschappijkritische blog over de wantoestanden bij Miss België is nog niet koud, of hier is er al een nieuwe. Kwatongen zullen beweren dat deze opstoot van productiviteit te maken heeft met mijn digicorder die naar de vaantjes is. Dat ik geen analoog leven heb naast mijn digitale televisie, en dus puur uit verveling mijn trouwe lezersschare eens extra verwen. Voorts zullen zij in één moeite door beweren dat het mij genoegdoening verschaft de uitdrukking 'naar de vaantjes' nieuw leven in te blazen. Zelf houd ik het erbij dat dit boude uitspraken zijn. Twee blogs in de week dat mijn digicorder crasht, wat mij betreft kunnen we het toeval toch niet zomaar uitsluiten.
Nu ik hier toch bezig ben, lijkt het me aangewezen een bloemetje te gooien naar mijn werkgever. Reden daarvoor is de nieuwjaarsreceptie, die ik in het verleden weleens 'nieuwjaarsdeceptie' heb genoemd. Nogal ondeugend van mij natuurlijk, maar ik was in die tijd dan ook een jonge(re) rakker. Bovendien was er toen een aanleiding voor. Niet zo nu. De obligate speech was kwantitatief uitstekend (kort). Chips en sandwiches schraagden alvast de magen, terwijl vooral Vedett instond voor het aanvetten van de lever. Het eetgedeelte dat volgde was eveneens van een hoge kwantiteit. De tientallen kraampjes rechtstreeks van de kermis voorzagen in pizza, frieten, Thais, paella, wrap, Luikse wafels, Brusselse wafels, suikerspinnen en talloze andere dingen. Geen haute cuisine, waarschijnlijk niet zo gek duur, maar het kind-in-de-snoepwinkel-gevoel werd ontegensprekelijk aangeboord.
Waar de avond na het eten al eens in elkaar durfde stuiken in voorbije januarimaanden, was dat nu niet het geval. Geen duffe coverband samengesteld uit collega's deze keer. Wat jaren geleden begonnen was als een semi-leuke gimmick, had zich in no time opgewerkt tot een even onontkoombaar als irritant verplicht nummer als de nieuwjaarsspeech zelf. Een anonieme enquête na de vorige editie bracht gelukkig aan het licht dat zo ongeveer niemand zit te wachten op een verzameling gerateerde karaokezangeressen die eensgezind 'Girls just wanna have fun' kwelen. In plaats daarvan bracht een dj in combinatie met een voor de gelegenheid toonvaste boysband de zaal op temperatuur. De Vedett deed intussen alsmaar meer zijn werk. Het voorbehoud dat normaal misschien verwacht kan worden tussen collega's, was ver te zoeken. Eerder leek er een stilzwijgende overeenkomst gesloten dat niemand iets zou onthouden van de avond. Ik ben die belofte alvast nagekomen - het geheelonthouderschap is ook nooit echt aan mij besteed geweest. Maar memorabel was de nieuwjaarsreceptie niettemin.
Het was 14 dagen wachten in het nagelnieuwe jaar, maar uiteindelijk is het me toch gelukt een relevant aan te snijden maatschappelijk thema te vinden. Dat had gerust het op hol geslagen klimaat kunnen zijn. Of de dood van Ariël Sharon en de gevolgen daarvan op het Joods-Palestijnse conflict. Of de slachtingen in de Centraal-Afrikaanse Republiek. Mijn devies luidt echter: één agendapunt per keer. Daarom wordt er in onderstaande beschouwing dieper ingezoomd op de verkiezing van Miss België 2014. Om te stoten op schrijnende toestanden is het namelijk niet noodzakelijk de landsgrenzen te overschrijden.
De verkiezing van Miss België is niet meer wat het ooit was. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld het Eurovisiesongfestival, dat wel nog is wat het ooit was. Maar Miss België heeft in de loop der jaren veel van zijn pluimen verloren. Wat ooit, in naïevere tijden, voor grandeur kon doorgaan, behoort nu exclusief tot het nichegebied van de kitsch. Het spektakel werd uitgezonden op de zender van Studio 100 en de muzikale omlijsting verzorgd door Sergio-in-het-Italiaans. Dat vat het zowat samen. En toch, en toch. Ware schoonheid zit vanbuiten. Mijn oog viel op de Limburgse topfavoriete Lotte Feyen, en was niet zinnens haar ook maar een moment te lossen. Het eerherstel van Miss België, louter en alleen door een ravissante verschijning uit Peer. De gaafheid van haar huid zichtbaar door elke laag make-up heen, fonkelende lichtblauwe ogen, alles op zijn plaats en het geheel groter dan de som der delen. Dit kwam akelig dicht in de buurt van perfectie - en ik kan het weten want ik heb thuis een spiegel.
