ZEIK EN DE MOORD OP DE POETSVROUW VAN HUGO CLAUS
(Herman Brusselmans) 2015
[Roman, Prometheus, Amsterdam, 2015, 192 blz.]
Het tweede boek dat Brusselmans schrijft rond de Gentse politie-inspecteur Zeik, zijn commissaris Übertrut en zijn drie collegas El Bazaz, Compas en Broekgat. En net zoals de vorige keer is het opnieuw knuddige kneuterigheid alom. De poetsvrouw van Hugo Claus is vermoord (het verhaal speelt in 1961), maar van een echte whodunit is natuurlijk geen sprake. De vier inspecteurs modderen maar wat aan, dagenlang volgen we hen op het werk en thuis (als ze niet samen zijn, worden hun wederwaardigheden één voor één apart besproken) en uiteindelijk komt de oplossing van de moordzaak weer totaal uit de lucht gevallen. Men zou misschien het een en ander kunnen verwachten van de manier waarop Hugo Claus in het verhaal betrokken wordt, maar dat is valse hoop, hoor.
Het is allemaal bedoeld als amusementsliteratuur en het leest dan ook erg vlotjes, maar werkelijk humoristisch is het niet, de scabreuze en scatologische details vliegen je rond de oren (dat lijkt tegenwoordig bij wel meerdere auteurs een must te zijn) en na lezing blijf je met een gevoel van leegheid zitten. Je hebt ook de sterke indruk dat het hier gaat om snelsnel maakwerk. Dat op bladzijde 91 te lezen staat: En bij jij zo bijdehand dat je nooit iets vergeet? (bij in plaats van ben) kan je nog op rekening van de zetduivel schrijven. Maar dat op pagina 190 de moordenaar nu eens op kamer 124 van een ziekenhuis ligt en enkele regels verder op kamer 121, is toch ronduit slordig. Nochtans zijn er blijkbaar mensen die boekjes als dit kopen. Zou geen onaardig idee zijn voor een luchtig item in een deftig boekenprogramma op de televisie: laat eens een paar van die Brusselmans-klanten komen vertellen waarom precies ze hun centjes besteden aan wegwerplectuur. De antwoorden zouden misschien nog verrassend kunnen zijn, wie weet.
Quotering: **
[explicit 1 november 2015]
|