DE GEDACHTE VAN DE DAG : De kritiek als muurbloempje
Gisteren op televisie Marieke, Marieke bekeken, de debuutfilm van de Belgische cineaste Sophie Schoukens uit 2010. Het is een vast niet onaardige, maar ook verre van volmaakte prent waarop het nodige valt te beknibbelen. In het Vlaamse filmtijdschrift Filmmagie [nr. 611, januari 2011, p. 41] werd deze film gerecenseerd door Freddy Sartor in drie kolommetjes, samen minder dan een halve pagina. Het valt op dat Sartors bespreking zeer welwillend en tevens nogal wollig is. De enige momenten waarop de recensent iets laat horen van een kritische evaluatie, is wanneer hij de woorden boeiend langspeelfilmdebuut en fijnbesnaard meisjesportret gebruikt. Duidelijk is in elk geval dat Sartor niet veel te beknibbelen heeft op Marieke, Marieke.
In datzelfde nummer van Filmmagie verschijnt op de bladzijden 38-40 een uitgebreid interview met Sophie Schoukens, afgenomen op 13 augustus 2010 door diezelfde Freddy Sartor. Op het einde van dat interview komt de aap uit de mouw. Op Sartors vraag waar en wanneer Schoukens de filmmicrobe heeft opgeraapt, antwoordt zij: Tijdens mijn humaniora in het Maria Boodschap Lyceum in Brussel hadden wij filmforum van Freddy Sartor (
), elk jaar drie films. Voor mij waren dat momenten van ongelooflijke emotie. En prachtige films waarmee ik heb kunnen kennismaken: Deutschland, Bleiche Mutter van Helma Sanders-Brahms, La Pelle van Liliana Cavani, Apocalypse Now van Coppola, Antonioni enz. Ik herinner me die films nog en ook de besprekingen in de klas achteraf. Ik was daardoor gefascineerd. Daar heb ik de passie opgedaan, ik zweer het! Einde interview.
Maar hola! Die Sophie Schoukens is dus een oud-leerlinge van Freddy Sartor. Zou het wellicht daardoor komen dat zijn recensie van Marieke, Marieke (de enige recensie die in Filmmagie verscheen) zo welwillend-positief is uitgevallen? Filmmagie publiceerde indertijd ook elke maand een zogenaamde Gewikt-pagina, waarop alle Vlaamse filmrecensenten via een aantal opgestoken duimpjes hun mening over de nieuwe films van die maand te kennen geven. In het bewuste januarinummer en in het daaropvolgende februarinummer geeft Sartor aan Marieke, Marieke drie opgestoken duimpjes (het maximum is vier). Interessant is dat drie andere recensenten van Filmmagie (Julie Decabooter, Ivo De Kock en Jules Segers) dezelfde film slechts één opgestoken duimpje geven. Evelien van Vessem (van Cinemagie) geeft weliswaar ook drie duimpjes, maar Piet Goethals (van Talkies) en Roel Van Bambost (van AVS) geven twee duimpjes, Jan Temmerman (van De Morgen) geeft één duimpje en Erik Stockman (van Humo) geeft zelfs een naar beneden gedraaid duimpje.
Men zou zich kunnen afvragen: is die recensie van Freddy Sartor dan eigenlijk niet een heel klein beetje volksverlakkerij & boerenbedrog? De kwestie die hier aangeraakt wordt, werd door Marcel Janssens in zijn boek De schaduwloper (1967) al een keer scherp en raak verwoord. Dat boek concentreert zich weliswaar op literaire kritiek, maar wat hij op de bladzijden 15-16 noteert, is ook perfect van toepassing op andere vormen van kritiek. Janssens schrijft: Bovendien spelen hier wel eens psychologische en sociale mechanismen der literaire buurtschap die de kritiek geen goed doen. Om de vriendschap met de collegas niet te bederven, schrijft men al te gewillig conventionele galanterieën die het grote voordeel bieden dat ze vriend bij vriend houden, maar ook het nadeel dat ze enkel de waarde hebben van een gezelschapsbabbel in een coterie. In zulk gezelschap heet de kritiek dan muurbloem.
Goed gezegd, toch? Als ik een recensie lees van een beroepscriticus (die dus verondersteld wordt zijn vak te kennen en van wanten te weten), dan wil ik horen welke sterke en zwakke punten hij of zij in het boek, de film enz. heeft ontdekt en of hij/zij vindt dat het boek, de film enz. de moeite waard is of niet. Waarna ik nog altijd zelf het boek kan lezen of de film kan bekijken, maar in conventionele galanterieën en gezelschapsbabbels ben ik op dat ogenblik in principe niet geïnteresseerd. Van de andere kant bekeken: als ik recensies schrijf in een krant of een tijdschrift en daarvoor (al dan niet redelijk) betaald word, en mijn vriend die ik reeds ken vanop de schoolbanken, publiceert een dichtbundel, dan is het toch op zijn minst bedenkelijk en eigenlijk ronduit verdacht, wanneer ik die dichtbundel ga bespreken en niets anders dan de loftrompet bovenhaal? In dat geval is mijn recensie toch louter een vriendendienst en in feite bedrieg ik de lezer van mijn recensie die recht heeft op een objectief-neutrale beoordeling van het besprokene. Als het slechts gaat om een signalement van een boek of film, dan is deze gang van zaken misschien nog enigszins goed te praten, maar betreft het een recensie, dan wordt het een spelletje van ons-kent-ons waar alleen de vriendschap, maar nooit de oprecht geïnteresseerde lezer wel bij vaart.
[explicit 29 juli 2015]
|