DON JUAN EN DE LAATSTE NIMF (Hubert Lampo) 1943
[Novelle, Marnixreeks nr. 1, Manteau, Brussel-Den Haag, 1973 (8)]
Don Juan en de laatste nimf is de novelle waarmee Hubert Lampo in 1943 debuteerde. Het werk werd geschreven in 1942, middenin de oorlogsjaren, en dient dan ook gezien als een vlucht uit de grauwheid van het dagdagelijkse bestaan. Toch heeft de oorlog invloed gehad op de auteur en meer bepaald bij zijn keuze om het verhaal te situeren in het door Spaanse troepen bezette Vlaanderen van de zestiende eeuw.
Hoofdpersoon is de legendarische Don Juan, vrouwenverleider bij uitstek, die we hier weervinden in Vlaanderen als ouder wordende man, die voor zich reeds de kille slagschaduw van de dood weet. Wegens zijn uitspattingen met de Spaanse vrouwtjes en wegens een ongelukkig afgelopen twist met een jaloerse echtgenoot, werd hij door Filips II als commandeur van één van zijn legers naar de Lage Landen bij de Zee gestuurd. Bij het begin van de novelle rukt Don Juan aan de leiding van zijn soldaten op naar het kettersnest Antwerpen. Herfst en winter reiken elkaar de hand en de Spaanse edelman ziet in de troosteloze, mistige en vochtige natuur het heimwee en de droefheid van zijn nevelige gedachten weerspiegeld.
De novelle bestaat dan inderdaad ook uit één lange monologue intérieur waarbij door het hoofd van Don Juan de herinneringen spelen aan vroeger, vooral dan aan de grote, onweerstaanbare verleider die hij toen was.
Op de eerste bladzijden wordt ons de reden verklaard van zijn aanwezigheid in Vlaanderen en daarbij aansluitend krijgen we een raak getekend portret van Filips II, de eenzame, verbitterde Spaanse heerser [pp. 14-19]. De rest van het boek bestaat dan voor het overgrote deel uit flashbacks die hem terugbrengen bij de duizend vrouwen wier schoonheid hem onthuld werd, afgewisseld met kleine gebeurtenissen uit het heden. Ten slotte bereiken ze een landhuis, waar ze halt houden. Don Juan laat zich aandienen bij de meesteres, wier man naar de oorlog is vertrokken. Ze weigert echter zich aan hem te vertonen. Ondertussen mijmert Don Juan verder over het verleden en zelfs wanneer hij zich persoonlijk naar haar vertrekken begeeft en zij zich koel en gelaten aan hem geeft, komt er nog geen einde aan de stroom van gedachten in zijn oude geest. Toch heeft zich in hem een verandering voltrokken: de vrouw heeft zich wel aan hem gegeven, maar voor het eerst in zijn leven heeft hij geaarzeld, was hij bedeesd en hij wordt zich ervan bewust dat hij haar liefheeft. Met zijn ponjaard opent hij zich de aderen en terwijl hij in haar armen sterft, verklaren zij elkaar hun liefde.
Lampo beschrijft dit alles in korte, meestal leesbare zinnen, gedragen door vele adjectieven die de leesact soms wel eens willen vertragen. Met zijn aandacht voor de natuur, voor het individuele gevoel en voor de verbeelding die terugkeert naar het verleden, is deze novelle duidelijk gedrenkt in een poëtische, neoromantische sfeer. Als een rode draad loopt door het verhaal Don Juans zoeken naar het geluk, naar de grootste waarheid. Net als in het volgende werk van Lampo (Hélène Defraye) valt ook hier een evolutie waar te nemen in de opvattingen van de hoofdpersoon omtrent het geluk. Waar Don Juan vroeger meende dat alleen in de armen zijner nachtelijke bruiden de extase, die de volmaaktheid van een vermeend geluk scheen te benaderen, te vinden was, is hij nu, als ouder en verstandiger man, van oordeel: Alleen in de armen van een vrouw is nog een tijdelijke vergetelheid te vinden. (
) Misschien is het vergeten der daagse lasten het enige, dat wij waarachtig nastreven onder de glanzende mantel van verlangens en zoete leugens in dit leven. Misschien is die beperktheid ons geluk: het hogere geluk der teerst gekoesterde wanen zal steeds blijven wenken boven de onbereikbaarheid der kimmen. Waarom nog hopen en zoeken, als na al die dagen onze handen even leeg en nutteloos blijven? [pp. 67-68]
En even later zegt hij: Misschien ligt het geluk in de heel simpele dingen dezer wereld [p. 90]. Ten slotte zal hij zelfmoord plegen
want daar alleen kan de waarheid liggen: in de oneindigheid, voor en na ons leven. Voor deze wereld, die wij gedurende enkele luttele jaren betreden, is de waarheid een te zuivere wezenlijkheid, die bestendig door duizend oorzaken vertroebeld wordt. De enige afglans dier waarheid, ons als een aalmoes geschonken, is die der menselijke lotsbestemming. Nu weet ik het. Wij moeten kunnen verzaken op het gestelde uur [pp. 92-93].
Zo werd dit debuut van Lampo het droevige verhaal van een man die zijn leven lang het absolute geluk zocht in de vrouwen die hij veroverde en verleidde, maar die hem nooit de liefde schonken. Wanneer de laatste nimf, de blonde Vlaamse noorderlinge, hem deze wel schenkt, is het reeds te laat want dan heeft Don Juan reeds ingezien dat het geluk niet op deze al te stoffelijke, aardse plaatsen gevonden kan worden. Dat is het tragische besluit van een fijngevoelige novelle waarin een elegante erotiek (zeker geen gezochte seks) de boventoon voert.
[explicit 7 september 1975]
|