Dat de eerste en de tweede eredame op zijn zachtst gezegd vreemde keuzes waren, tot daar aan toe. Hun toekomst ligt hoe dan ook in de vergetelheid. Maar dat het kroontje van Belgiës Mooiste niet ging naar de vrouw die de evolutietheorie hoogstpersoonlijk op losse schroeven had gezet (zo ver zijn wij als mensheid toch ook nog niet geëvolueerd?) maar naar een mormel, tart werkelijk elke verbeelding. Het is laag-bij-de-gronds van mij om iemand op basis van haar uiterlijk mormel te noemen, dat klopt wel. Maar hier mag het, aangezien omkoping nooit eerder zo aanschouwelijk werd gemaakt. Alsof Regi Penxten de Koningin Elisabethwedstrijd voor piano zou winnen, zo voelt het. Of alsof Regi Penxten Miss België 2015 zou worden, zo ook wel.
Gelukkig voor de organisatie werd hun gekroonde heks in de schaduw gezet door de Miss-kandidate die dacht dat Wereldoorlog I 10 jaar geleden plaatsvond. Aan de tronie van de winnares te zien, had dat nochtans evengoed zo kunnen zijn. Mijn gedachten zijn bij Lotte, en ze zijn daar goed.
Het is opvallend hoeveel makkelijker een slechte periode zich laat benoemen dan een goeie. Geluk lijkt van nature kortstondig van aard, zoals in het winnen van de Lotto, het vieren van een doelpunt of de gevoelens van verliefdheid na een eerste ontmoeting. De vinger leggen op wat een gelukkig jaar was, is veel moeilijker. Om hiertegen in te gaan stel ik onomwonden: 2013 was een grand cru. Zowel ikzelf als mijn naasten bleven gezond, ik heb me verzoend met de rustige vastheid op mijn werk, de verhuis naar een appartement was een succes, de Rode Duivels kwalificeerden zich voor het WK, de reizen naar Schotland en Tenerife waren respectievelijk terrific en tenerific, ik sliep alles bij elkaar iets beter, en op vrouwengebied evolueer ik zachtjesaan naar de Hank Moody die kenners al lange tijd in mij zagen. Het afscheid aan 2013 gebeurt dus met pijn in het hart. En met het traditionele eindejaarslijstje.
Man van het jaar: Elio Di Rupo Vrouw van het jaar: die brunette van de videoclip van 'Blurred Lines' Geldverspilling van het jaar: de NMBS
Beste film: Gravity (heel relatief want weinig andere gezien)
Beste song: 1. Daft Punk - Get Lucky 2. Vampire Weekend - Step 3. Kavinsky - Odd Look 4. Lorde - Royals 5. Lana Del Rey - Young and Beautiful 6. Tom Odell - Another Love 7. Icona Pop - I love it 8. Arctic Monkeys - Arabella 9. Stromae - Formidable 10. Jake Bugg - Seen it all
Beste cd: AM (Arctic Monkeys)
Beste tv: Homeland, Breaking Bad, De Ideale Wereld, videoclip van 'Blurred Lines', het komisch duo De Wever en Dewinter bij blijde intrede Koning Philippe in Antwerpen en het komisch duo Coninx en Leekens tijdens Kroatië - België.
Wat wens ik mezelf toe in 2014? De wereldtitel van de Rode Duivels (exclusief ten faveure van mezelf) en spoorwegverkeer zonder NMBS.
Dit weekend een broek van 140 gekocht. Het betreft hier mijn eerste broek ooit van 140. Ik zou zelfs zeggen: mijn eerste kledingstuk ooit van 140, als ik aan het overdrijven ben en niemand me tegenhoudt. Hiermee is definitief een barrière omvergeworpen. Nadat ik eerder al mijn aftandse studio heb ingeruild voor een appartement dat niet op het zicht geassocieerd wordt met huisjesmelkerij, en de laatste tijd geregeld lederen schoenen aandoe die voorzien zijn van een merknaam, kunnen de signalen niet meer genegeerd worden: mijn puberteit is over, stilaan betreed ik de leefwereld der volwassenen. Daarin zijn broeken van 140 natuurlijk onontbeerlijk. Broeken van pakweg 80 zijn voor studenten, of hooguit voor arme volwassenen. De schifting wordt gemaakt op het moment dat het laatste getal van de pincode is ingetikt en een bedrag bestaande uit maar liefst drie cijfers wordt versluisd van de eigen bankrekening naar die van het filiaal van de heer G-Star.
