DE AVONDEN (Gerard Reve) 1947
[Een winterverhaal, roman, De Bezige Bij, Amsterdam, 2009 (59), 287 blz.]
De Avonden kan men beschouwen als een wrange adolescentieroman waarin een overgevoelige jongeman dag en nacht geregeld gekweld wordt door de banaliteit en leegte in het bestaan van zijn ouders, zijn vrienden en hemzelf. Een zekere Marg. Ferguson schrijft over het klimaat vlak na WOII: In het burgerlijk gezinsleven van het Westen zijn de ouders nog oppermachtige symbolen, wier werking zich doet gevoelen tot ver onder de grens van het bewuste. Deze ouders treden inderdaad vaak op in de dromen van het hoofdpersonage, Frits van Egters, en ook het generatieconflict is er op verhulde wijze in aanwezig. Correlatief met de leegte is de doorleefde eenzaamheid die niet alleen het lot is van Frits maar blijkbaar van heel de negatief ingestelde en illusieloze generatie die als net of bijna volwassen uit de oorlog kwam.
Naast de twee voornoemde themas (het generatieconflict dat zich kristalliseert in de verhouding van Frits tot zijn ouders plus de conflictueuze toestand die binnen de eigen persoonlijkheid van Frits geschapen wordt door zijn leven in isolement en eenzaamheid) is er nog een derde thema in het boek aanwezig: de existentialistische levensopvatting die na de Tweede Wereldoorlog in de mode was en die een onverzoenlijke tegenstelling poneerde tussen leven en geluk. Het hieruit resulterende absurditeitsgevoel treedt ook in De Avonden sterk naar voren.
Frits van Egters heeft in wezen een gespleten persoonlijkheid. Enerzijds vertoont hij in zijn gedrag heel wat infantiele trekken, anderzijds is hij de ongenadige waarnemer en diagnosesteller van zijn omgeving. Zijn overdreven aandacht voor de vergankelijkheid en lelijkheid van de mens (zie zijn opmerkingen over het kaalworden bijvoorbeeld) moeten gezien worden als een projectie van de angst voor verval, ziekte en dood in het eigen lichaam en duidt tevens op een fixatie van zijn seksuele ontwikkeling in een infantiel stadium. Frits bevindt zich in een ambivalente toestand: gevangen in de vicieuze cirkel van de alledaagsheid tracht hij hieraan te ontsnappen, maar hij slaagt er niet in de beknellende kringloop te doorbreken. Hij wil zijn toestand verhelderen door erover na te denken, maar tegelijk wil hij elk nadenken stopzetten en zich zo roerloos mogelijk houden. Dat het moeten leven in zon tweeslachtige optiek spanningen meebrengt die regelrecht naar de neurose kunnen leiden, is niet bevreemdend. Deze neurose heeft bij Frits een dubbele bron: de repressie van zijn gevoelens naar het onbewuste (deze gevoelens komen via de dromen weer naar boven) vindt zijn diepste oorzaak in de oedipale situatie waarin hij zich bevindt: hij haat zijn vader en het feit dat zijn moeder gefrustreerd is in haar huwelijk vergroot zijn oedipale situatie nog. Een tweede bron van zijn neurose wordt gevormd door de negatieve gymnasiumervaringen. Van deze kwellende herinneringen kan hij zich maar niet bevrijden. Ten slotte is ook het sadisme van Frits een uiting van zijn gespletenheid. Samen met het narcisme en de oedipale relatie vormt het één van de belangrijkste componenten van Frits gecompliceerde psychische persoonlijkheid.
