Onnozele kinderen (A.M. de Jong) 1927
[in: A.M. de Jong, Merijntje Gijzens Jeugd en Jonge Jaren. Nederlandse Boekenclub, Den Haag-Antwerpen, z.j., pp. 269-400]
Het derde deel van de Merijntje Gijzen-cyclus en deze keer is de volwassene die Merijntjes leven tijdelijk beheerst, de dorpsidioot Fons, een boom van een kerel maar met het verstand van een vijfjarig kind. Merijntje neemt hem in bescherming als de dorpsjeugd Fons pest maar omgekeerd gebeurt dat ook: wanneer Fons en Merijntje aangevallen worden door een gevaarlijke hond smijt Fons de hond dood tegen een boom. Tussendoor blijkt dat Merijntje het niet zo goed kan vinden met de nieuwe pastoor en vooral niet met diens beeld van een wrekende en strenge God. De plots weer opgedoken Flierefluiter moet Merijntje uit een diep dal halen, nadat de pastoor tijdens de catechese heeft gezegd dat Merijntje een instrument in de handen van God was om de Kruik te verraden.
Andere episodes in deze roman, die duidelijk een stuk minder sterk gestructureerd is dan de twee vorige, draaien rond de vader en oudere broer van Merijntje die hun job op een fabriekje verliezen ten gevolge van het conflict tussen hun baas en diens zoon, rond het moeten meehelpen van Merijntje bij het zware oogstwerk en rond het slachten van een varken op dezelfde dag dat Merijntjes moeder bevalt van een doodgeboren kind. De relatie tussen Merijntje en Fons verslechtert als deze laatste te veel oog begint te krijgen voor de meisjes en te veel tijd doorbrengt bij een jonge weduwe met een slechte reputatie. Het eindigt ermee dat Fons een meisje verkracht en naar de gevangenis moet. De epische kracht komt zeer dicht in de buurt van het nulpunt, noteerde W. de Geest een beetje overdreven naar aanleiding van dit derde deel [Boekengids, jg. 43, nr. 4 (mei 1965), p. 186].
Quotering: ***
[explicit 16 juni 2017]
|