Wel moet gezegd dat het hier om een mooie broek gaat. De winkeldames (of hoe heet dat tegenwoordig, Vestmental Caretakers?) betoonden zich bovendien zeer behulpzaam. Met zorg namen ze mijn poep in beschouwing, om tot de conclusie te komen dat het met een maatje minder ook kon. Een service op maat als het ware, waar je natuurlijk al graag wat meer voor betaalt. Zonder service een lelijke dure broek kopen, dat is dan weer de volgende te overschrijden drempel. Deze is slechts bereikbaar voor de bezadigde volwassene, wanneer het allemaal niet meer echt uitmaakt. Alvorens deze status te bereiken dien ik nog een lang groeiproces te vervolmaken.
Hoe dan ook vormt de aankoop van de broek een lichtpuntje in een voor de rest inktzwart shoppingweekend. Waarbij 'inktzwart shoppingweekend' voor een pleonasme mag doorgaan. Er is een categorie mensen die liever cadeautjes koopt dan cadeautjes krijgt. Ik behoor níet tot die categorie. Dat heeft zelfs niks met gierigheid of gebrek aan altruïsme te maken, maar alles met mijn winkelfobie. Om cadeautjes te krijgen hoef ik niet te gaan shoppen, om cadeautjes te kopen wel. Hoe langer ik in winkels vertoef, des te besluitelozer en ongelukkiger ik namelijk word. En hoe besluitelozer ik word, des te langer ik in winkels vertoef. Zo vicieus is die cirkel wel. Het weekend voor Kerstmis herbergt dus altijd opnieuw een hels karwei, waar ik mij slechts met tegenzin, gezeur, een broek en een blog weet door te spartelen.
Hoewel de start van het WK voetbal pas voorzien is voor over een goeie zes maanden, heeft de eerste bal al gerold. Ballen zelfs, meervoud. Vrijdag, de dag van de goedheilige Sinterklaas, vond namelijk de loting plaats, zoals niemand ontgaan kan zijn. Zo'n loting verloopt altijd volgens hetzelfde procedé. Ballen in een pot, daar kan je niet buiten. En verder: een veel te lang inleidend gedeelte, ex-spelers en notabelen netjes op een rij, een presentatrice die enige (een tweetal) reserveballen binnen handbereik lijkt te hebben en een indeling van landen in groepen volgens een systeem dat niemand ter wereld snapt. Als het klopt dat een mens houvast nodig heeft in zijn leven, is een WK-loting bij uitstek een gebeuren waarop diezelfde mens op zijn wenken bediend wordt.
Zelfs een hele natie mag in dit geval niet klagen. Algerije, Rusland en Zuid-Korea. Zo luiden de namen van de tegenstanders die voor ons, praktiserende Belgen, uit de pot rolden. Voor de niet-voetballiefhebber lijkt dit een eitje. Algerije is een vergeten land ergens in het noorden van Afrika, Zuid-Korea een vreedzame natie in het zuiden van Korea, en Rusland is op alle vlakken op zijn retour. De voetballiefhebber heeft daar weinig aan toe te voegen: als de Rode Duivels ooit wereldkampioen kunnen worden, dan wel met deze poule in de eerste ronde. Goed begonnen is namelijk half gewonnen, gesteld dat eerste gewin geen kattengespin is. Welke zegswijze het uiteindelijk haalt weten we op zondag 13 juli, dag van de finale van het WK. Of waarschijnlijk toch al iets eerder.
November is niet mijn meest productieve blogmaand. Mogelijk heb ik het zo druk met leven dat er geen tijd rest om alles op te tekenen voor het nageslacht en eventuele hedendaagse lezers. Jullie geloven ook alles. Natuurlijk niet! Ik ben enkele dagen geveld geweest door buikgriep en nog iets meer dagen door luiheid. Tot de dingen die ik de afgelopen weken wel gedaan heb, behoort ontegensprekelijk wachten op treinen. Onze nationale immobiliteitsmaatschappij NMBS mag dan immers met Jo Cornu een nieuwe CEO hebben, de situatie betert er voorlopig niet echt op. Ik pas in deze de stijlfiguur van het understatement toe. Wat ik echt wil zeggen is: geen énkele kankertrein, waar in België dan ook, rijdt ooít nog op tijd.