De structuur van De Avonden is zeer evenwichtig en bijna perfect. We wijzen hier slechts op de verscheidene parallellismen en de herhalingen (van het tanden poetsen, van het aan- en uitdraaien van de radio, van het naar het werk rijden en terug naar huis komen
) doorheen het boek. Bovendien begint en eindigt elk hoofdstuk met een droom. Deze regelmaat wordt doorbroken in hoofdstuk 7 wanneer Frits dronken thuis komt en die nacht niet droomt omdat hij te ziek is. De breuk wordt echter hersteld doordat Frits s namiddags op zijn bed gaat liggen sluimeren en dan toch weer een droom heeft, maar dan bij klaarlichte dag. De stijl van het boek is kort, zakelijk en precies en weet toch van begin tot einde te boeien. Opvallend is dat deze droge, zakelijke toon wordt aangehouden in de beschrijving van de dromen. Een object dat in feite toch irrationeel is, wordt aldus op rationalistische, realistische wijze verwoord. Zo vinden we in de vorm een echo terug van de inhoud. De vermenging van een rationele stijl en de irrationele dingen die beschreven worden, is een weerspiegeling van de sfeer in het boek. Deze sfeer komt het duidelijkst tot uiting in de hoofdfiguur Frits die in zich tegelijk de twijfel aan en het geloof in de wetenschap draagt, wat op verscheidene plaatsen tot uiting komt.
Over de functie van de dromen in de roman schreef An De Bevere [An De Bevere, De droom in proza van G. Van Beek en G.K. van het Reve, ongepubliceerde licentiaatsverhandeling, K.U. Leuven, 1972, indertijd aanwezig in de Parkbibliotheek Merksem]: Een eerste functie is het scheppen van cohesie tussen de op het eerste gezicht verwarrend lijkende veelheid van gesprekken en gedachten, die evenwel tot een beperkt aantal themas herleid kunnen worden. Een droom representeert, belichaamt of weerspiegelt vaak een reële situatie of een ervaring die omwille van haar complexiteit moeilijk door de gewone (rationele) discursus gevat kan worden. Anderzijds kan een ongestruktureerde ervaring, een vlottende beleving, soms in visuele droombeelden geobjectiveerd, georganizeerd en gecontroleerd worden. In die zin hebben droombeelden en poëtische beelden vaak een identieke functie. Niet alleen kan de werkelijkheid in de droom getransformeerd worden en een ruimere betekenis krijgen, ook de strikt persoonlijke belevenis kan in de droom gegeneraliseerd worden en zodoende een boven de grenzen van het particuliere uitstekende relevantie krijgen. De droom vertoont in zijn weergave sommige kenmerken van de laat-middeleeuwse moraliteit. Daarin worden abstracte karaktereigenschappen of filosofisch-religieuze opvattingen verpersoonlijkt en ten tonele gevoerd. Ook in Frits dromen worden abstracta als tijd, dood, angst, sexualiteit geconcretiseerd in mensen, dieren en tastbare voorwerpen. Zodoende verlenen de dromen aan het geheel van het boek een diepere psychologische en zelfs filosofische dimensie. Het feit dat het boek met een droom begint is al significatief voor de rest ervan. Het is een waarschuwing aan het adres van de lezer: in de dromen zal het perspectief aangegeven worden waarin het boek gelezen en geïnterpreteerd dient te worden. De dromen verplichten de lezer tot concentratie en tot een lektuur als actieve reconstructie van verscheidene interpretatiemogelijkheden. Oppervlakkig lezen wordt uitgesloten. De dromen bieden de sleutel tot een beter begrip van het boek, maar anderzijds heeft men het hele boek nodig om de zin van de dromen enigszins te kunnen vatten en zo te kunnen doordringen tot de eigenlijke problematiek. Het verslag van Frits activiteiten overdag en van zijn dromen s nachts biedt ons twee aspecten van dezelfde persoonlijkheid. Het een vult het ander aan. Benevens het bewerken van cohesie, de verruiming en de objectivering van het conflict, de concretisering van de metafysische dimensie, zou dit dan een vierde functie van de dromen kunnen zijn: completering van het beeld dat we van Frits krijgen door regelmatige referentie aan de nachtzijde van zijn bestaan. We zijn ervan overtuigd dat Frits in De Avonden niet louter representatief is voor een bepaalde levenshouding, maar voor die van een hele generatie.
In zijn lijvige boek G.K. van het Reve & de groene anjelier [Sonneville Press-Nijgh & Van Ditmar] wijst Hedwig Speliers op de onmacht tot communicatie die Frits van Egters vertoont. Dit gebrek aan contact uit zich zowel tegenover de natuur als tegenover de dieren (zie de al dan niet gefantaseerde sadistische behandeling van enkele beesten) als tegenover de mensen (als zijn band lek is, vindt hij niet eens de moed om zijn fiets naar de fietsenmaker te brengen). Volgens Speliers kan deze situatie enkel een uitkomst vinden in de dood, meer bepaald in een zelfmoord.
