De Stille Vriend (Gerard Reve) 1984
[Roman, heruitgegeven in: Gerard Reve, Verzameld Werk deel 4, Uitgeverij L.J. Veen, Amsterdam-Antwerpen, 2000, pp. 315-404]
Het hoofdpersonage, een zekere Speerman, ontmoet in Amsterdam een jongen op de tram die hem herinnert aan een andere jongeman waarmee hij jaren daarvoor een zeer kortstondige seksuele relatie had. Die andere jongeman heette Marcel, werkte in een viswinkel en was weinig van zeggen (vandaar de titel). Na één middagje seks ziet Speerman de jongen nog één keer (hij heeft een gebakken schol gestolen in de winkel en brengt die dan naar Speerman) en daarna nooit meer. Of was die jongen op de tram de ouder geworden Marcel? Op pagina 360 luidt het: Schrijven, jawel, maar wat, en waarover? Was dit alles een verhaal, als hij het ging opschrijven? De ontmoeting met de jongen, in de Stoofsteeg, was niets, zelfs als men die kleurde met de belachlijke dagdromen, avonddromen dus, van een niet meer jong zijnde jongensjager. De ironie van Reves ironie: het verhaal is niets, maar tegelijk leest de lezer een boek met datzelfde verhaal erin, maar tegelijk is dat verhaal nog altijd: niets!
Op het einde zit Speerman weer in zijn woning in het buitenland. Er zijn in de buurt soldaten op maneuver: Ach, wat waren het een lieve jongens! Ze hadden niet eens wapens bij zich, en dat was ook niet nodig, want in wie zoude het opkomen, hun kwaad te willen doen? [p. 391]. Eén onder hen herinnert Speerman aan een soldaat die hem als jongetje meenam naar de bioskoop én aan Hans, een lieve soldaat met wie hij een relatie had toen hij diende als luitenant in Indonesië. Ten slotte staat hij voor het Maria-beeldje in zijn huis: hij bekent Maria dat dat verhaal over Hansje verzonnen was, toont haar zijn manlijk deel en vraagt Haar om voor hem en voor alle mensen te bidden.
Altijd maar meer van hetzelfde dus, en dat hetzelfde is bijzonder mager. Wij hebben wel eens horen beweren dat echte grote schrijvers altijd een monolithische thematiek hanteren. Kan zijn, maar Gerard Reve is dan wel een prachtig voorbeeld van de stelling dat schrijvers die een monolithische thematiek hanteren, niet altijd grote schrijvers zijn. Met De Stille Vriend heeft Reve nog maar eens een flutroman geschreven, zo mogelijk nog flutteriger dan De Vierde Man of Wolf. Homo-erotiek en sollen met het katholicisme. Dat hoogdravende, archaïserende stijltje. Een structuur die met haken en ogen aan elkaar hangt. Eindeloos ouwehoeren (onder meer over het slaan en martelen van de aanbedene) en dan plots met een paar zinnetjes er een gewichtige draai aan geven. Ook hier weer, Op pagina 399 streelt Speerman Hansje, waarbij hij met zijn vingertoppen onontkoombaar onder de huid de kontoeren van diens doodshoofd had gevoeld. Op zichzelf was dit laatste niets bijzonders: zelden had Speerman bij een man of een jongen nedergelegen zonder de aftekening van diens doodshoofd te zien of al tastend te voelen.
Het weinige, enigszins positieve dat kan vermeld worden, is de sporadische humor, vaak in de vorm van ironie. Op pagina 371 herleest Speerman enkele van zijn notities (geschreven toen hij dronken was) en hij vraagt zich angstig af of hij in zondige hoogmoed God niet belasterd of beledigd heeft. Een aantal bladzijden verder staat hij naar die lieve soldaat te kijken en beeldt hij zich in dat God zelf staat mee te kijken en dat diens goddelijk deel eveneens stijf en groot wordt [p. 388]. Op pagina 401 signaleert Speerman dat hij wel vaker staat te masturberen vóór een Maria-beeld: Onzedelijk of afkeurenswaardig was dit niet, en kon het ook nooit zijn, zolang het tot Haar eer en glorie strekte en bedoeld was. Of nog, als Speerman het heeft over zijn opgeschroefde verbeelding: In boeken, ja, in een bepaald soort hoogdravende boeken vol fantasterij, daarin kwamen dit soort dingen voor, maar Speerman had altijd op dat soort geschriften met minachting neergezien [p. 392].
In wezen toont een boek als De Stille Vriend Reves complete afgang als auteur aan, in elk geval na 1974 (zijn romans uit de jaren zestig en uit het begin van de jaren zeventig hebben we nog niet gelezen) en men kan zich terecht afvragen of een roman als deze ook was uitgegeven, indien de auteur niet Gerard Reve heette. In zijn recensie van het boek in De Nieuwe [jg. 20, nr. 1071, 20 december 1984, pp. 24-25] noteerde Hugo Bousset: (Reve) heeft na 1970 nog één hoogtepunt gekend: zijn liefdestrilogie, bestaande uit De taal der liefde (1972), Lieve jongens (1973) en Het lieve leven (1974). In die trilogie krijgt het revisme vaste vorm: het aanbieden van de aanbeden knaap aan de vaste relatie, de sadomasochistische rituelen, de Mariaverering en vooral het zelfbevredigend vertellen daarover. Daarna heeft Reve zich in enkele nieuwe romans bezondigd aan autoplagiaat. Over De Stille Vriend luidt het, toch nog een beetje té welwillend: Wie het werk (van Reve) op afstand volgt, wordt geconfronteerd met thematische herhaling, steeds dezelfde stilistische tics en een vrij zwakke compositie. Die vrij mag hier rustig wegvallen.
De diagnose die Luc Verhuyck stelde in Boekengids [jg. 63, nr. 1, januari-februari 1985, pp. 11-12], is zeer correct. Hij schrijft: U merkt het al, de structuur van deze roman is bijzonder losjes. Het lijkt wel alsof Reve moeite heeft gehad om een langer verhaal te schrijven, want van de twaalf hoofdstukken hangen de laatste drie nog slechts met haken en ogen aan de rest. (
) Toch is de thematiek (stilaan) afgezaagd en eigenlijk zijn Reves boeken al te voorspelbaar geworden om nog echt te blijven boeien. Er zitten nauwelijks vernieuwende impulsen in, alleen het decor en de homofiele medespeler(s) veranderen. Er zijn weinig auteurs die zo vasthoudend op hetzelfde aambeeld blijven slaan en zo een dergelijk stereotiep oeuvre hebben bij elkaar geschreven. Als men dus telkens Reves nieuwe boek leest, wordt men langzamerhand in slaap gesust. (
) Met De stille vriend bevinden we ons ver van Gerard Kornelis van het Reves De avonden of Werther Nieland. Reve schrijft nu andere boeken, literaire draken eigenlijk, zoals alleen hij die kan blijven publiceren, maar waarbij men zich toch ernstig kan afvragen of ze zichzelf wel zullen overleven. Gevatheidsprijs!
Quotering: *
[explicit 23 juli 2015]
|