VERBORGEN GEBREKEN (Renate Dorrestein) 1996
[Roman. Wij maakten gebruik van de licentie-editie uit de reeks Boektoppers, Malmberg-Van In, Den Bosch-Wommelgem, 2004, 250 blz.]
Analyse
In deze negende roman van Renate Dorrestein maken wij kennis met de niet zo sympathieke familie Jansen: moeder Sonja Jansen is een redelijk neurotische vrouw van middelbare leeftijd die drie kinderen heeft uit evenveel relaties en nu samenwoont met een jongere man, Jaap. Het vierjarige zoontje Tommie is een probleemgevalletje, het 10-jarige dochtertje Christine (Chris) voelt zich duidelijk niet goed in haar vel, en de 16-jarige zoon Waldo is een astrante tiener. Al heel snel wordt duidelijk dat Chris het slachtoffer is van seksueel misbruik binnen het gezin en dat de dader oudere broer Waldo is, al wordt de lezer even in de waan gelaten dat het ook Jaap zou kunnen zijn. Het gezin vertrekt in de zomervakantie op reis naar Schotland. Vlak voor ze met de ferry naar het eiland Mull willen varen, besluit Waldo er alleen op uit te trekken (naar het eiland Skye) maar op de kade wordt hij door Chris omvergeduwd: hij komt met zijn hoofd hard tegen de stenen terecht en valt in het water.
We zitten dan op het einde van het eerste deel van deze in totaal uit zeven delen bestaande roman. Elk deel bestaat uit verscheidene, nu eens korte dan weer langere hoofdstukken en wordt ingeleid door een motto dat ontleend is aan het eerste hoofdstuk van Genesis. Deze mottos beschrijven telkens een deel van de schepping van de wereld door God en het laatste motto, bij deel 7, luidt: En God zag dat het goed was. We komen hier nog op terug. Het eerste deel is, net als de rest van de roman overigens, bijzonder vlot en lichtvoetig geschreven vanuit een verspringend personaal vertelperspectief en de spanning draait heel de tijd rond de vraag: wat is er mis met dat meisje Chris? Van in het begin blijkt ook duidelijk dat Dorrestein aandacht heeft voor de functionele inwendige structuur van haar verhaal. De eerste zinnen op bladzijde 7 luiden: Chris hoorde het altijd aan zijn stem. Aan de manier waarop hij bij het thuiskomen zei: Zo, kleintje. Dan leek het net alsof er een olifant op haar ging staan. Het wordt niet meteen duidelijk over welk mannelijk personage het hier gaat, maar enkele bladzijden verder [p. 13] denkt de moeder als ze haar dochter sloom ziet bewegen: Sonja dacht geërgerd: alsof ze een olifant met zich meetorst ik moet wat aan haar houding doen (vergelijk voor dit olifant-motief verder paginas 23, 31-32, 37).
Op de eerste bladzijde wordt eveneens langs de neus weg gezegd over Chris: Haar juf leek op Barbie. Op bladzijde 12 lezen we: Sonja had Jaap ook verzwegen hoe ze later Christines Barbie had gevonden, bungelend aan een strop, haar mooie haren afgeknipt, haar naakte, perfecte lichaam rood bekrast met viltstift. Chris vertoont nog meer wangedrag: ze heeft een vriendinnetje op school met een spijker bewerkt, gaat s avonds de ruiten van de school ingooien en denkt over zichzelf: Ik ben een engel met een tweesnijdend zwaard, ik ben de Engel van de Gerechtigheid [p. 13] (vergelijk voor dit motief verder paginas 25, 38, 186).