Ondanks een schuldenlast van meer dan 3 miljard euro en de Belgische belastingbetaler die een veelvoud van dat bedrag in deze bodemloze put gesmeten heeft, blijft letterlijk alles verkeerd gaan. Treinstellen lijken louter aan elkaar te hangen door technische defecten; de signalisatie werkt klaarblijkelijk meer niet dan wel; tegenwoordig is 'reizigersbeweging' ook een reden van vertraging; het personeel is elke dag wel onderhevig aan 'wijzigingen in het werkschema'; en als er dan toch eens een trein op tijd dreigt te komen - dissidenten heb je overal - lukt dat in extremis toch niet 'wegens problemen met een vorige trein'. Kortom, de gelukkigste Belgische belastingbetaler is nog degene die in ruil voor zijn gulle bijdrage níet van deze publieke dienst hoeft gebruik te maken.
De argeloze lezer denkt misschien: oh leuk, Tsigalko put hier wat anekdotes uit zijn rijke ervaring als treingebruiker. Was het maar waar. Eén uur rondkuieren op een willekeurige werkdag in Brussel-Noord, en je hebt alle van bovenstaande verklaringen gehoord. Maar de NMBS zou de NMBS niet zijn als er al niet een oplossing aan de einder oprijst. In het nieuwe vervoersplan dat eind 2014 verschijnt, worden de vertragingen simpelweg geïnstitutionaliseerd. De treinen gaan gewoon trager rijden, waardoor de verbinding tussen de belangrijkste steden weer even lang duurt als in het gezegende jaar 1935. Geniaal plan eigenlijk. Ik voorspel dat deze positieve evolutie zich onverminderd voortzet. De NMBS heeft nu eindelijk haar groeipad gevonden. Rond het jaar 2055, moet het zijn, maak je even snel de verplaatsing van Leuven naar Antwerpen als in het Pleistoceen. De trein, dat is altijd een beetje tijdreizen.
Tijd om een lans te breken. Het gepaste motief voor het voltrekken van deze handeling lijkt me het VIER-programma De Ideale Wereld. Enkele maanden al loopt het op tv-schermen doorheen heel het Vlaamse land, nu is de tijd rijp om mijn blog aan te doen. De Ideale Wereld onderscheidt zich van andere programma's door zijn lef. Lef om te durven afwijken van platgetreden paden. Lef om het absurdisme van begin tot einde door te trekken. Lef ook om slechte kijkcijfers onvervaard te trotseren.
Al in de allereerste minuut schuilt een sublieme trouvaille: het tiensecondenjournaal. Nieuwslezer van dienst Jonas Geirnaert stelt de kijker aan de hand van een vijftal kernwoorden op de hoogte van de actualiteit van de dag. De overgebleven tijd wordt ingevuld door een (parodie op een) weerbericht en de obligate grappige uitsmijter. Op de kop tien seconden, die je de indruk geven dat het in feite niet heel veel langer hoefde te duren. Of toch in elk geval geen 39 minuten en 50 seconden langer, de tijd die VRT en VTM dagelijks voornamelijk volstouwen met nonsens. Na deze briljante ouverture, volgt een kort gesprek met de centrale gast. De functie van deze centrale gast is vooral decoratief van aard, maar storen doet het niet.
Waar het echt om draait is altijd weer de actualiteit met een frisse insteek te benaderen. Ten dele verloopt dat via vaste rubrieken, zoals presentator Otto-Jan Ham die de nieuwe lading grappen van geschoold komiek Geert Hoste in Dag Allemaal uitlegt aan een stel bejaarden (eindelijk krijgen woordspelingen de diepgaande analyse die ze verdienen!) of Jonas Geirnaert en Jelle De Beule die op het scherp van de snee een debat voeren over een bagatel (waarbij de moderator consequent aangesproken wordt met 'meneer Jan Ham'). Mijn absolute favoriet is echter de op sensatie beluste reporter, die in een ongeëvenaarde lijzige stijl de stem van het volk in de door hem gewenste richting stuurt. Even makkelijk laat hij de vox populi gewagen van een terroristische aanslag wanneer de geluidsapparatuur van Natalia het begeeft bij een optreden in Aarschot, als dat hij bereidwillige zielen zover krijgt bij klaarlichte dag af te tellen naar het nieuwe jaar.
Tussen de rubrieken door zorgen sidekicks Jonas Geirnaert en Jelle De Beule voor vertier. Met zorgvuldig getimede interventies grijpen ze in wanneer het gesprek tussen presentator Otto-Jan Ham en de centrale gast een normale wending dreigt te nemen. Zij zitten erbij om te ontregelen en dat doen ze met verve. Elke televisionele geplogenheid moet eraan geloven. Na wekenlang bij aanvang van het tweede deel trouw de interessantste reacties vanuit het wereldwijde web te hebben voorgelezen, volgt bijvoorbeeld doodleuk deze ontboezeming:
OJH: "Zijn er reacties binnengekomen tijdens de reclame?"
