DE LEEUWENTEMMER (Willem Elsschot) 1940
[Novelle, Em. Queridos Uitgeverij, Amsterdam, 1975 (13)]
De leeuwentemmer, Elsschots negende roman (novelle), is het (korte) vervolg op Tsjip. De kleine Jan Maniewski, alias Tsjip, alias De Leeuwentemmer, is nu drie jaar oud en nog steeds de oogappel van zijn grootvader Frans Laarmans, alias Willem Elsschot, alias Fons De Ridder. In het lange en fraaie eerste hoofdstuk geeft Elsschot uitgebreid een gesprek weer met de kleine (in werkelijkheid naar verluidt gebaseerd op gesprekken met zijn eigen zoontje Jan in de jaren twintig), waarin nog maar eens Elsschots verfijnde taalgevoeligheid aan bod komt. Zoals Guido Goedemé noteerde: Het lange hoofdstuk, dat de auteur blijkbaar node kan afsluiten, getuigt van de innige, zij het ironisch gerelativeerde vertedering waarmee de volwassen man zich tot het kind keert, zich in het kind verliest en daardoor zichzelf vindt. Dit eerste hoofdstuk is, net als alle andere hoofdstukken, opgevat als een brief van Frans Laarmans aan zijn oudste zoon Walter, die in Parijs verblijft. Walter verneemt zo samen met de lezer dat het niet botert met het huwelijk tussen Adele en de Poolse Bennek. Een eerste donkere wolk verschijnt aan de horizon als Laarmans naar aanleiding van de keren dat Adele met Jan naar België komt, opmerkt: Zij komt ook te dikwijls en blijft telkens te lang.
Adele en Bennek blijken inderdaad niet bij elkaar te passen en het blije optimisme uit Tsjip is nu ver te zoeken (ja, zo gaat dat in de wereld). Enkele bladzijden verder reeds is het zover. Bennek is naar België gekomen om zijn schoonvader de nakende echtscheiding mee te delen: Zij voelt niets voor standsbejag terwijl hij tot elke prijs de ladder op wil. De echtscheiding komt er en Adele mag voorlopig het kind houden. Na een tijd hertrouwt Adele. Wanneer Jan op een keer echter weer eens naar zijn vader in Polen gaat, weigert deze laatste het kind terug te geven. Het gezin Laarmans staat op zijn kop. Er komt moeizaam een briefwisseling op gang, maar De Eenzame wil van geen toegeven weten, en uiteindelijk trekt Adele naar Polen om er Jan te ontvoeren: de climax van het verhaal, die heel beknopt en sec wordt weergegeven (de werkelijkheid had meer voeten in de aarde, zie Van Hattem 2004: 299). Waarna de in de laatste regels uitgesproken hoop op een betere en nieuwe wereld (het is 1939 en de oorlog dreigt, maar na de oorlog zal ons uit het Oosten een nieuwe geest tegenwaaien, de lang verbeide geest van begrijpen en verbroedering) een beetje gechargeerd en weinig overtuigend overkomt.
Ofschoon De leeuwentemmer enkele aardige bladzijden bevat, speelt hij als geheel toch een categorietje lager dan zijn voorganger Tsjip. De bijna heel de tekst lang volgehouden beeldspraak waarin het gezin-Laarmans vergeleken wordt met een piratenschip (de Revolution) doet nogal gewoontjes aan, al zijn er anderzijds weer constant die typische, cynische terzijdes die bewijzen dat Elsschot een geestige, witty persoon was. Als de moeder van Bennek schrijft dat Jan in Polen handkusjes geeft aan haar en haar vriendinnen: En hij doet het niet alleen bij zijn Bapcia maar geeft er ook aan al haar vriendinnen. Als zij zich geregeld wassen is het zo heel erg niet. Zijn vorderingen in de Poolse taal zijn verbazend, zegt zij. Niet alleen draait hij zijn kerkelijke teksten meesterlijk af maar hij verstaat reeds bijna alles wat zij zegt. Nu ja, veel kan zon mens niet te zeggen hebben [p. 160, cursiveringen van ons]. Of als zij per brief aan Bennek vragen of Jantje op vakantie mag komen in België en Bennek antwoordt dat hij zoiets onmogelijk lang op voorhand kan beloven: Als wij allen goed leren en braaf zijn mag hij niet komen. En anders zeker niet [p. 164]. Goddelijk zijn zulke wendingen en Elsschot lijkt er al vanaf zijn eerste roman een patent op te hebben.
Over Villa des Roses gesproken: met dat boek is De leeuwentemmer thematisch verwant, want de hypocrisie en kleinburgerlijkheid die daar op de korrel werden genomen, keren ook hier weer in de personen van de op uiterlijk vertoon, fatsoen en ambitie gerichte Bennek en zijn katholiek-verkwezelde moeder. Het zijn elementen als deze die Elsschot nog steeds zo sympathiek doen overkomen bij de moderne lezer en van hem een sterk schrijver maken (zijn bekommernis om de taal zie hier onder meer ook het schrijven van zo diplomatisch mogelijke briefjes aan die Bennek en zijn moer is eveneens zon element), zelfs wanneer hij een keertje wat minder op dreef is, zoals in De leeuwentemmer.
Geraadpleegde lectuur
- Guido Goedemé, Willem Elsschot. De leeuwentemmer, in: Lexicon van Literaire Werken, mei 1999, pp. 1-11.
- Wam de Moor, Willem Elsschot. Tsjip / De leeuwentemmer, in: Lexicon van Literaire Werken, augustus 2002, pp. 1-13.
- Jan van Hattem, Willem Elsschot Mythes bij het leven Een biografie. Antwerpen-Amsterdam, 2004.
Quotering: ***
[explicit 31 juli 2005]
|