Juan de Flandes en het Mirafloresretabel
- Gesignaleerd en opgespoord
(Tentoonstellingscatalogus) 2010
[Museum Mayer van den Bergh, Antwerpen, 11 september 7 november 2010, Ludion, s.l., 2010, 96 blz. = Mirafloresretabel 2010]
Deze bescheiden maar bijzonder boeiende tentoonstellingscatalogus behandelt het Mirafloresretabel dat tussen 1496 en 1499 geschilderd werd door de Vlaamse primitief Juan de Flandes voor het Mirafloresklooster bij Burgos in opdracht van de Spaanse koningin Isabella van Castilië. Het altaarstuk bestond oorspronkelijk uit vijf panelen: een middenpaneel met De doop van Christus (collectie Juan Abelló, Madrid), twee linkerpanelen met bovenaan De geboorte van Johannes de Doper (Cleveland Museum of Art) en onderaan De prediking van Johannes de Doper (Nationaal Museum, Belgrado), en twee rechterpanelen met bovenaan De onthoofding van Johannes de Doper (Musée dArt et dHistoire, Genève) en onderaan Het banket van Herodes (Museum Mayer van den Bergh, Antwerpen).
Verscheidene auteurs werkten mee aan deze catalogus. Eerst geeft Hans Nieuwdorp een algemene inleiding [pp. 6-13]. Mireille Madou informeert ons uitgebreid over het kartuizerklooster van Miraflores [pp. 15-29]. Koningin Isabella I van Castilië had een speciale band met dit klooster: haar ouders, Juan II en Isabella van Portugal, en haar jong gestorven broer Alfonso lagen er begraven. Koningin Isabella I met haar uitgesproken voorliefde voor de Vlaamse kunst zette de beste kunstenaars aan het werk. Het beeldhouwwerk vertrouwde ze toe aan Gil de Siloë. De glasramen zijn gesigneerd door de Leuvense Nicolaes Rombouts. Voor de schilderijen deed de koningin voornamelijk een beroep op Juan de Flandes, die sinds 20 oktober 1498 haar hofschilder was [p. 24]. Uit Madous besluit: Het kartuizerklooster van Miraflores, dat ongetwijfeld een van de mooiste monumenten van Spanje is, voert de lijst van het rijke Iberische kunstpatrimonium aan. Het waren de vorsten uit de Trastámaradynastie die de mogelijkheden creëerden om dit meesterwerk te verwezenlijken. Oorspronkelijk opgevat als een vrome stichting voor de franciscanen, bood het klooster uiteindelijk een onderkomen aan de kartuizers. De volgelingen van de heilige Bruno leven er nu nog in de grootste afzondering en behartigen met zorg een erfenis van eeuwen. Dankzij het mecenaat van koning Juan II en van zijn dochter Isabella I de Katholieke werd het kerkgebouw een echte schatkamer met het beste van wat de kunst van de late vijftiende eeuw te bieden had. Bovendien is de dominante Vlaamse aanwezigheid en concentratie inzake beeldhouw- en schilderkunst nooit elders in Castilië geëvenaard [p. 29].
Matthias Weniger overloopt vervolgens de biografie en het werk van Juan de Flandes, die in de archieven van het Mirafloresklooster Juan Flamenco wordt genoemd [pp. 30-41]. De composities voor de vijf schilderijen van het Mirafloresretabel steunen op vroeg-Nederlandse werken, met name de Greveradetriptiek van Hans Memling, maar waarschijnlijk ook het Retabel van Johannes de Doper van Rogier van der Weyden [p. 32]. Weniger gaat in een apart hoofdstuk ook nader in op de geschiedenis en de iconografie van het Mirafloresretabel [pp. 42-55]. In verband met het middenpaneel vernemen we dat de houding van de handen van de Christusfiguur ooit veranderd werd, maar dat is intussen opnieuw gecorrigeerd. De lendendoek is niet oorspronkelijk: Christus was naakt. Tegenwoordig zien we dus de later toegevoegde lendendoek, en de oorspronkelijke plaatsing van de linkerhand (die vóór het geslacht van Christus hangt) [p. 50]. In verband met De onthoofding van Johannes de Doper vermeldt Weniger wel de twee pauwen op de gekanteelde muur (midden-rechts), maar hij zegt enkel dat het hier een wijdverbreid motief betreft. Over een symbolische betekenis van de pauwen horen we helaas niets, net zo min als over de de bloeiende tak die heel opvallend uit de stenen muur van de poorttoren achter de beul groeit [p. 52]. Naar aanleiding van Het banket van Herodes leren we een interessant motief kennen: Herodias die met een mes naar het hoofd van De Doper steekt, omdat ze na zijn dood nog steeds zijn aanklacht vreest. Achteraan in een deuropening staan twee herauten en de manier waarop Herodes zijn halsketting vasthoudt (deze naar voren trekkend met zijn linkerduim) is naar verluidt ook een traditioneel motief [p. 54].