JG & JDB: "Nee..."
OJH: "Hoe, nee?"
JG & JDB: "Dit programma wordt altijd twee uur voor de uitzending al opgenomen, hoe kunnen er dan al reacties zijn?"
OJH: "Hoezo, jullie lezen toch elke dag reacties voor?"
Zulke georkestreerde chaos mag dan misschien geen spek zijn voor ieders bek, mensen met een ontwikkeld gevoel voor humor hebben een disproportioneel hoge kans om ervan te kunnen genieten. Fake desnoods!
Het is bloggewijs allemaal vrij geruisloos voorbijgegaan, maar ik woon intussen een kleine twee maanden in een appartement. Inclusief alle luxe die een mens zich maar kan voorstellen: aparte slaapkamer, keukenkasten, toilet gescheiden van de badkamer, dampkap... Noem een hoogwaardig goed op en het is er - het vergt brede schouders om zulke weelde te torsen. De inrichting verliep helaas niet altijd van een leien dakje. Het plotse gevoel van ruimte (de afstand tussen mijn bed en mijn sofa bedraagt méters!) moest toch op zijn minst ten dele getemperd worden. Dan is een bezoek aan de Ikea nooit ver weg. Normale families maken daar een daguitstap van: ten laatste op de middag vertrekken, twee uurtjes rondwandelen, Zweedse balletjes eten, nog een uurtje om knopen door te hakken. Niet zo wij.
Wat nu precies wel en wat niet genetisch bepaald wordt zullen we misschien nooit weten, maar het bestaan van een 'stiptheidsgen' lijkt me niet onwaarschijnlijk. Mijn moeder vertrekt steevast veel te laat naar een afspraak, om na een waanzinnige inhaalrace toch nog ruim te laat ter plaatse aan te komen; mijn broer vertrekt nog iets later, om enigszins berustend op een schandalig uur de plaats van afspraak van zijn aanwezigheid te voorzien; ikzelf ten slotte wacht steeds het allerlaatste moment af om te vertrekken, zodat ik zelden echt op tijd arriveer maar ook zelden heel veel te laat. Gezien de omstandigheden lever ik dus puik werk. Dit alles vertaalt zich naar een Ikea-bezoek als volgt: daar aankomen om 19u10 (vijf minuten voor er wordt omgeroepen dat klanten hun aankopen moeten beëindigen), in rotvaart door het winkelcomplex denderen, inderhaast wat artikelnummers op een papiertje krabbelen en vlak voor het buitengaan - aangemaand door het personeel - op goed geluk hetgeen nog leesbaar is uit de rekken grissen. Heerlijk.
Het pronkstuk van mijn ruimtevulling moest dan nog komen. Tegenwoordig slaap ik immers niet meer in een bed, maar in een heuse boxspring. Waarom dat nu precies beter zou zijn dan een regulier bed is me ook een raadsel, maar blitser is het sowieso. En ontegensprekelijk groter. Volgens mijn moeder zou de boxspring bovendien zomaar even zes steunpunten bevatten. Ook geen idee wat dat juist betekent. Voorlopig zie ik als enige pluspunt dat ik mijn slapeloosheid op een aanmerkelijk groter oppervlak kan botvieren. Ik ben me dus al nachtenlang zeer bewust van hoe majestueus ik me daar wel niet lig te slapen, waaruit nog maar eens blijkt dat elk nadeel zijn voordeel heeft.
Deze blog werd geschreven onder het motto 'een week te laat is nu ook het einde van de wereld niet, YOLO'. En daarbij, we hebben twaalf jaar lang moeten wachten, op een week zal het nu ook niet meer aankomen. Ik heb het inderdaad over de Rode Duivels, die volgend jaar naar Brazilië mogen. Niet zomaar naar Brazilië als vakantie, nee, om te werken! In sommige beroepsgroepen wordt dat effectief als iets positiefs gezien. Zeg nu nog eens dat voetballers verwende luxebeesten zijn. Voor het eerst sinds 2002 moet een keur van Belgische voetballisten in juni en (als het even meezit) juli aan de slag om zodoende ook in de zomermaanden van hun hobby hun beroep te maken. Indien zij hun ambacht naar behoren uitvoeren, zal dit resulteren in menige bal in de doelmond van de tegenstrever.