Een eerste kennismaking met De Avonden doet wat raar aan omwille van de eigenaardige en op het eerste gezicht erg saaie stijl. Na enkele bladzijden verandert dit echter al vlug want dan blijkt dat de stijl inderdaad erg persoonlijk is, maar na even aanpassen ook wel aangenaam. Verder leest men het boek dan in één adem uit, getroffen door de boeiende manier waarop Reve de gewone, alledaagse, vervelende gebeurtenissen weet naar voren te brengen. Het is een boek over de verveling dat zelf niet vervelend is. Het is één van de zeldzame boeken die de lezer het hoogste aan esthetisch genot weten te bieden. De Avonden is een meesterwerk dat tot ver buiten de Nederlanden bekendheid verdient.
[1974/1975]
Tot zover de bewaard gebleven tekst van de lectuurfiches rond De avonden die ik tijdens mijn tweede jaar Kandidatuur (tegenwoordig: Bachelor) aan de Ufsia voor professor René F. Lissens moest maken. Zo te zien, ongetwijfeld bijeengescharreld uit secundaire bronnen links en rechts, over het algemeen nogal hoogdravend en op het einde een beetje naïef (ik was toen 19 jaar!). Er staan merk ik nu ook twee fouten in: dat elk hoofdstuk begint en eindigt met een droom is absoluut onwaar (alleen in het eerste hoofdstuk is dat zo) en ik kan me niet herinneren dat in één van de dromen de ouders van Frits optreden. Ik kan me ook niet herinneren dat Lissens daar indertijd iets van gezegd heeft, hij zal er toen waarschijnlijk over gelezen hebben. Interessant is wel die licentiaatsthesis van An De Bevere, want ik weet nog dat daarin al de dromen van Frits één voor één geanalyseerd en geduid werden, een hachelijke taak die ongetwijfeld ook al door anderen ondernomen werd (er is zoveel geschreven over De avonden!). Zou de Merksemse Parkbibliotheek die thesis nog in haar bezit hebben?
Duidelijk is in ieder geval dat ik in 1974-75 zéér te spreken was over De avonden (het was samen met De kellner en de levenden van Vestdijk dé ontdekking van het jaar voor mij) en dat enthousiaste gevoel zou later alleen nog maar toenemen. Er is een tijd geweest dat ik ieder jaar opnieuw rond Kerstmis De avonden herlas, elke dag één hoofdstuk parallel met de chronologie van het boek zelf, van 22 tot 31 december. En nu na al die tijd dus nog eens een keer, wat me de gelegenheid geeft deze notities aan te vullen en definitief af te ronden (ik ben ondertussen bijna 60!).
Laat me om te beginnen eerst even wijzen op een aantal kleine dingetjes die de invloed aantonen die dit boek indertijd op mij had en soms nog heeft. Morgen, vader, zei Frits. Hij had het gevoel, alsof hij voor het uitspreken van deze woorden door de hele luchtpijp een steen omhoog had moeten duwen, die nu voor zijn voeten viel [p. 9]. Een passage van lillend vlees en kloppend bloed: toen ik 19 was en s morgens met mijn vader aan tafel zat voor het ontbijt, was het alsof er een rotsblok op mijn borst lag. Oedipus in Merksem! Nochtans nooit verliefd geweest op mijn moeder en later is het met mijn vader toch nog allemaal goedgekomen (midden jaren tachtig was het dan al en wij gingen jarenlang bijna elke week naar het voetbal Antwerp, natuurlijk, zowel thuis- als uitmatchen). Op pagina 14 én op pagina 16 zegt de moeder telkens: Hoei, boei! Is bij ons thuis nog altijd een staande uitdrukking. Tom te tom tom, tom te tom, zong Frits in zichzelf, het gaat slecht verder gaat het goed. [p. 33]. Nog steeds een staande uitdrukking bij ons thuis. De hele passage heb ik gebruikt als motto bij een hoofdstuk in mijn licentiaatsthesis. Dit zinnetje ligt ook aan de basis van een titel bij een artikel dat ik in 1978 moest schrijven voor Transport Echo, een tijdschrift waar ik drie maanden gewerkt heb. Het artikel ging over de luchtvaart, iets van dat het goed ging in die sector en daardoor gingen de luchtvaartmaatschappijen met geld gooien, waardoor het weer slechter zou beginnen gaan. De titel was: Het gaat goed, dus het gaat slecht.
