Ik ben Eric De Bruyn
Ik ben een man en woon in Wuustwezel (België) en mijn beroep is pensionado.
Ik ben geboren op 20/10/1955 en ben nu dus 69 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Middelnederlands / laatmiddeleeuwse kunst.
Studies Germaanse Filologie 1973-1977 - Universiteit Antwerpen. In 2000 gepromoveerd aan de KU Brussel
WEMELDINGEN
Tijd is ruimte in beweging
29-09-2013
BOEK: De vadsige koningen (Hugo Raes) 1961
De vadsige koningen (Hugo Raes) 1961
[Met een inleiding van Paul de Wispelaere. Roman, Uitgeverij Atlas, Amsterdam-Antwerpen, 1998. Eerste druk: De Bezige Bij, Amsterdam, 1961, 224 blz.]
Deze debuutroman van Hugo Raes is opgevat als een lange monologue intérieur: via het associatieprocédé ontspinnen zich talrijke gedachten en mijmeringen in het bewustzijn van het hoofdpersonage Herman. Deze wordt wakker omstreeks middernacht en denkt het ganse boek, tot omstreeks drie uur in de ochtend. Begin- en eindsituatie zijn ongeveer hetzelfde, er wordt naar dezelfde dingen verwezen en het boek heeft dus een cyclische structuur. Dat is echter inderdaad zoals De Wispelaere heeft opgemerkt (in Het Perzische Tapijt) maar een mager technisch trucje: een eigenlijke structuur heeft deze roman niet, tenzij dan de horizontale lijn die associatief van de ene gedachte op de andere, van de ene situatie naar de andere verspringt. Daardoor is de opbouw erg brokkelig en verkapt geworden, iets wat trouwens ook opgaat voor alle latere romans van Raes. Structuur is nooit zijn sterkste punt geweest. Zijn boeken zijn gewoon een aaneenschakeling van verhaaltjes, brokstukjes die wel altijd thematisch min of meer met elkaar verband houden.
Over thematiek gesproken: deze bewustzijnsroman draagt een zeer negatief, pessimistisch en misantropisch karakter. Het gaat over de ledigheid, de futloosheid, de verveling, de sleur van het dagelijkse leven en over de vergankelijkheid van alle liefde. In het boek zelf worden daar enkele remedies voor gesuggereerd (drinken, snel rijden, paren, kind-zijn ) maar deze remedies zijn slechts tijdelijk werkzaam en altijd weer eindigt het op verveling. Niet alle onderdeeltjes van het grote gedachteweb zijn even sterk, maar een aantal ervan hebben wel iets. Raes neemt het te gemakkelijk wanneer hij bijvoorbeeld bladzijden vult met krantenberichtjes (iets wat hij heeft van L.P. Boon en veel vroeger had Dostojewski het ook al voorgedaan, zie de verhalen over kleine kinderen die slecht behandeld worden door hun ouders in De Gebroeders Karamazow). Ook op andere momenten laat Raes zich duidelijk op invloeden van Boontje betrappen, zo bijvoorbeeld erg opvallend in het fragment over de ouwe sloor Lien die zuipend en mensen lastig vallend in het havenkwartier rondtrekt. Maar ondanks dit alles blijven er nog goede passages over waarin Raes het beste van zichzelf geeft, en dat zijn meestal de passages waarin hij zijn verteltalent en fantasie kan botvieren.
In zijn boek over Hugo Raes (in de reeks Grote Ontmoetingen) schrijft Jacques Kersten dat er in het oeuvre van Raes drie grote periodes te onderscheiden zijn. De eerste drie romans vormen de periode van de bedreiging en de onmacht om zich daartegen te verdedigen. De personages worden hierdoor geestelijk gedood: De gedachte dat het individu bedreigd wordt door schijnbaar ongrijpbare machten, die hem beletten optimaal te leven. De doorsnee mens is geestelijk dood, niet meer creatief. In de tweede periode (De Lotgevallen en Reizigers in de anti-tijd) tracht Raes aan dit cultuurpessimisme te ontsnappen via een vlucht in de fantasie en in de science-fiction. Nochtans speelt de onleefbare maatschappij ook hier een rol, omdat zij precies dient als aanzet tot deze vlucht naar een betere, meer hoopvolle maatschappij. In de derde periode dan (Het Smaràn ) speelt deze schadelijke wereld nog steeds een hoofdrol, maar nu bekijkt de auteur dit alles meer vanop een afstand: zijn personages hebben het redelijk goed (zie bijvoorbeeld Valentijn Snell) maar toch worden zij nog geobsedeerd door de wreedheid van de mens en de waanzin van de samenleving.