De verdenking van seksueel misbruik valt eerst op oudere broer Waldo (p. 27: Soms had ze het gevoel dat er twee Waldos waren, een gevaarlijke en een aardige, een voor de nacht en een voor de dag) en dat het wel degelijk om seksueel misbruik gaat, wordt zeker op het einde van het tweede hoofdstuk (p. 28: Maar straks zou het stil zijn. En als ze morgen zou vertellen wat de nacht voor haar in petto had gehad, zou haar moeder haar eenvoudig niet geloven). Als Jaap zich met Chris in Schotland alleen in de tent bevindt (Chris heeft kort daarvoor Jaaps zonnebril door het autoraam naar buiten gesmeten), is Jaap de verdachte [pp. 32-34]. Maar even later, als Waldo bij zijn vertrek Chris en haar broertje op de kade ontmoet, blijkt het wel degelijk om broer-zus-incest te gaan (p. 37: Nee, zei Chris. Ze zou niets zeggen. Natuurlijk zou ze niets zeggen. Hoe zou ze ooit iets kunnen zeggen?) en op de volgende bladzijde komt als een donderslag bij heldere hemel het omverduwen van Waldo met dodelijk gevolg [p. 38]. Dat Waldo inderdaad verdronken is, vernemen we overigens pas op bladzijde 127 (nog een spanningselement), wanneer Agnes (zie infra) in een krant leest: Jongen dood aangetroffen in de haven van Oban.
Tijdens de overtocht met de ferry (we zitten dan reeds in het tweede deel) muist Chris er met Tommie vanonder: zij kruipen in een auto die blijkt toe te behoren aan de 70-jarige Nederlandse Agnes Stam, die naar Mull is gekomen om er de as van haar pas overleden oudere broer Robert uit te strooien. Agnes en haar oudere broers (ze had er buiten Robert nog drie andere, ze was onderwijzeres en ze is zelf nooit getrouwd) hebben ooit op Mull een afgelegen huisje gekocht waar ze regelmatig de zomervakantie kwamen doorbrengen. Als Agnes de twee kinderen in haar auto heeft ontdekt, volgt er een tweede donderslag bij heldere hemel: hoewel Agnes zelf bedenkt dat men in een geval als dit onmiddellijk de politie moet verwittigen, doet zij dat niét [p. 51], hoewel in de buurt een oude Schotse familie woont (de Flynts: een oude moeder, twee dochters, een zoon) waarvan de ene dochter de kinderen heeft gezien. Reden: vanuit haar onderwijsachtergrond vermoedt Agnes dat kinderen niet zomaar van huis weglopen en dat er dus meer aan de hand moet zijn.
Vanaf deel 3 drijft de spanning van het verhaal dan ook op de vraag: hoe moet dit allemaal aflopen en gaat deze brave oude vrouw zich niet compleet in de nesten werken? Agnes laat het uitschijnen alsof de kinderen een neefje en een nichtje van haar zijn (vroeger nam ze wel eens meer neefjes en nichtjes mee op vakantie naar Mull) en bedenkt tijdens een wandeling, met een duidelijke knipoog naar de abstracte thematiek van het boek (zie infra): Je hoort tegenwoordig maar continu gelukkig te zijn. Alsof het leven je niet voor de ene onmogelijke opdracht na de andere plaatst: je moet je verliezen incasseren, je in het onvermijdelijke schikken, je tekortkomingen onder ogen zien, jezelf en anderen vergeven. Toe maar, alsof het niets is [p. 73]. Stilaan raken Agnes en de kinderen aan elkaar gewend en ondertussen krijgen we met mondjesmaat meer informatie over Agnes en haar broers in het verleden. Blijkt onder meer dat Agnes maar één oog heeft: bij het spelen met haar broers heeft Agnes ooit een fietsstuur in haar oogkas gekregen [p. 79] en op een andere keer is de haak van een vislijn in datzelfde oog terechtgekomen. Bovendien wordt langzaam maar zeker duidelijk dat Agnes verliefd was op haar oudste broer Robert [p. 90], maar het is nooit tot een incestueuze relatie gekomen (p. 122: Honderden keren heeft ze haar kans laten passeren, vergelijk ook pp. 142-143).
