Majoor Aebis overgave (Gianluigi Melega) 1996
[Roman (vertaald door Edwin Krijgsman), Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam-Antwerpen, 1999, 184 blz. (origineel Italiaans: Il maggiore Aebi, Milaan, 1996)]
De ik-verteller (een journalist en schrijver) ontmoet in Locarno een oude Zwitserse majoor die hem een ongepubliceerd manuscript toevertrouwt. Pas na een jaar vindt de ik-verteller de tijd om de tekst te lezen: het blijkt een autobiografie te zijn van de majoor die na de dood van zijn vrouw nog welstellender werd dan hij al was en dat geld gebruikte om vrouwen en later ook jonge meisjes te verleiden tot gevorderde vormen van seksualiteit. De majoor werd omwille van zijn uitspattingen veroordeeld tot een jarenlange gevangenisstraf. Wanneer de ik-verteller terug contact wil opnemen (want om een of andere nergens echt duidelijk wordende reden voelt hij zich erg verwant met Aebi), blijkt de majoor ondertussen overleden te zijn. De ik-verteller besluit het manuscript uit te geven en er zijn eigen aantekeningen aan toe te voegen, en dat is dus zogenaamd dit boek.
De roman bevat logischerwijze een aantal erotische en zelfs perverse scènes (gaande van exhibitionisme over anale seks tot orgietjes met drie vrouwen, waaronder een lesbienne, tegelijk), maar opwindend is het allemaal niet, het is zelfs nauwelijks pikant te noemen. De boodschap die achter het geheel zit, bestaat uit een aanklacht tegen de hypocriete burgerlijke maatschappij die de seksuele driften op tegennatuurlijke wijze onderdrukt. Zo lezen we op de bladzijden 122-123: Ik ben er nooit achtergekomen of de majoor het doel bereikte dat hij zichzelf bij die gesprekken gesteld had: laten zien dat alle mensen, als ze zich in dezelfde omstandigheden van ongebondenheid en welstand hadden bevonden als hij, min of meer hetzelfde zouden hebben gedaan, of nog erger, en dat de straf die hem was opgelegd dus een uiting van schijnheilige naijver was, iets wat veelvuldig in deze kleinburgerlijke maatschappij, waar men krampachtig vasthoudt aan uiterlijke vormen om allerhande onvervulde seksuele wensen te verhullen waaraan men zich, als de omstandigheden het mogelijk maakten, ongebreideld zou overgeven.
Het verhaal kondigt zich veelbelovend aan: een weduwnaar die plots over een grote hoeveelheid geld en tijd beschikt en het besluit neemt om allerlei dingen te gaan doen op erotisch gebied die normaal niet tot de mogelijkheden behoren. Wat gaat dàt worden, denkt de lezer(es) wellustig. Melega (en zijn anonieme ik-verteller) proberen er bovendien de spanning in te houden door voortdurend te suggereren dat de escapades van de majoor in stijgende lijn zijn gegaan, zonder daarbij aanvankelijk de reden weg te geven waarom de majoor uiteindelijk veroordeeld werd.
Gaandeweg blijkt echter dat deze roman in twee opzichten faalt. De uiteindelijke climax (het antwoord op de vraag: wàt deed die majoor jarenlang achter de tralies belanden?) wordt heel slecht gebracht: ergens tussendoor (in hoofdstuk 11, er zijn in totaal 17 hoofdstukken en een epiloog) en het blijkt dan te gaan om tienermeisjes die lingerie moeten showen voor de supermarkt die de majoor van zijn vrouw geërfd heeft, en die dan door de majoor (mét toestemming van de met geld gesuste moeders) bepoteld worden. Naar een climax wordt dus niet echt toegewerkt en de lezer(es) blijft zich afvragen waaróm die majoor nu eigenlijk precies veroordeeld werd. Om maar te zeggen: de plot overtuigt niet.
Bovendien trachten Melega en zijn ik-verteller de erotische passages op een hoger niveau te tillen door het verhaal te doorspekken met brede filosofische en cultuurhistorische beschouwingen, of beter gezegd: wat daar moet voor doorgaan. Want Melega ontbeert manifest het talent om die mengeling van erotiek en filosofie (overigens niet het enige dat in dit boek afgekeken is van de Markies de Sade) tot een bevredigende esthetische vorm te kneden. Naar het einde van de roman wordt het zelfs ronduit gezeur. Op pagina 166 lezen we: Wat de tweede aanging werd ik me ervan bewust dat ik het einde naderde van een onderneming die vele maanden geleden in een tuin in Locarno was begonnen, toen ik had toegezegd om het manuscript van de majoor te lezen, en die gaandeweg een onderzoek was geworden naar de menselijke psyche, naar de zin van het leven, naar de misère en grandeur van het menselijk tekort, naar de tot mislukken gedoemde zoektocht van de mens naar onsterfelijkheid. Hela, niet overdrijven, denkt de lezer(es) op dat moment, want Majoor Aebis overgave is heel wat minder diepgaand en interessant dan hier langs de neus weg gesuggereerd wordt.
Quotering: **1/2
[explicit 27 juli 2000]
|