ENKELVOUD (Herman De Coninck) 1991
[Gedichten, De Arbeiderspers, Amsterdam, 1991]
Het enkelvoud uit de titel slaat op het alleen-zijn en het heimwee naar het meervoud van vroeger, het met-twee-zijn (man en vrouw), maar ook op de eerste persoon enkelvoud (ik) waar De Coninck blijkbaar problemen mee heeft. Hij schrijft zelf op de binnenflap dat hij gepoogd heeft de ik stilaan uit zijn verzen weg te werken door middel van de hij- of zelfs van de men-vorm. Enkelvoud, of: de avonturen van een persoonlijk voornaamwoord, zo luidt het.
Of dit nu allemaal aanleiding gegeven heeft tot betere, rijpere gedichten is zeer de vraag: heel die poëtische queeste weg van het eigen ik blijft eigenlijk louter beperkt tot het wegmoffelen van voornaamwoorden en lidwoorden, wat leidt tot een soort Jerommekestaal, naar de woorden van de dichter zelf. Pagina 27 bijvoorbeeld, het gedicht 44:
Zonder ik, zonder onderwerp.
Lier aan wilgen gehangen.
Ander instrument aangeschaft.
Met voorhamer van grote
gevoelens op xylofoon
van ziel. Ziel kapot, natuurlijk.
Met hark ziel in hoek
geveegd en opgestookt.
Meer ziel dan hij dacht.
En vervolgens op hark viool
gespeeld, met zaag als strijkstok.
Een liedje.
Grappig en schrijnend tegelijk, dat wel, maar ook grotere poëzie? De Conincks grote gimmicks, de frappante formulering en de verrassende vergelijking, zijn in deze verzen nog ruimschoots aanwezig, maar het is zoals Marc Reynebeau schreef in Knack (30 oktober 1991): het lijkt wel of met deze bundel de rek van De Conincks poëzie is verslapt.
Wij hebben eerlijk gezegd niet veel leesplezier beleefd aan deze Enkelvoud. Wij hebben trouwens De Coninck altijd al een overschat dichter gevonden. Let wel, af en toe kan hij wel eens aardig uit de hoek komen, zoals in Carteret [p. 42]:
Nergens is laag tij lager, nergens
moet zee van verder komen, uit kelders
van zee, uit vijf kleuren slijk, uit oorlog.
Zoals ik uit 1944 tot bij jou.
Bergpaadje als een dakgoot langs
afgrond. Zee, het benedenste wat er is.
Ik houd je hand vast.
Waar begin ik aan.
Maar meer dan zulke aardigheidjes valt er in deze bundel niet te sprokkelen.
Quotering: *** [explicit 20 januari 1992]
|