Einführung in die Geschichte der christlichen Symbole
(Donat de Chapeaurouge) 1984
[Wissenschaftliche Buchgesellschaft, Darmstadt, 1984, 156 blz. + 48 illustraties = De Chapeaurouge 1984]
Deze Einführung is zeer oppervlakkig en onvolledig. Zij is wel bruikbaar als eerste overzicht en als aanvulling bij grondiger onderzoek. Hieronder een samenvatting van de Einleitung.
A Zur Geschichte des Begriffs Symbol
De geschiedenis van de betekenis van het begrip symbool is naar verluidt even contradictorisch als leerrijk. Af te wijzen zijn in elk geval de definities die zich toespitsen op de verhouding idee/verschijnsel. Ook mag men het symbool en het gesymboliseerde niet als identiek voorstellen. Dat een symbool altijd iets goddelijks zou betekenen, is een vooroordeel. Belangrijk is wel eraan te herinneren dat niet alleen in het Grieks het symbool uit twee helften, uit twee gelijkwaardige delen bestaat, maar dat ook de christelijke geloofsbelijdenis als symbolum geldt, omdat zij het Onzichtbare door het zichtbare beschrijft en zin geeft.
B Die bildlichen Symbole in der christlichen Kunst
In zijn boek behandelt De Chapeaurouge symbolen uit de periode tussen de 3de en de vroege 19de eeuw, omdat tussen deze twee data de christelijke kunst opkomt en weer verdwijnt. Hij onderscheidt in deze periode verder nog drie onderdelen.
- De tijd van de vroege christenheid ontleent veel symbolen aan de heidense kunst. De meeste van deze symbolen kenden een lange levensduur.
- In de Middeleeuwen werden vele vroeg-christelijke symbolen opgegeven, terwijl andere nieuw ingevoerd werden.
- Vanaf de 14de en vooral de 15de eeuw verschijnen er een heleboel nieuwe symbolen waarvoor vooral de humanisten, die teruggrepen naar antieke bronnen, verantwoordelijk zijn. Daarenboven krijgen profane symbolen meer en meer overwicht, dit in tegenstelling tot sacrale symbolen.
De Chapeaurouge behandelt geen symbolen die nog niet bevredigend verklaard kunnen worden (de schelp bijvoorbeeld) of waarvan de symboolstatus nog niet bevredigend aan te tonen is (de boom bijvoorbeeld). Hij beperkt zich ook tot Europa. Byzantijnse beelden komen slechts bij wijze van uitzondering ter sprake.
De auteur geeft slechts vaag een definitie van het symbool: iets typisch moet het symbool en het gesymboliseerde verbinden
Symbolen kunnen vaak tegenstrijdige dingen symboliseren (de leeuw bijvoorbeeld is soms Christus, dan weer de duivel). Daarom moet men altijd goed letten op de context waarin een symbool voorkomt, en op de tijd van ontstaan, want één en hetzelfde symbool kan voor andere gebruikers andere betekenissen hebben (de driehoek bijvoorbeeld symboliseert eerst de H. Drievuildigheid, maar tijdens de Franse revolutie de gelijkheid van de drie standen). De teksten die een symbool helpen verklaren, hoeven niet uit dezelfde periode als het symbool te komen (het oog bijvoorbeeld verwijst in de 17de eeuw naar Gods alwetendheid, maar is van Egyptische oorsprong).
Mogen niet als symbool beschouwd worden: tekens (beelden die direct iets aanduiden en verder niets betekenen, bijvoorbeeld de staf van een bisschop = een herdersstaf), attributen (zijn alleen een symbool als ze ook op zichzelf kunnen voorkomen), typologieën (bijvoorbeeld wanneer het Oude Testament verwijst naar het Nieuwe Testament: het verband is hier totaal willekeurig), en allegorieën (een allegorie is steeds een handeling, moet verklaard worden door middel van een verhaaltje terwijl een symbool een statisch teken is dat meestal door een woord kan verklaard worden).
[explicit]
|