ARS AMATORIA (Publius Ovidius Naso) ca. 2 vóór Christus
[Tekstedities: J.H. Mozley (ed./vert.), Ovid in six volumes # II : The Art of Love and other poems, with an English translation. The Loeb Classical Library deel 232, Harvard University Press-William Heinemann Ltd, Cambridge (Massachusetts)-Londen, 1985 (1ste druk: 1929), pp. 11-175 = Ars amatoria ed. 1985.]
[Micha Kat (vert.), Ovidius. Minnekunst [Ars amatoria]. Vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien. Ambo-Klassiek, Ambo, Baarn, 1993 = Ars amatoria ed. 1993.]
In all he wrote, Ovid sought only to amuse or entertain, but though he was not a serious author like Vergil, he was popular all through the Middle Ages and extremely influential on the poets and painters of the Renaissance, zegt The Readers Companion to World Literature [ed. 1973, p. 385] over de Romeinse dichter Publius Ovidius Naso (43 v. Chr. 17/18 n. Chr.). Micha Kat [ed. 1993, p. 7] verklaart het luchtige en ongedwongen karakter van Ovidius teksten vanuit de relatief vredevolle en voorspoedige periode waarin hij leefde: na de slag bij Actium in 31 vóór Christus was er een einde gekomen aan de burgeroorlogen en de oorlog bleef verder beperkt tot de verafgelegen grenzen van het Romeinse wereldrijk. Bovendien stamde Ovidius uit een welgesteld geslacht en was hij in staat nee te zeggen tegen de ambtelijke carrière die zijn vader voor hem gewenst had om zo zijn volle aandacht te wijden aan een loopbaan als auteur.
Kat [p. 9] signaleert ook dat de meeste specialisten het erover eens zijn dat de Ars amatoria het beste werk van Ovidius is (ofschoon de Metamorphoses ongetwijfeld bekender is). De Ars amatoria (Liefdeskunst) werd door Ovidius geschreven rond zijn veertigste levensjaar (2 vóór Christus). Het is een uit elegische disticha (opeenvolgende combinaties van hexameters en pentameters) samengesteld leerdicht over liefde en erotiek dat bestaat uit drie onderdelen of libri (boeken). De originaliteit van de tekst bestaat uit de combinatie van een typisch poëtische vormgeving, het genre van het leerdicht (dat traditioneel diende om te schrijven over landbouw, jacht, scheepvaart enzovoort) en een onderwerp (de liefde) dat normaal voorbehouden was voor de lyriek.
In het eerste boek krijgen de mannen te horen waar ze een geschikt meisje moeten vinden en hoe ze haar moeten versieren. Naar verluidt zijn er in Rome op het forum, in het theater, in het sportstadion (circus), op feesten en tijdens evenementen duizenden meisjes, jonge vrouwen en rijpere dames te vinden die allemaal openstaan voor een liefdesrelatie, maar de man moet wel het initiatief nemen. En zelfs al laat de dame in kwestie je een blauwtje lopen (wat zelden voorkomt), toch is elke vrouw blij met de aandacht die ze krijgt: Ergo age, ne dubita cunctas sperare puellas (aan de slag dus, en twijfel er niet aan dat je bij alle meisjes een kans maakt) [I.343]. Het beste is eerst het vertrouwen van het dienstmeisje te winnen (maar ga er liefst niet mee naar bed, want je weet niet waar dat eindigt), en zij zal je dan bij haar meesteres onder de aandacht brengen. Wacht vervolgens het juiste moment af: vermijd bijvoorbeeld haar verjaardag, want dan moeten er geschenken worden gegeven. Nochtans vinden vrouwen altijd wel middelen om van hun vriend geld en cadeautjes los te krijgen. Haar veel beloven in liefdesbriefjes kan echter geen kwaad, duik vaak in haar buurt op en verzorg jezelf goed. Doe op feestjes alsof je dronken bent, dan kan je je gemakkelijker intieme conversaties veroorloven en in de drukte na het feest, als iedereen weggaat, kan je opnieuw contact met haar zoeken en haar verliefd toespreken. Valt zij niet meteen voor jou, dan kunnen tranen helpen (maak eerst je handen nat en raak dan je ogen aan). Probeer haar te overreden en te zoenen, en al lijkt ze aanvankelijk onwillig, de meeste vrouwen houden er wel van om stevig aangepakt te worden. Lukt het toch niet, laat dan een tijdje de zaak rusten: vrouwen willen wat wijkt, en wat aandringt, haten ze. Let verder op wat je aan je vrienden vertelt over je lief, want het zijn kapers op de kust en ten slotte: geen enkel meisje is gelijk en duizend vrouwen vragen duizend verschillende methoden.