Vanaf deel 4 blijkt ook dat Agnes door haar familie in Holland als een gekke oude tante wordt beschouwd [p. 153] en inderdaad komen er meer en meer signalen dat deze 70-jarige vrouw tekenen van seniliteit vertoont [p. 101], wat de lezer uiteraard nog meer benieuwd maakt naar de afloop van het hele verhaal. Naar aanleiding van de herinnering aan een overspelig moment van haar broer Frank luidt het overigens: Franks escapade zou worden bijgezet bij de andere familiegeheimen, en daarmee uit. Elke familie heeft haar geheimen en haar verborgen gebreken. Intimiteit heeft een prijs [p. 108]. Nogmaals een verwijzing naar de abstracte thematiek, mét referentie aan de titel van het boek! Het zinnetje op pagina 112 (een gedachte van Agnes): Ze heeft haar zaakjes goed in de hand, er is niets om zich druk over te maken, klinkt in de oren van de lezer dan ook bijzonder ironisch.
Dan passeert er een man van Scotland Yard, maar Agnes verraadt de kinderen niet, al overvalt haar het gevoel dat ze haar hoofd in een strop steekt [p. 125]. Anderzijds: Het is waar dat ze zich in de nesten heeft gewerkt door zich over deze twee te ontfermen, maar ze is oud en wijs genoeg om zich er ook weer uit te werken, op de een of andere manier [p. 130]. En op pagina 135 (we zitten dan net in deel 5) het zinnetje: Agnes neemt een slokje thee. Misschien is het waar. Misschien is zij degene die in de smaak wil vallen (Agnes op zoek naar het moedergevoel dat zij nooit gekend heeft). Het verhaal neemt een nieuwe wending als blijkt dat de familie in Holland (en vooral Elise, de weduwe van Robert) het huisje zonder medeweten van Agnes heeft laten verhuren door een immobiliënkantoor. Agnes is boos omdat zij denkt te weten dat Robert het zonder hààr liefde en steun niet had kunnen uithouden bij dat ijskonijn [p. 162] en ook de Flynts zijn boos omdat zij het huisje hadden willen kopen. Van de Flynts verneemt Agnes nu dat Robert hen altijd geld gaf om Agnes verblijven op Mull aangenaam te maken en om het ongemak van Agnes aanwezigheid te compenseren [pp. 153-154].
In deel 6 komt er een man van dat kantoor langs en Agnes ontvangt hem met een hand voor haar slechte oog (het glazen oog is er net tevoren uitgerold!). In hoofdstuk 4 van deel 6 wordt er (eindelijk) overgeschakeld naar de ouders van Chris en Tommie, die in een hotel op Mull verblijven. Sonja tegenover een politie-inspecteur: De smurfen, noemt Waldo de kleintjes altijd vol zestienjarige verachting, de larven. Maar ondanks zijn bravoure is hij dol op ze: Sonja weet best dat hij, zo groot als hij is, soms nog gezellig bij Christine in bed kruipt. En ze ziet hem de laatste tijd ook steeds vaker met Tommie bij zich op schoot, hij krijgt een kleur als ze hem betrapt, want het is natuurlijk niet cool om je kleine broertje lekker te knuffelen [p. 197]. Nou, van een onnozele moeder gesproken! In het volgende hoofdstuk knalt Chris met een in huis aangetroffen geweer de man van het immobiliënkantoor neer, omdat zij denkt dat het een deurwaarder is en zij Agnes wil redden: de zoveelste donderslag bij heldere hemel.
Volgt dan deel 7, het laatste deel, ingeleid door het hierboven reeds vermelde motto: En God zag dat het goed was. Agnes ligt met een beroerte op het tuinpad, maar slaagt er toch in Chris en Tommie met een briefje (breng ons naar hotel X in Y) te laten liften naar het hotel waar hun ouders zitten, terwijl zij aan het huis alles zo ensceneert dat het lijkt alsof zij die man heeft neergeschoten. Maar even later wordt zij aangetroffen door Muriel Flynt, die haar meeneemt. Met stukjes en brokjes vernemen we dat de man van het kantoor zich nog naar de kant van de autoweg heeft weten te slepen waar hij bewusteloos werd gevonden en in het ziekenhuis is hij alsnog overleden. Chris en Tommie zijn ondertussen herenigd met Sonja en Jaap en het hele gezin gaat op zoek naar het huis van Agnes, dat echter leeg wordt aangetroffen. Zij besluiten de volgende dag naar Skye te rijden om daar Waldo te gaan zoeken.
