VINGERAFDRUKKEN (Herman De Coninck) 1997
[Gedichten, De Arbeiderspers, Amsterdam-Antwerpen, 1997]
Op 22 mei 1997 is Herman De Coninck overleden (hartaanval in de straten van Lissabon), en dat zullen wij geweten hebben. In talloze in memoriams werden de loftrompetten bovengehaald en de verkoop van De Conincks dichtbundels en essays (en zelfs van zijn bloemlezing De 100 beste gedichten van 1996) kende plots een hausse, wat Marc Reynebeau in Knack (1 oktober 1997) de toepasselijke term literair ramptoerisme uit de pen lokte. Dat De Coninck in zijn poëzie van het laatste decennium danig aan het verwateren was, werd plots even over het hoofd gezien en de dichter werd blijkbaar definitief gecanoniseerd: bijgezet in de galerij der Grote Vlaamse Dichters.
Nu is het weliswaar ontegensprekelijk zo dat De Coninck de schrijver is (was) van een aantal zeer geslaagde en tegelijk toegankelijke gedichten en dat hij in de Nachwuchs van het nieuw-realisme wel degelijk een onmiskenbare invloed heeft uitgeoefend op een ganse generatie jongere poëten (denken we maar aan Peter Van Achteren uit ons studententijdschrift Drempel indertijd aan de UIA: nooit meer iets gehoord trouwens van die kerel). Het blijft echter even waar dat hij sinds De lenige liefde uit 1969 nooit meer de overrompelende frisheid en de sympathiek-speelse directheid van deze debuutbundel heeft weten te evenaren. Dat wordt nog maar eens (op een naar ons gevoelen zelfs schrijnende wijze) geïllustreerd door de in 1997 postuum verschenen dichtbundel Vingerafdrukken, die binnen de maand alweer een herdruk mocht beleven.
Deze bundel bevat enkele sporadische geslaagde verzen niet te na gesproken (het meest geslaagde gedicht lijkt ons overigens Last Post, over Ieper en de herinneringen die daar leven aan de Eerste Wereldoorlog) ontzettend weinig sterke gedichten en gaat grotendeels gebukt onder de ondertussen overbekende trucjes en typische De Coninck-tics, die door Reynebeau in zijn recensie (zie supra) mooi op een rijtje gezet worden: de weggelaten lidwoorden en werkwoorden, het overdadige gebruik van het woord zoals, de geforceerde vergelijkingen, het gebabbel en de niet altijd geslaagde woordspelingen (type ontwapend beton). In De Standaard der Letteren van 25 september 1997 schreef Luuk Gruwez een beaat-bewonderende recensie van twee paginas, waarin echter gesignaleerd wordt dat De Coninck in bepaalde kringen ook op heel wat kritiek kon rekenen. Het kan aan ons liggen, maar als wij dat lezen, zijn wij het veeleer eens met die bepaalde kringen dan met Gruwez eenzijdige en hoogdravende laudatio: De Coninck bezondigde zich inderdaad al te vaak aan ludofilie, zijn poëzie is terecht gekarakteriseerd als woordspelerig en studentikoos en wij vinden ook dat zijn gedichten in het voorspel blijven steken en zelden of nooit tot een echte climax komen.
Daar komt wat deze Vingerafdrukken betreft nog eens bij dat heel wat gedichten de indruk maken onaf te zijn (heeft dat iets te maken met De Conincks onvoorziene heengaan, was de bundel nog niet echt op punt gesteld?). Een voorbeeldje zijn de laatste verzen van Tanzania, Serengetti-park I, dat over giraffen gaat: Ze staan daar hoog te onthouden / wat het weer was dat ze morgen onthouden zouden. Twee maal onthouden, vlak achter elkaar in twee opeenvolgende verzen, en dan nog op een voorkeurplaats in het gedicht (het einde): dat is toch een storende herhaling! Veel beter ware geweest (vergeeft u ons deze verwaten heiligschennis): Ze staan daar hoog te onthouden / wat het weer was dat ze morgen niet vergeten zouden.
Wij schreven het vroeger al en wij blijven erbij: De Coninck was en is een door sommigen (maar dus blijkbaar niet door iedereen) fel overschat dichter. De laatste tien jaren hadden wij in ieder geval de indruk dat hij veel sterker uit de hoek kon komen als essayist (met zijn gebundelde poëziecolumns uit De Morgen) dan als dichter. En onder ons gezegd en gezwegen: ook zijn ambitieuze en chic-ogende Nieuw Wereld Tijdschrift (stomme naam trouwens) vonden wij een opgeblazen, snobistische scheet in een fles en de moeite van het lezen nauwelijks waard.
Quotering: (een beleefde) *** [explicit 20 januari 1998]
|