In het tweede boek kunnen de mannen leren hoe ze een veroverde liefde moeten bestendigen. Uiterlijke schoonheid vergaat snel, maar een sprankelende geest niet. Leg je toe op de vrije kunsten, leer goed Latijn en Grieks en wees steeds een vlotte prater. Odysseus was geen knappe kerel, maar wel rad van tong en twee zeegodinnen werden smoor op hem. Vermijd ruziemaken (dat is iets voor gehuwden) en als zij toch vervelend doet, verdraag dat dan, later draait ze wel bij. Geef haar altijd gelijk, ga mee met haar oordelen en visies en laat haar winnen bij spelletjes. Wees vriendelijk tegenover haar personeel (van slaven en slavinnen) en geef haar liever kleine dan grote cadeaus. Liefdesgedichtjes staan bij vrouwen niet erg hoog in aanzien, maar ze zijn er toch blij mee. Doe verder alsof zij het voor het zeggen heeft en prijs voortdurend haar aantrekkelijke uiterlijk, zelfs al meen je het niet. Als ze ziek is, vertroetel haar dan. Verlaat haar een tijdje, om meer spanning in de relatie te brengen, maar blijf niet te lang weg, of haar liefde zal verdwijnen. Maak gerust een slippertje, maar zorg dat het niet uitkomt. Gebeurt dat toch, maak haar dan jaloers door twijfel in haar hart te zaaien (maar overdrijf hierin niet te veel). Liefde is lijden: probeer zelf niet jaloers te zijn als zij naar anderen lonkt en laat haar maar geheimpjes hebben. Probeer haar zeker niet te betrappen bij overspel, want dat drijft jullie uit elkaar. Snoef niet over je liefdesavontuurtjes en confronteer je lief niet met haar gebreken. Vraag nooit naar haar leeftijd, oudere vrouwen zijn overigens veel ervarener in het liefdesspel. Als jullie naar bed gaan, ga dan niet overhaast te werk, streel haar waar ze het graag heeft en probeer een simultaan orgasme te bereiken. Als je elk moment betrapt kan worden, moet je echter je paard de sporen geven.
In het derde boek (dat pas later aan de eerste twee boeken is toegevoegd) richt Ovidius zich vervolgens tot de meisjes. Hij maant hen aan niet te wachten met de liefde tot zij oud en versleten zijn. Vrouwen moeten geen hoeren zijn, maar ze moeten wel profiteren van het leven en niet neen zeggen tegen de liefde. Kleding en haardracht moeten verzorgd zijn en vrouwen moeten zich opmaken, maar niet als de man het ziet. Lichamelijke gebreken moeten gecamoufleerd worden. Lachen, spreken en lopen moeten op gepaste wijze gebeuren. Met mooie zang kunnen vrouwen harten verleiden en meisjes moeten veel spelletjes kennen, want spelletjes leiden tot contacten. Meisjes en vrouwen moeten gezien worden: kom dus veel buiten, want onbekend is onbemind. Mannen houden niet van opvliegende of droevige vrouwen. Vooral dichters weten hoe ze een vrouw moeten beminnen, maar jonge knapen en rijpere mannen moeten op verschillende wijzen gestrikt worden. Zeg niet te vlug ja, maar wijs de man van je keuze af en toe eens af. Laat hem aanvankelijk denken dat hij de enige is, maar maak hem later jaloers door over een rivaal te praten. Omzeil je bewakers, onder meer door het schrijven van briefjes met melk of nat vlas (met kool worden de letters later leesbaar). Zwijg over je lief tegenover je vriendinnen en palm je vriend in door extra verliefd te doen. Gedraag je beschaafd aan tafel. Als jullie naar bed gaan, kies dan het standje dat bij je past (kleine vrouwen best boven, vrouwen met brede heupen zitten best op hun knieën) en simuleer desnoods een orgasme (maar doe dit goed, zodat je niet door de mand valt).
Volgens Kat [p. 11] mag de Ars niet beschouwd worden als een echt leerboek over de liefde: naar verluidt zou Ovidius het geheel bedoeld hebben als een parodie, waarin de draak wordt gestoken met literaire conventies, met de staatsgodsdienst en met de politiek van de toenmalige keizer Augustus. Eerlijk gezegd, geloof ik daar weinig van. Toen Ovidius de Ars schreef, was hij reeds twee maal gescheiden, maar bij zijn derde vrouw had hij het grote geluk gevonden. Hier is dus een man van in de veertig met de nodige ervaring aan het woord en ofschoon de Ars hier en daar wel wat humor bevat, zie ik niet in waarom Ovidius zijn adviezen niet ernstig zou gemeend hebben.