Interpretatie & waardeoordeel
Niets is Dorrestein te dol, constateert menig recensent, al dan niet zuchtend, lezen we in een bijdrage over Renate Dorrestein van Tonny van Winssen. Het nawoord bij de Boektoppers-editie van Verborgen gebreken meldt dat Dorresteins romans heel wat verwantschap vertonen met het achttiende-eeuwse genre van de gothic novel of female gothic: verhalen geschreven door vrouwen waarin een hoop griezelige dingen gebeuren. Verborgen gebreken is daar een goed voorbeeld van: de roman bevat heel wat donderslagen en vooral naar het einde toe, wanneer Agnes met één open oogholte de man van het immobiliënkantoor ontvangt en deze laatste even later door een kind neergeknald wordt, wordt het grand guignol-gehalte wel erg hoog. Enerzijds kan je stellen dat zulke dingen de lezer wakker houden, anderzijds is het toch een wat gemakkelijke en doorzichtige manier om een verhaal sensationeel en dus verteerbaar te maken.
Dat gothic-element zit trouwens niet alleen in de inhoud, maar ook in de stijl, meer bepaald in de vaak cynische en ironische humor die Dorrestein hanteert. Een sterk voorbeeld daarvan vinden we op pagina 237, waar Jaap net van de politie-inspecteur die ook de verdwijning van Chris en Tommie onderzoekt, vernomen heeft dat er een man in het ziekenhuis is overleden die langs de weg gevonden werd, zodat de inspecteur niet meteen naar hén kan komen. Sonja reageert dan als volgt: Laat hij de dader liever gaan zoeken! roept ze uit. Zeg nou zelf, Jaap! Onder deze omstandigheden kunnen we toch geen beslag op hem leggen! Terwijl die dader natuurlijk haar eigen dochter is, en uit deze reactie blijkt tegelijk dat Sonja de waarheid rondom de verdwijning van haar kinderen niet wil kennen, omdat dan haar eigen onkunde als moeder boven water dreigt te komen. Een ander voorbeeldje op pagina 131, wanneer Chris aan Agnes vraagt haar en haar broertje niet te verraden aan de politie:
' Zweer je dat op je ogen? /
Natuurlijk, zegt ze vastberaden'.
Terwijl Agnes maar één oog heeft! [Andere voorbeelden: pp. 127, 174-175, 177, 198, 238, 239.] Naar eigen zeggen heeft Dorrestein van Kurt Vonnegut geleerd om over de meest verschrikkelijke en ingrijpende gebeurtenissen op een lichtvoetige toon en in slapstickachtige situaties te schrijven.
Het open einde van Verborgen gebreken verhindert volgens ons dat er sprake kan zijn van een catharsis. Agnes broze wereldje is totaal ingestort (zij heeft de kinderen niet kunnen beschermen tegen de boze buitenwereld en terwijl zij verliefd was op Robert, blijkt deze haar als een last te hebben beschouwd). Chris en Tommie zijn weliswaar terug bij hun gezin en moeder Sonja is gelukkig en neemt zich voor voortaan goed voor haar kinderen te zorgen, maar wat als uiteindelijk zal blijken dat Waldo dood is en dat Chris hem gedood heeft? Misschien zal Chris nooit ontmaskerd worden als de dader en Waldo zal haar en haar broertje nooit meer lastig vallen, maar zelfs dan kan hier toch enkel maar sprake zijn van een zeer cynisch happy end (vandaar ook het laatste motto: En God zag dat het goed was)!