De gevolgen van deze gedegen werkethiek zullen niet te overzien zijn. Overal te lande zal zwart-geel-rood, in die specifieke volgorde, zowel de begane grond als het luchtruim van kleur voorzien. Vijftig tinten tricolore, alsof begrippen als federalisme, confederalisme en al helemaal separatisme slechts door een groot misverstand ooit aan ons land zijn toebedeeld. De grootste opstoot van belgicisme sinds de opvoering van De Stomme van Portici zal een feit zijn, de toekomst van dit land verzekerd. Zou dat eigenlijk wel mogen, dat de prestaties van elf voetballers op een grasveld de toekomst van een land bepalen? Het antwoord op deze interessante vraag, toevallig door mezelf geponeerd, is waarschijnlijk 'nee', als het al niet de hippere variant 'nope' is. Van de andere kant: de flagrante leugens van één partij hebben enkele jaren geleden nog maar het Vlaams-nationalisme gevoed, dan is een kiesintentie op basis van enkele voetbalmatchen tenminste eerlijker in zijn transparantie. Het blijft natuurlijk een idiote reden, maar heeft als bijkomend voordeel een idiotie uit het verleden teniet te doen. Meer mag je van de man in de straat nu ook niet gaan verwachten.
De lente en zomer van 2014 wordt hemels, durf ik hier al voorbarig te besluiten. Al het ongerief dat de massahysterie omtrent de Rode Duivels veroorzaakt bij Bart De Wever is hem van harte gegund. Wie bij de intrede van het koningspaar in zijn stad per se wil opvallen met leeuwtjes op de das (een 'ludieke' actie die helaas voor hem qua achterlijkheid nog overtroffen werd door Philip Dewinter, die er niks beter op vond dan met een schalkse grijns papieren Belgische vlaggetjes uit de handen van bejaarde omstaanders te grissen en vervolgens in stukken te scheuren - nu al het meest hilarische televisiemoment van het jaar), verdient niet beter dan tricolore miserie zover het oog reikt. Of hoe voetbal de belangrijkste hoofdzaak ter wereld werd.
Vandaag was een mooie dag. Om te beginnen betreft de gefêteerde dag een zaterdag, niet voor niks mijn favoriete dag van de week. De voortekenen waren dus gunstig. Maar dan moet die hele zaterdag het nog waarmaken ook. En dat deed ie gezwind, want vandaag ontdeed ik me elegant van de gemiste-penalty-dekmantel (zie de blog van 15-08-2013, nvdr). De dekmantel in kwestie was de dag voor mijn dertigste verjaardag opgetrokken met als opzet precies om de aandacht af te leiden van die dertigste verjaardag. Het enige wat ik daarvoor moest doen, was mijn onderbewustzijn het voortouw laten nemen en aldus een penalty tegen de deklat te jagen. Op die manier werd mijn slechte gevoel iets minder existentieel van aard: van "ik word oud!" naar "lap, ik mis toch nooit een penalty!?". Handig.
Met het verrassingsfeestje van twee weken geleden is er intussen een dikke streep getrokken onder alle verjaardagsperikelen. De dekmantel mocht dus hoe sneller hoe liever afgeschud worden, en dat had deze zaterdag goed begrepen. Een wedstrijd op het veld van de derde in de stand vormde de opmaat voor het herstel van de goede orde. Na een vroege 1-0-achterstand, zette ik me vol vertrouwen achter de bal en maakte er vanop de stip 1-1 van. Vroeg in de tweede helft herhaalde de procedure zich en zorgde ik vanaf elf meter voor een 1-2-voorsprong. Op de gebruikelijke manier, niet tegen lat, paal of wat dan ook, maar proper in het hoekje. Met ook nog een assist voor het slotdoelpunt had ik alles bij elkaar wel mijn aandeel in de 1-4-winst. Dat ik tussendoor bovendien tijd vond om twee onwaarschijnlijke dotten van kansen de nek om te wringen, blijft hier helaas onbesproken.