Wel merkwaardig is dat Ovidius in 8 na Christus door Augustus verbannen werd naar het plaatsje Tomi aan de Zwarte Zee, in het huidige Roemenië (de Romein maakt er overigens het beste van: hij leert de plaatselijke taal, verkrijgt van de half-barbaarse inwoners respect en vrijstelling van belastingen, en sterft er tien jaar later). In één van zijn latere geschriften wijt Ovidius zelf deze maatregel aan een gedicht en een vergissing. Over welke vergissing het hier gaat, blijft onduidelijk, maar met het gedicht wordt ongetwijfeld de Ars amatoria bedoeld, die in de ogen van Augustus zou aangezet hebben tot overspel. In dit opzicht is Ovidius inderdaad nogal dubbelzinnig. In zijn proloog stelt hij dat hij nergens zal aanzetten tot verkeerde dingen [I.34] en elders heet het dat getrouwde vrouwen in deze verzen niet aan bod komen [II.600], maar op andere plaatsen blijkt dan weer het tegendeel: Ovidius spoort zijn mannelijke lezers aan in de smaak te vallen bij de echtgenoot van hun vriendin [I.579-580], hij pleit Helena en Paris vrij van schuld en noemt Menelaos een idioot omdat hij de kat op het spek heeft gebonden [II.359-372], hij verwijt aan Apollo dat hij aan Vulcanus het overspel van diens vrouw Venus met Mars heeft bekendgemaakt [II.573-576] en leert de vrouwen trucjes om hun echtgenoten te verschalken [III.611 e.v.]. Augustus had dus blijkbaar een punt, met andere woorden.
Een interessantere kwestie is nochtans wat wij uit Ovidius liefdeslessen anno nu nog steeds kunnen leren. Dat je als man het initiatief moet nemen, dat praktisch elke vrouw graag aandacht krijgt van mannen die haar aantrekkelijk vinden en dat je naar buiten moet komen, als je de liefde zoekt, zijn voor de hand liggende dingen van alle tijden. Iets minder vanzelfsprekende wetenswaardigheden die wij echter vanuit onze eigen ervaring kunnen bevestigen, zijn: vrouwen worden graag wat naar de mond gepraat en staan veel meer dan mannen open voor vleierij (in verband met hun uiterlijk, vaardigheden en gedrag), zich te veel opdringen is niet goed (beter is wat bakzeil te halen en zelfs wat jaloezie te kweken), en mannen zijn afkerig van bazige en/of klagerige vrouwen.
Over het algemeen blijkt wel dat in de Ars amatoria geen grote geheimen of wereldschokkende nieuwigheden worden verteld, zeker niet als het gaat om de pure seks (die in de passages op het einde van Boek II en III aan bod komt: man en vrouw moeten samen klaarkomen, kleine vrouwen moeten bovenop zitten, vrouwen faken wel eens orgasmes). Daar staat tegenover dat Ovidius wel degelijk een aangenaam (maar toegegeven: nooit erg diepgravend) verteller is, en af en toe hebben wij toch een passage aangetroffen die recht uit het hart gegrepen is. Bij één van deze passages blijven wij wat langer stilstaan, wat ons meteen de gelegenheid biedt iets meer te zeggen over de vertalingen die wij lazen.
Op het einde van boek II [II.683-692] lezen we de volgende tien verzen:
Odi concubitus, qui non utrumque resolvunt; Hoc est cur pueri tangar amore minus. Odi quae praebet, quia sit praebere necesse, Siccaque de lana cogitat ipse sua. Quae datur officio, non est mihi grata voluptas: Officium faciat nulla puella mihi. Me voces audire iuvat sua gaudia fassas, Quaeque morer meme sustineamque rogent. Aspiciam dominae victos amentis ocellos: Langueat, et tangi se vetet illa diu.
Letterlijk staat hier:
Ik haat de paringsdaad die niet de beide partners in extase brengt; Dat is waarom ik minder graag geraakt wordt door de liefde voor een knaap. Ik haat de vrouw die geeft, omdat ze moet geven, En die zelf totaal niet opgewonden aan haar wol denkt. De wellust die verplicht gegeven wordt, is mij onaangenaam: Laat geen meisje zich tegenover mij tot iets verplicht voelen. Het geeft mij genot stemmen te horen die getuigen van plezier En die mij vragen te vertragen en vol te houden. Ik wil de overwonnen ogen van mijn verdwaasde minnares zien: Ik wil dat ze uitgeput is, en lange tijd niet wil aangeraakt worden.