De diepere sleutel tot de roman Verborgen gebreken lijkt ons te zoeken in het superfeministische (haar eigen term) karakter van de auteur, die zelf nooit getrouwd is. Naar aanleiding van haar boek Het perpetuum mobile van de liefde vergeleek Dorrestein in een interview alle vrouwen die met een man samenleven met moffenhoeren: Ik vind het een vorm van collaboratie, die bijna onvermijdelijk is. Je kunt niet met mannen verkeren en het prettig met ze hebben zonder enigszins je ogen te sluiten voor wie of wat ze zijn. En dat is exact wat moffenhoeren hebben gedaan. Nu is het vrij duidelijk dat Dorrestein in Verborgen gebreken op cynische wijze afrekent met de (verborgen) gebreken van het gezinsleven en de zogenaamde koesterende warmte van de familie in een kwaad daglicht stelt. Op die manier geeft de auteur uiting aan haar superfeministische levenskijk en kan Verborgen gebreken beschouwd worden als antihuwelijkspropaganda. Het gezin Jansen is één grote puinhoop, Agnes wordt door haar familie en zelfs door haar geliefde broer Robert verraden en onheus behandeld, en de Flynts leven voortdurend in onmin met elkaar. Uiteindelijk kan deze abstracte thematiek niet anders dan wat overdreven en eenzijdig overkomen in de ogen van al wie géén superfeminist(e) is.
Merkwaardig bij dit alles is dat het incestthema eigenlijk slechts een zijdelingse rol speelt en dat Dorrestein niet echt functioneel weet om te gaan met de parallel tussen Chris en Agnes (de eerste slachtoffer van incest, de laatste verlangend naar incest). Zoals Doeschka Meijsing schreef: De twee geschiedenissen zouden elkaars spiegelbeeld moeten zijn, maar ze worden dat niet. Dat zij via het personale vertelstandpunt de psychologie van Chris en Agnes plausibel neerzet, terwijl de mannelijke personages zielloze marionetten zijn, zoals Rob Schouten signaleerde in Trouw, is ook een gegeven dat enigszins afbreuk doet aan de geslaagdheid van deze roman.
Dit alles maakt dat Verborgen gebreken een vlot geschreven boek is dat echter bij de uiteindelijke afrekening niet helemaal weet te overtuigen. Of zoals Hans Goedkoop het formuleerde in NRC Handelsblad: Maar onveranderd is haar kennelijke angst om te vervelen. Verborgen gebreken zit als altijd listig in elkaar, als een groteske thriller, vol vermakelijke wendingen, maar het vervelende gevolg is dat de ernst van het verhaal van a tot z een afgeleide blijft van het vermaak en dus geen ernst wordt. Doeschka Meijsing stelde het nog scherper: De kortademigheid van het proza van Dorrestein houdt wel de spanning in het verhaal, maar schuift de betrokkenheid van de lezer bij de problemen waarmee de personages kampen, ver van zijn bed. Het is allemaal net iets te veel een krantenbericht, een modieus onderwerp, een belangrijk vrouwenthema desnoods. Dat is jammer. Dorrestein toont in Verborgen gebreken hoe goed ze in staat is om een landschap op te roepen; hoe ze een spannende plot kan opbouwen; hoe ze kinderen en hun motoriek kan beschrijven.
Geraadpleegde lectuur
- Hans Goedkoop, Een urn op de voorbank. Renate Dorrestein blijft staan op de drempel van de ernst, in: NRC Handelsblad, 9 februari 1996.
- Rob Schouten, Volmaaktheid behoort niet tot de schepping, in: Trouw, 23 februari 1996.
- Doeschka Meijsing, Actuele koeien, in: Elsevier, 2 maart 1996.
- Tonny van Winssen, Het eeuwige kwaad. Over leven en werk van Renate Dorrestein, in: Dossier Grote Lijsters 2000, pp. 10-13.
- Vragenlijst bij Verborgen gebreken op www.boektoppers.be.
Quotering: ***½
[explicit 15 februari 2005]
|