Geen dekmantel meer en een eerste onverhoopte driepunter binnen: een perfecte dag. Toch wilde ik het hier niet bij laten, de winning mood waarin ik me bevond moest en zou ten volle gesavoureerd worden. En hoe kan dat beter dan met de tombola achteraf, in de kantine? Wat velen onder jullie waarschijnlijk niet weten, is dat ik een zeer verdienstelijk tombolaspeler ben. Ettelijke prijzen heb ik hierbij al in ontvangst mogen nemen, gaande van douchegel tot een dvd die niemand wilt zien. Dat ik vandaag alweder de tegenstand op een hoopje zou spelen, leek me van bij het begin een vaststaand feit. Zowel mentaal als fysiek voelde ik me top. Het enige wat er dan nog nodig is, zoals trouwens bij elke vorm van sport en spel, is een beetje geluk. Die combinatie van talent, paraatheid en (het afdwingen van) geluk leidde er uiteindelijk toe dat van mijn vier tombolabiljetten er twee succesvol bleken. Een kilo speculaas en een nietjesmachine rijker, laat nu nog eens iemand zeggen dat ik een loser ben!
De plannen voor afgelopen weekend waren in steen gehouwen. Vrijdagavond zou ik het rustig houden op een door een vriend georganiseerde 'zware bierenavond', zaterdag zou ik bij het krieken van de dag (omstreeks 10 uur) mijn broer gaan helpen met de verbouwing van zijn huis. Zaterdagavond vervolgens naar een huwelijk van een collega en zondag josdag. Mijn vrienden beslisten daar echter anders over, door mij te verrassen met een kater van jewelste op zaterdag. Nu ja, theoretisch gezien bevindt er zich nog een tussenstation tussen de verrassing en de kater. Praktisch gezien echter allerminst.
Alvorens ons aan de zware bieren over te leveren, werd beslist om een hapje te gaan eten en zo in een goeie fond te voorzien. Nadat de laatste tapas was binnengespeeld (ja, wij zijn een hip en trendy volkje) werden de plannen lichtelijk aangepast: er zou een petieterige tussenstop volgen op een feestje boven het Rock Café, we hadden tenslotte nog een half uur te doden. Nadat ik de laatste trede richting feestzaal bestegen had, rieper er iemand 'Surprise!', werd er volop in het rond getoeterd en zag ik in een waas enkele bekende gezichten. Ik glimlachte verrast, klapte in de handen en bedankte elkeen voor dit geweldige idee. Nee dat is niet waar. Ik stond als versteend voor mij uit te koekeloeren, kon niet echt een officieel erkend woord uitbrengen en zag er in het geheel uit als een snul. Een snul van 30 jaar die zijn emoties duidelijk niet had klaargestoomd voor een eventueel verrassingsfeestje.
Ter mijner verdediging, want op dat punt zijn we nu toch stilaan beland, moet gezegd dat mijn verjaardag intussen alweer een dikke maand achter mij ligt. Zonder al te veel poespas heb ik de introductie van de grote '3' verdrongen. Vandaar dat ik in feite te verrast was om enige verrassing voor te wenden bij deze onverhoedse herontdekking van de rauwe realiteit. Het heeft enkele pinten geduurd om doordrongen te worden van wat er gaande was. Nadien volgde de fase van het relatieve besef, die echter snel weer werd ingeruild voor een almaar toenemende mate van dronkenschap. Alles wat een verrassingsfeestje plezant maakt kwam nu tot zijn recht, eens bekomen van de shock en na mezelf vergewist te hebben van de toestand van mijn haar (mijn zesde zintuig had me enkele uren eerder in de kappersstoel doen belanden). Het 'rustig houden' op vrijdagavond lukte uiteindelijk niet. In plaats daarvan ging ik als een zeer gelukkige mens slapen en schipperde ik de volledige zaterdag als een wrak tussen opstaan en eeuwig blijven liggen. Alcohol draagt, zoals alle goeie dingen des levens, de ambivalentie in zich.
Dag 2 en 3 van het mountainbiken verliepen voorspoedig. Voorspoedig in de zin van: we kwamen aan op de gewenste bestemming. Zoek er vooral niet meer achter, dat zou te veel eer zijn voor onze stuk getrapte lijven. Slechts ternauwernood bereikten we Fort William, waar - dat zal je altijd zien - de voornaamste bezienswaardigheid de 1344 meter hoge berg Ben Nevis is. Alsof de duivel ermee gemoeid is, is het zo'n berg die je best beklimt om 'm ten volle te ervaren. Hij staat daar in feite alleen maar om een uitzicht te kunnen bieden over de rest van de Highlands. Gewoon van ver ernaar kijken wordt niet in de reisgids gepropageerd - leuke bezienswaardigheid is me dat.