Livia Depuydt-Elbaum, Pascale Fraiture en Françoise Rosier (van het KIK) bespreken de technologische studie en restauratie van De prediking van Johannes de Doper en van Het banket van Herodes [pp. 56-83]. Interessant is hier vooral de dendrochronologische analyse, omdat we zeker weten dat het retabel geschilderd werd in 1496-99. De vier zijpanelen bestaan uit negen planken en deze zijn afkomstig van twee Baltische eiken. De meest recente jaarring van Boom I dateert van 1469, de meest recente jaarring van Boom II dateert van 1472. De prediking bestaat uit twee planken, één afkomstig van Boom I (jongste jaarring: 1456) en één van Boom II (jongste jaarring: 1362!). De geboorte bestaat ook uit twee planken, één van Boom I (jongste jaarring: 1444) en één van Boom II (jongste jaarring: 1389!). Die oudere jaarringen worden verklaard door de beperkte breedte van de plank die 18,5 cm meet, terwijl de andere planken van dezelfde boom breder zijn dan 31 cm; het is dus het binnenste gedeelte van de stam dat hier gebruikt werd. In een ander retabel, het Retabel van de Maagd (Granada/New York) werden ook planken van Boom II aangetroffen en één van deze planken heeft als jongste jaarring 1473. De jongst gemeten jaarring van al deze planken samen is dus 1473. Statistische studies uitgevoerd op eiken afkomstig van het noorden van Polen brachten aan het licht dat Baltische eiken tussen negen en zesendertig jaarringen spinthout bevatten. Het minimum van negen jaarringen, equivalent aan negen jaren, kan dus worden opgeteld bij de datum van de meest recent gemeten jaarring om de vroegst mogelijke kapdatum te bepalen, hier 1482 (1473 + 9). Deze datering vormt tevens een terminus post quem voor het vervaardigen van de zijpanelen van het Mirafloresretabel, veertien jaar eerder dan de uit archiefdocumenten bekende datum waarop het schilderwerk werd aangevat (1496) [pp. 66-67].
Wat in dit geval dus allemaal mooi blijkt te kloppen, maar wie aandachtig gevolgd heeft, zal toegeven dat het oppassen geblazen is met dendrochronologische analyses. Stel immers dat alleen een denkbeeldig zijluik van het Mirafloresretabel zou bewaard gebleven zijn dat bestond uit de twee planken van Boom II die nu in De prediking en De geboorte zitten, dan zou de terminus post quem voor dit luik kunnen vastgesteld worden op 1398 (1389 + 9), waardoor men zou kunnen geloven dat dit paneel in het begin van de vijftiende eeuw geschilderd werd. Dat zou dan bijna honderd jaar verkeerd zijn! Dit alles lijkt ons niet onbelangrijk in verband met de auteurs die een vroege datering voorstaan van Jheronimus Bosch Tuin der Lusten-triptiek.
En wat wil het toeval? De auteur van het volgende hoofdstuk is Bernard Vermet, die ons verhaalt hoe mede dankzij de alertheid van onder meer Susan Urbach en Till-Holger Borchert het lang verloren gewaande zijluik met De prediking van Johannes de Doper in 2003 teruggevonden werd in het Nationaal Museum van Belgrado [pp. 85-87]. In een laatste hoofdstuk ten slotte stelt Lia Gorter haar Stichting Cultuur Inventarisatie (SCI) voor [pp. 88-91]. Overigens: we zouden ons gelukkig mogen prijzen als we over de functie, de geschiedenis en de technische toestand van Bosch schilderijen altijd even veel wisten als het geval is met dit Mirafloresretabel!
[explicit 5 januari 2015]
|