Jaap die tegen Louis zegt: Vertel het maar met je eigen woorden [p. 216]. Dat zinnetje gebruikte ik voortdurend in de klas (grappig bedoeld, natuurlijk). Het (freudiaans getinte) raadseltje waarom vrouwen bang zijn van muizen en op een stoel gaan staan als ze er één zien [komt vier maal terug, op pp. 236, 246, 252 en 254]. Oplossing: om dezelfde reden waarom olifanten bang zijn van muizen, ze vrezen dat er eentje in hun slurf zal kruipen. Talloze malen ten berde gebracht de afgelopen veertig jaar. De moeder die denkt dat ze wijn heeft gekocht, maar het blijkt bessen-appelsap te zijn [p. 264]: pijnlijk! Rond mijn zeventiende was ik dol op de Antwerpse popgroep The Pebbles. Op een zaterdag kwam mijn moeder terug van de stad en had een verrassing bij voor mij: een lp van The Pebbles. Het bleek echter een lp van The Peddlers te zijn, een soort jazzrockgroepje. Echt gebeurd! Die muziek van The Peddlers (wie heeft er ooit van gehoord?) bleek achteraf overigens nog wel mee te vallen. Het tiende en laatste hoofdstuk: oudejaarsavond moeten doorbrengen alleen met je ouders. Is jarenlang ook mijn lot als puber geweest. En dan dat magistrale einde: Konijn, ik ben levend. Ik adem, en ik beweeg, dus ik leef. Is dat duidelijk? Welke beproevingen ook komen, ik leef. Hij zoog de borst vol adem en stapte in bed. Het is gezien, mompelde hij, het is niet onopgemerkt gebleven. Hij strekte zich uit en viel in een diepe slaap. [p. 287] Als ooit mijn literatuurbesprekingen zouden gebundeld worden, dan onder de titel: Het is gezien en niet onopgemerkt gebleven. Prima titel ook voor een dagboek trouwens.
De avonden speelt zich af in december 1946 [p. 40], Frits is op dat moment 23 jaar [pp. 48/163]. Het is een boek over de verveling dat zelf niet vervelend is, maar dat er in De avonden helemaal niets zou gebeuren, is niet waar. Correcter is: er gebeurt heel weinig. In hoofdstuk 1 (zondag 22 december) bezoekt Frits zijn vriend Louis. In hoofdstuk 2 (maandag 23 december) gaat Frits met zijn broer Joop en diens vrouw naar een reünie van het gymnasium. In hoofdstuk 3 (dinsdag 24 december) bezoekt hij Jaap en Joosje wier zoontje jarig is. In hoofdstuk 4 (woensdag 25 december) gaat hij met Louis naar de film en bezoekt hij zijn vriend Walter. In hoofdstuk 5 (donderdag 26 december) ontmoet hij Maurits (een jongen met één oog die vaak steelt) en bezoekt hij zijn vriend Viktor. In hoofdstuk 6 (vrijdag 27 december) gaat hij met Maurits naar de film. In hoofdstuk 7 (zaterdag 28 december) gaat hij met Jaap, Joosje en Viktor naar een dancing waar hij dronken wordt. In hoofdstuk 8 (zondag 29 december) bezoekt hij Bep, de zus van Louis. In hoofdstuk 9 (maandag 30 december) gaat hij met Bep, Jaap, Joosje en nog iemand naar de film. In hoofdstuk 10 (dinsdag 31 december) bezoekt hij Louis en brengt hij oudejaarsavond met zijn ouders door.