De vadsige koningen zit dus duidelijk in de eerste periode waarin de personages door een wrede, hen vijandige Umwelt letterlijk of figuurlijk vertrapt worden. Zij ervaren de afbraak nog aan den lijve, dit in tegenstelling tot de figuren in Raes rijpere romans. Met dat alles is Raes debuutroman geen meesterwerk geworden, maar wel een bewijs van zijn onmiskenbare talenten. Dat deze niet zozeer op het vlak van vorm en structuur liggen, maar wel op het terrein van de vertelkunst en de fantasie, zal voor iedere lezer wel duidelijk zijn. Hugo Raes is géén grote schrijver van wereldformaat, maar hij is één van de zuiverste en boeiendste verhalenvertellers die we in België en Nederland hebben.
In 2004 herlazen wij De vadsige koningen en toen waren wij het nog grotendeels eens met deze bespreking uit 1981, al kwam dat associatieve schrijfprocédé (dat in de jaren zestig met de experimentele nouveau roman een ware trend was) wel een beetje gratuit, irriterend en gedateerd over. Naar aanleiding van de heruitgave van de roman in 1998 noteerde Johan Vandenbroucke: De reputatie van Raes bleek sterker in mijn hoofd dan ik mocht ervaren bij herlezing van De vadsige koningen. Hoewel het boek nog behoorlijk leesbaar blijft, stoorde de jachtige stijl, met een willekeurig lijkende opeenstapeling van gedachten en nevenschikkende syntaxis, me veeleer dan ze me bekoorde. Toen Pascal Verbeken Raes vorig jaar voor De Standaard interviewde, sprak de schrijver zijn twijfel uit over de receptie van de herdruk: Vooral over de stijl maak ik me zorgen. Lijkt die niet te gedateerd? Heeft de eigentijdse lezer nog het geduld om dat modernistische register te verkennen?
Jeroen Overstijns las de herdruk van de roman en van een aantal verhalen van Raes (Verhalen, Amsterdam, 1998) als de uitdrukking van een tijdsgevoel. Als het tijdsbeeld van de existentiële ontreddering die de jonge generatie na de Tweede Wereldoorlog ervoer, en waarvan Raes een late vertegenwoordiger was. Raes werkte aan De vadsige koningen tussen 1956 en 1959.
Geraadpleegde lectuur
- Paul de Wispelaere, Het Perzische Tapijt. Amsterdam-Antwerpen, 1966, pp. 144-149.
- Julien Weverbergh, Een voorwerp genaamd De vadsige koningen, in: R. Bloem e.a., In gesprek met Hugo Raes. Amsterdam, 1969, pp. 64-76.
- Hans van Straten, De vadsige koningen, verrassend verhaal van één slapeloze nacht, in: Diverse auteurs, Hugo Raes. Profielreeks, Manteau, Brussel-Den Haag, 1976, pp. 12-13 [= recensie uit Het Vrije Volk, 14 oktober 1961].
- Jacques Kersten, Hugo Raes. Grote Ontmoetingen, Nijmegen-Brugge, 1978.
- Paul de Wispelaere, Hugo Raes, in: Kritisch Lexicon van de Nederlandstalige Literatuur na 1945, mei 1980, pp. 1-15.
- Hugo Bousset, Hugo Raes. De vadsige koningen, in: Lexicon van Literaire Werken, februari 1990, pp. 1-8.
- Jeroen Overstijns, Gedateerde demonen, maar geen draken. De comeback van Hugo Raes, in: De Standaard der Letteren, 24 september 1998, p. 16.
- Johan Vandenbroucke, Gruwen van de gruwelen, in: De Morgen / Café des Arts, 15 oktober 1998, p. 29.
Quotering: ***
[explicit 3 april 1981 / 23 november 2004]