De Vierde Man (Gerard Reve) 1981
[Roman, heruitgegeven in Gerard Reve, Verzameld Werk deel 4, Uitgeverij L.J. Veen, Amsterdam-Antwerpen, 2000, pp. 7-121]
Onze oude bespreking luidt als volgt: Deze kleine roman met occulte inslag werd door Reve op een verzorgde en functionele manier gecomponeerd, zonder dat dit leidde tot de irriterend-gewilde functionaliteit van Paul Verhoevens verfilming. Het boek is dus deze keer beter dan de film. Het boek is vlot geschreven, houdt er op een bescheiden wijze tot het einde de spanning in en bevat een aardige dosis zelfspot vanwege de auteur (en dat is nooit weg). Niet slecht, ook niet geniaal. Een goede middenmoter. Quotering: 3 (1 juli 1984).
Wat was dat in 1984? Kak in mijn ogen? Kom, kom, kom: De Vierde Man is een regelrecht flutromannetje dat indertijd vooral redelijk goed verkocht omwille van een mediarel: het boek was immers aanvankelijk bedoeld als Boekenweekgeschenk in Nederland maar werd door de CPNB (Commissie voor de Propaganda van het Nederlandse Boek) afgewezen, omwille van de te veel rond homofilie draaiende inhoud. Die inhoud is overigens om met rotte tomaten naar te gooien: zeer zwak en zeer teleurstellend. De hoofdfiguur, Gerard Reve, gaat een lezing geven in Vlissingen en wordt achteraf mee naar huis genomen door de vrouwelijke penningmeester, een zekere Christine. Hij belandt in haar bed en een week later mag hij op haar huis komen passen, terwijl zij haar vriendje in Düsseldorf bezoekt. Tijdens dat weekend fantaseert Gerard niet alleen over een jongen die hem passeert, maar neemt hij ook nog een andere jongen mee naar dat huis voor een korte bedescapade én ontdekt hij in een doosje (dat de vorm heeft van een doodkistje) dat Christine al een vrijer en twee mannen heeft gehad en dat die alle drie jong overleden zijn. Omdat Gerard die eerste nacht een akelige droom had met daarin een doodkistdeksel als deur, een man met één oog en een schip, denkt hij dat die Christine een soort heks of zwarte weduwe is, en vlucht hij terug naar huis. Hij ziet Christine nooit meer, maar verneemt later via de telefoon wel nog van haar dat die vriend uit Düsseldorf (op wie Gerard ondertussen ook al zijn zinnen heeft gezet, al kent hij hem alleen van fotos) met de auto tegen een schip is gereden en een oog is kwijtgespeeld.
We moeten dan begrijpen: de hoofdpersoon had die vierde man kunnen zijn (dat in het begin vermeld wordt dat die Christine ondertussen met een Canadees getrouwd is die inmiddels ook overleden is en dat die Canadees dus eigenlijk de vierde man is, was de auteur op het einde blijkbaar al vergeten). Heel dit lullige verhaal (dat zoals uit begin en einde blijkt, verteld wordt aan ene Ronald, in wie men als men wil Willem Nijhoff zou kunnen herkennen) is niet meer dan een bijzonder flauwe proeve van magisch-realisme, weet aanvankelijk nog wel enigszins te boeien maar zakt op het einde als een door de vloed aangetast zandkasteeltje in elkaar. Reve probeert het allemaal een beetje zwaarwichtig te doen klinken, door prietpraatpassages als: Elk belangrijk gegeven in het leven was volgens mij een vierkant, althans een rechthoek, of althans viervoudig. Wie zaten er in de vier hoeken? In de ene hoek: Christine. In de andere: ik. In de derde hoek: Herman. Maar wie of wat zat er in de vierde hoek? Niemand
Zie je, en daarom klopte er niets van
In het midden van het vierkant zat de Dood allicht, maar die zat altijd in het midden, van ieder vierkant, dat was niks bijzonders. Maar wat was een vierkant met één lege hoek? Onzin
[p. 85]. En ondertussen dan ook nog eens dat eeuwige geëmmer over lieve jongens die een keer gemarteld moeten worden. Leest men enkele boeken van Reve achter elkaar, dan lijkt het wel of hij echt over niks anders kon schrijven na 1960 en of liefhebbers van Reve en Reve zelf dat nu revisme noemen of niet: na zoveel keren meer van hetzelfde mag gerust de term zelfplagiaat vallen. En dat in 2005 naar buiten kwam (dankzij Reves briefwisseling) dat het verhaal voor 90% echt gebeurd is en dat die weduwe na het verschijnen van de roman opnieuw contact had gezocht met Reve, kan het boek ook niet redden.
In 2008 noteerde Ton Anbeek: De Vierde Man is geen ideeënroman die men diepzinnig kan of moet interpreteren. Eerder lijkt het een vingeroefening, een amusant spel met bestaande genres als het spookverhaal of de gothic story. En ook: Toch wordt De Vierde Man over het algemeen ook door de positieve besprekers eerder gezien als een vermakelijk tussendoortje dan als een hoogtepunt in het oeuvre van de auteur. Correcter lijkt ons: als een weinig vermakelijk tussendoortje in een reeks laagtepunten uit het oeuvre van de auteur.
Geraadpleegde lectuur
- Ton Anbeek, Gerard Reve De Vierde Man, in: Lexicon van Literaire Werken, februari 2008, pp. 1-9.
Quotering: **
[explicit 21 juli 2015]
|