Dat zijn de hoofdactiviteiten en daarmee verweven zitten er een aantal motieven in het verhaal: al die doelloze gesprekken (waarbij overigens vaak het zinnetje er trad een zwijgen in voorkomt), de geborneerdheid tegenover de ouders (ik wacht, tot ze zich opknopen of elkaar doodslaan, p. 108), het sollen met de vader (Over wie gaat het? vroeg Frits vader. Over iemand anders, antwoordde Frits, p. 83), altijd weer die rare gruwelverhalen, en verder toch ook reeds in dit debuut twee dingen die in het later werk van Reve nog vaak zullen voorkomen: het voortdurend verwijzen naar God (aanvankelijk door de kritiek nauwelijks opgemerkt of ernstig genomen, signaleert Hubregtse 1989) en de sadistische neigingen (onder meer in de passage met het speelgoedkonijn dat moet gemarteld worden). En dat alles dan verteld door een personale verteller (alleen de eerste zin is auctorieel) in die superdroge, staccato hamerende en op de duur beklemmende stijl van Frits deed dit, Frits dacht dat, Frits zei zus, Frits deed zo. Terwijl er tegelijk toch ook een flinke dosis subtiele (en soms ook minder subtiele) humor in het boek zit die het leesplezier danig bevordert. Frits' koddige manier van denken en spreken is een voorbeeld van het eerste, Frits die zijn eigen aars in een spiegel bekijkt [p. 197] is een voorbeeld van het tweede. Dat er ook ontzettend veel humor in De avonden zit, werd in 1947 nauwelijks opgemerkt, schreef Jeroen de Preter in 2001, en ook vandaag zijn er lezers die er de lol niet van inzien. Voor hen is er allicht geen redding.
Waarover gaat uiteindelijk De avonden? Reve zelf (en hij kon het weten) heeft ooit gezegd: over de (angst voor de) dood. Dat klopt ongetwijfeld, want zo kunnen de meeste (zo niet alle) dromen van Frits verklaard worden (de dood is daar héél sterk in aanwezig), en het maakt ook die gruwelverhalen en Frits neurotische gedaas over kaalworden duidelijk. Dat gepraat over kaalworden heb ik bij deze herlezing geturfd: het komt in de roman niet minder dan 15 keer voor. Anderen hebben andere themas in de tekst ontwaard, maar is dat een bezwaar? Ik heb wel eens horen beweren dat alle grote literatuur als kenmerk heeft dat ze poly-interpretabel is. Dat geldt bijvoorbeeld voor het werk van Kafka en zeker ook voor De avonden. De flaptekst bij de eerste uitgave vermeldde: De auteur wil in dit beklemmende verhaal de geestelijke nood tonen van de naoorlogse tijd, in het bijzonder van hen, die in de oorlog volwassen werden. (
) Allen hebben uit de oorlog (
) de ontgoocheling, het cynisme, het gebrek aan vertrouwen en de onmacht overgehouden [Hubregtse 1989]. Ook dit zit manifest in het boek, maar er zit nog veel meer in, wat verklaart waarom niet alleen die naoorlogse generatie door De avonden werd aangesproken. Sommigen hebben erop gewezen dat Reves debuutroman ook een meer individuele en tegelijk algemeen geldige thematiek aankaart: die van de puberteit. Op die manier zou De avonden niet alleen gestalte geven aan de problematiek van een tijd, maar van een leeftijd [Hubregtse 1989]. Ook dat is zeker waar.