Je kan nu zulk een passage in proza of in verzen vertalen. Een prozavertaling is natuurlijk het makkelijkst, maar al is het onmogelijk het klassieke Latijnse metrum in een moderne taal te imiteren, een groot gedeelte van de lyrische kwaliteiten van het origineel gaat op die manier compleet verloren, zoals onder meer het geval is in de modern-Engelse prozavertaling van J.H. Mozley in de Loeb Classical Library-reeks:
I hate embraces which leave not each outworn; that is why a boys love appeals to me but little. I hate her who gives because she must,a nd who, herself unmoved, is thinking of her wool. Pleasure given as a duty has no charms for me; for me let no woman be dutiful. I like to hear the words that confess rapture, that beg me hold back and stay awhile. May I see my mistress in a frenzy, with eyes that confess defeat; may she be languid, and long refuse to be embraced.
Voor zijn modern-Nederlandse vertaling heeft Micha Kat gekozen voor verzen, die ten eerste zoveel mogelijk parallel lopen met de originele verzen, en ten tweede sporadisch rijmen (men begrijpe: wanneer dat niet te moeilijk uitviel). Het eerste lijkt ons ten zeerste aangewezen, het tweede komt bijzonder slapjes over (al signaleert Kat terecht ook dat een volledig rijmende vertaling het Latijn té veel geweld zou moeten aandoen). In het fragment dat wij uitkozen, is dit regelmatig gebruik van rijm, met name in passages die extra nadruk verdienen [ed. 1993: 13] toevallig afwezig, maar men kan zich ook zo wel het bizarre van zulke plots rijmende verzen levendig voorstellen:
Ik haat de daad als beiden niet samensmelten in extase: Daarom voel ik niet zoveel verlangen naar een jongen. Ook haat ik de vrouw die geeft omdat ze geven moet En ondertussen koeltjes denkt aan de wol die ze moet spinnen. Ik hou niet zo van lust die ontspruit aan plichtsbesef: Geen enkel meisje hoeft haar plicht te doen voor mij! Ik hou ervan haar stem te horen die het uitschreeuwt van genot En mij vraagt om te vertragen, om me niet te laten gaan! Ik wil mijn amechtig meisje in de verloren ogen zien, Als ze uitgeput terneerligt en zich lang niet strelen laat.
Men merkt: een vertaling in verzen komt authentieker over dan een prozavertaling, maar déze verzenvertaling komt toch nog wat stroef over (in andere passages is dat overigens nog duidelijker het geval dan in de hier geciteerde). De ideale vertaling lijkt ons dus een zo vlot mogelijke versvertaling, die nauwgezet de structuur van de originele verzen volgt. Eventueel (maar dat gaat veel moeite kosten) zou men de vertaalde verzen (maar dan wel allemààl) kunnen doen rijmen, om enigszins het verlies aan metrum en klanken te compenseren. Wij zouden de hier besproken passage als volgt vertalen:
Ik heb een afkeer van de paringsdaad die niet de beide partners in extase brengt: Dat is waarom de liefde voor een jongen mij maar weinig zegt. Ik heb een afkeer van de vrouw die zich geeft omdat het moet, En ondertussen zelf onbewogen aan haar wol te denken ligt. Ik hou niet van de wellust die als een plicht geschonken wordt: Geen meisje moet zich tot iets verplicht voelen voor mij. Het windt mij op te luisteren naar woorden die getuigen van genot, Die mij vragen om even in te houden en dan weer door te gaan. Ik wil mijn minnares in trance zien met wegdraaiende ogen En laat haar daarna loom zijn, en lang weigeren om zich te laten nemen.
Hoe waar overigens, deze kleine wellustige wijsheid: niets is opwindender en potentie-opwekkender voor een man dan de vrouw die hij berijdt, onder zijn ogen te zien trillen van genot, terwijl zij hem smeekt om asjeblief niét klaar te komen en de roes nog veel langer te laten duren. Vaststellingen als deze horen wij dolgraag uit de mond van een oude Romein, maar in de Ars amatoria komen wij ze veel te weinig tegen naar onze zin.
Kort na de Ars amatoria schreef Ovidius overigens de Remedia amoris, waarin hij uitlegt hoe je van een verliefd meisje kunt afraken en hoe je een ongelukkige liefde te boven kunt komen. Ook dat werkje zullen we binnenkort nog eens herlezen en bespreken.
Quotering: 3,5 (25/08/01)
Juan Luis Vives (zestiende-eeuwse humanist) over de Ars amatoria:
Volgens mij werd er niemand ooit meer terecht verbannen dan Ovidius Naso, als hij inderdaad verbannen werd omwille van de Ars Amatoria. Ook anderen hebben wellustige en oneervolle dingen bezongen, maar deze getalenteerde vakman herleidde de liederlijkheid tot regels en voorschriften asjeblief, een meester van de onkuisheid en een publieke bederver van de nationale zeden.
[De institutione feminae christianae ed. 1996: 6 (regels 1-5) (Boek I, Praefatio, par. 3)]
|