Veel anders zat er dan ook niet op dan op dag 4 de wandelschoenen aan te trekken. Omdat we slecht weer voorvoelden, besloten we wel eerst enkele zonnige uren te laten passeren, om dan in de late namiddag aan de wandeling te beginnen. Helaas sloeg het weer om na goed anderhalf uur klimmen. De zon maakte plaats voor grijze wolken en koude regen, waardoor wij genoodzaakt waren het klimmen in te ruilen voor het dalen. Op zulke randomstandigheden heb je nu eenmaal geen vat. Desalniettemin nam iedereen vrede met het half bedwingen van Ben Nevis. Half werk met een excuus is natuurlijk haast even goed als heel werk. Eindelijk konden we de trein op richting Glasgow, waar sport bij uitstek een passieve bezigheid is.
De bestaansreden van onze Schotland-trip was tenslotte daar terug te vinden. Hampden Park in Glasgow, het schouwtoneel van Schotland - België. Onze Rode Duivels raasden met de vingers in de neus over de gastheer. Het obligate 'bloed, zweet en tranen' hadden ze duidelijk aan bepaalde supporters uitbesteed. Graag gedaan wel. Mocht de match zelf door dit grootse gemak niet echt memorabel zijn, het feestje achteraf maakte veel goed. Met dank aan de Schotten. Ze beschikken over een zeer zwak voetbalelftal, maar koppelen op een eigenaardige manier een onwrikbare fierheid over hun identiteit aan een ongeëvenaarde lankmoedigheid. Niet alleen kwamen ze in groten getale hun bewondering uiten over de Rode Duivels en hun fans, ook bij het boemelen in de latere uren en zelfs dagen lieten ze zich niet onbetuigd. In die mate zelfs dat in de nacht van zaterdag op zondag, even na sluitingsuur, meer Schotten dan Belgen op straat stonden te dansen, onderwijl dingen scanderend zoals 'Waar is da feestje, hier is da feestje!'. Rare jongens die Schotten, maar een overwinning claimen kunnen ze wel.
Dat onze Rode Duivels vorige vrijdag zijn gaan winnen in Schotland is ondertussen genoegzaam bekend. Minder geweten is dat Tsigalko en vier anderen de gelegenheid te baat namen om een week lang dit prachtige land te verkennen. En hoe kan dat beter dan met de mountainbike? Wel, achteraf gezien zijn er waarschijnlijk vele manieren waarop dit beter kan dan met de mountainbike. Niet dat de mountainbike het eeuwig glooiende Schotse landschap geen eer aandoet. Integendeel zelfs, eerder iets te veel eer. De 117 km lange tocht van Inverness naar Fort William was op papier een uitstekende gelegenheid om een impressie te krijgen van de befaamde Highlands. In de praktijk bleek de impressie helaas meer op de ledematen dan op de ogen toegespitst te zijn. Rekening houdend met het feit dat er visueel volop te genieten viel van de schilderachtige groene heuvels en de blikkerende wateren, betekent dat dus dat onze benen hard hebben afgezien.
117 km is natuurlijk niet niks. Zelfs gespreid over drie dagen, zoals wij hebben gedaan, is het nog steeds niet niks. Om daarachter te komen, hadden we nauwelijks enkele kilometers nodig. Dag 1 had nog niet goed een aanvang genomen, of we kregen een ellenlange, zich steeds door het weidelandschap voortslepende klim aangeboden. Het was dag 1 en ruw geschat kilometer 2, dus haantjesgedrag was niet veraf. Ieder van ons klemde de kiezen op elkaar en martelde de pedalen zolang als mogelijk. Nabij ruw geschat kilometer 3 stonden we boven op de top, diep over onze kaders gebogen, met zweet dat het stadium van het druppelen achter zich had gelaten en zich het gutsen eigen had gemaakt. De komende 114 kilometers zouden vast niet vanzelf gaan, was de overheersende conclusie.
De enige afleiding de eerste dag schuilde in het naburige Meer van Loch Ness. Althans, ik denk toch dat het daar schuilde. Telkens wanneer ons pad een aanblik bood op het meer, keek ik onwillekeurig rond of er toevallig geen Monster te bespeuren viel. Toevallig niet, zo bleek. Ofwel had Nessie net andere verplichtingen dan aan het oppervlak komen, ofwel heb ik toch niet goed gekeken. Het moet een van de twee zijn. De mountainbiker, hij ploegde in elk geval voort. De zadelpijn deed zijn intrede, de energie zijn uittrede, en tot overmaat van ramp werden de laatste kilometers van de openingsdag gekleurd door twee lekke banden. Gezien de ontoereikendheid van de fietspomp, zat er niks anders op dan ook de biceps tot het uiterste te teisteren. Geen ledemaat bleef gespaard. Pompen en verzuipen met andere woorden, het is niet langer een of/of-verhaal.