Frits van Egters is in elk geval een kleine zenuwlijder. Hij zegt het zelf: Stellig, zei Frits luid, ik ben een kleine zenuwlijder. Het begint met kleine dwangneigingen. En het eindigt met dubbeltjes tellen of nee zeggen. (
) Het lijkt me niet iets om trots op te zijn, zei zijn vader. Dat moet je niet zeggen, zei Frits, het is geweldig in de mode [p. 249]. Helemaal op het einde wil Frits blijkbaar iets belangrijks zeggen tegen zijn vader, maar het lukt hem niet: Verloren, alles is verloren, dacht hij, ik heb het niet durven zeggen. Ik heb iets anders gezegd. Wat heb ik gezegd? [p. 278]. Interessant om weten in dit verband, is dat Reve in 1946 eens per week een psychotherapeut bezocht en dat hij van een vriend een boekje van Herman Gerard de Cock, De kleine neurasthenicus: beknopte handleiding tot een ordentelijk leven, leende [Hubregtse 1989]. In De avonden leent Frits in hoofdstuk 5 van Viktor ook een boekje, De kleine zenuwlijder, handleiding tot een fatsoenlijk leven [p. 118]. In het verleden werd overigens door sommigen al opgemerkt dat Frits in die tien dagen nooit masturbeert. Dat durfde de 23-jarige auteur in 1947 blijkbaar nog niet goed aan. Reve verklaarde in 1948 hieromtrent: Dat men iets in het boek mist, komt niet omdat ik met de lezer medelijden had, maar omdat ik zelf niet voldoende kracht en moed bezat de woorden neer te schrijven. Ik hoop deze te verwerven [Hubregtse 1989, De Preter 2001]. Een zin voor laconieke humor bezat hij toen duidelijk al wel!
Om af te ronden nog enkele boeiende weetjes. In de jaren negentig werd het manuscript van De avonden aangekocht door het Letterkundig Museum voor 72.000 euro [Vandenbroucke 1999]. Er zat een ingesloten vel bij waarop Reve de weersverwachtingen uit Het Parool voor de dagen tussen 22 december 1946 en 2 januari 1947 had overgeschreven [Vandenbroucke 1999, Blom 2001]. In 2001 verschenen bij De Bezige Bij een volkseditie (34,03 euro) én een bibliofiele editie (453,78 euro) van het complete manuscript [Blom 2001]. Commercieel gezien was De avonden aanvankelijk géén succes: Eind 1948 waren twee herdrukken verschenen en bijna 6000 exemplaren verkocht, wat de uitgever veel vond. De eerste reacties waren niet alleen talrijk, maar ook heftig. (
) Na al deze opschudding is het merkwaardig dat de uitgever in 1949 vaststelde dat het boek dood was en schijnbaar volkomen terecht: in tien jaar (1949 t/m 58) werden nauwelijks 2500 exemplaren verkocht en werd aan De avonden praktisch geen woord meer besteed. Een herdruk in 1959 zorgde voor een kleine opleving. Het bleek slechts een schijndood. In 1962 komt de paperbackuitgave en mede onder invloed van het succes van Op weg naar het einde (1963) en Nader tot u (1966) nemen belangstelling en verkoop sterk toe [Hubregtse 1989]. Ondertussen zijn er van Reves debuutroman honderdduizenden exemplaren verkocht. Hubregtse (1989) besluit zijn bespreking met het zinnetje: Het is vrijwel zeker de meest invloedrijke naoorlogse roman.
In een interview met Robert Verkerk voor Vrij Nederland (25 oktober 1997) zei Reve over De avonden: Ik kon toen echt nog niet schrijven. Ik was heel nuchter en het verhaal was zonder emotie opgeschreven. Daarom dacht ik dat het waardeloos was. Heb op het punt gestaan om het weg te gooien. Toch heb ik het niet gedaan. Toeval [Vullings 1997]. Nee, hoor: het is absoluut gezien en niet onopgemerkt gebleven!
Geraadpleegde lectuur
- Sjaak Hubregtse, Gerard Reve De avonden, in: Lexicon van Literaire Werken, april 1989, pp. 1-11.
- Jeroen Vullings, Vijftig jaar na De avonden. Een trits boeken van, over en aan Gerard Reve, in: De Standaard der Letteren, 30 oktober 1997, p. 9.
- Johan Vandenbroucke, Het is niet onopgemerkt gebleven. Gerard Reve. De avonden, in: De Morgen, 7 januari 1999.
- Onno Blom, Hoe kunnen mensenhanden het maken. Over het manuscript van De avonden, in: De Standaard der Letteren, 15 november 2001, p. 3.
- Jeroen de Preter, Het gaat slecht, verder gaat het goed. De avonden van Gerard Reve revisited, in: De Morgen / Boeken, 26 december 2001, pp. 21/25.
Quotering: *****
[explicit 17 juli 2015]
|