Ik ben Eric De Bruyn
Ik ben een man en woon in Wuustwezel (België) en mijn beroep is pensionado.
Ik ben geboren op 20/10/1955 en ben nu dus 69 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Middelnederlands / laatmiddeleeuwse kunst.
Studies Germaanse Filologie 1973-1977 - Universiteit Antwerpen. In 2000 gepromoveerd aan de KU Brussel
WEMELDINGEN
Tijd is ruimte in beweging
11-08-2013
BOEK: Omtrent Deedee (Hugo Claus) 1963
Omtrent Deedee (Hugo Claus) 1963
[Roman. Wij maakten gebruik van de schooleditie in de Boektoppers-reeks: Malmberg-Van In, Den Bosch-Wommelgem, 2008, 136 blz.]
In deze vijfde roman van Hugo Claus (die eerst bedoeld was als filmscenario, en later door Claus zelf bewerkt werd tot een toneelstuk en een film) komt de Vlaamse familie Heylen samen voor de jaarlijkse herdenkingsdag van de dood van hun moeder. Die herdenking vindt plaats bij de oudste zuster, Natalie, die de dienstmeid is van een pastoor (Deedee, afkorting van dienstdoende). Tijdens de familiereünie komen er allerlei wrijvingen, ruzietjes en roddels bovendrijven, maar het is vooral de homoseksuele Claude, de zoon van één van de broers (Albert), die de aandacht trekt. Op het einde van de roman zoekt hij toenadering tot de eveneens homoseksueel geaarde Deedee, maar hij wordt afgewezen, waarna hij zelfmoord pleegt.
Claus heeft deze roman ingedeeld in hoofdstukken die telkens vanuit het perspectief van een ander personage worden verteld, een structuurtrucje dat hij reeds had toegepast in De Metsiers en dat toen al afgekeken was van Amerikaanse auteurs als William Faulkner. Als iets niet origineel is, is het natuurlijk nog niet noodzakelijk slecht. Claus gaat met die perspectiefwisselingen echter bijzonder weinig creatief om, zodat in dit geval het trucje zichzelf niet overstijgt. De gehanteerde stijl, die zoals steeds bij Claus poëtiserend en wazig overkomt, zorgt er verder voor dat je nooit echt méé bent met het verhaal en dat je je blijft afvragen waar de auteur nu eigenlijk uiteindelijk naar toe wil.
In een interview uit 1989 (in de persmap die de verfilming van het boek, Het Sacrament, begeleidde) legt Claus het dan maar zelf uit. Op de vraag: Wat heeft u geïnspireerd voor het verhaal?', antwoordt hij: Iets heel simpel, een kleine anekdote die mij werd verteld door mensen uit mijn familiekring. Ze beweerden dat ze bij een pastoor een feestje hadden meegemaakt dat nogal uit de hand gelopen was. Normaal moet ik daar om grinniken, maar toen dacht ik opeens, als ik dit als vertrekpunt neem voor een uitgebreider verhaal, dan zou ik misschien een thema kunnen illustreren dat zou handelen over hoe iemand, die in functie van zijn geloof de liefde moet uitdragen, op het moment dat reële liefde van hem gevraagd wordt, tekort schiet. Ik heb dat anekdotisch verhaaltje verder uitgebouwd en een conflictsituatie geschetst rond iemand die behoefte heeft aan liefde en iemand die dat niet kan geven.
Eerlijk gezegd, als Claus het niet zelf had verteld, waren wij er nooit opgekomen, en we vragen ons af wie wel. In dit opzicht mag Omtrent Deedee volgens ons rustig beschouwd worden als een mislukte roman die er niet in slaagt zijn boodschap op de lezer over te brengen. Al begrijpen we na de uitleg van de auteur een aantal zaken wél beter.
Het motto van Traherne bijvoorbeeld: He can never therefore be reconciled to your sin because sin itself is incapable of being altered; but He may be reconciled to your person, because that may be restored. De He in dit citaat is niet alleen God, maar dus ook Deedee (op pagina 24 lezen we trouwens: Deedee en Hij zijn gelijk) die mislukt in zijn opdracht van (christelijke) liefde gevende priester, met fatale gevolgen. Dat de liefde die Deedee moet geven een homoseksuele liefde is, past uiteraard perfect in het plaatje van de anti-kerkelijke, papenvretende Claus die in deze roman niet enkel een kleingeestige, kibbelende Vlaamsche familie te kijk zet, maar ook de clerus. Wat in 1963 ongetwijfeld shockerender zal zijn overgekomen dan anno nu. Verder begrijpen we nu ook waarom in de laatste charade Claude en Jeanne de geboorte van Afrodite uitbeelden: zij is immers de godin van de liefde en dat is wat Claude zoekt en niet krijgt. Wat de andere drie charades er echter bij komen doen: beats us, en dan zwijgen we nog over een aantal ongeloofwaardigheden in het verhaal, zoals wanneer vlak vóór de charades enkele vrouwen in het gezelschap plots hun bovenkleren uittrekken en in hun ondergoed beginnen rond te paraderen.
Over Omtrent Deedee zijn in de loop der jaren enkele superserieuze analyses verschenen, onder meer van Julien Weverbergh en Paul Claes, die het héél ver gaan zoeken in allerlei al dan niet door Claus zo bedoelde symboliek, maar die volgens ons de bal deftig misslaan. Naar aanleiding van Weverberghs analyse De petroleumlamp en de mot: ik ontleed Omtrent Deedee (onder meer verschenen in 1965 in zijn Bokboek) noteerden wij ergens in de jaren zeventig al: Die symbolische interpretatie van weverbergh lijkt mij op sommige punten nogal vergezocht. Ik heb de indruk dat hij in zijn stuk heel wat achtergrondinformatie heeft verwerkt die uit gesprekken of interviews met Claus zelf komt. Maar heel die mythologische rimram is niet primordiaal. Omtrent Deedee is het verhaal van Claude: hij is het belangrijkste personage in een boek dat aantoont hoe een individu dat anders is, ten onder gaat in een liefdeloze omgeving die weigert met dit individu in contact te treden (een niet onbelangrijk thema in de vroege verhalen van Claus, vergelijk het titelverhaal van De Zwarte Keizer, vergelijk ook het miniproza in Natuurgetrouw).
Minder hoogdravend, misschien wat muggezifterig, maar in elk geval zeer correct waren de twee artikelen die Dirk De Witte in 1970 en 1971 in het Nieuw Vlaams Tijdschrift publiceerde [1970, pp. 806 e.v. / 1971, pp. 990 e.v.]. Hierin wijst hij op een rist vergissingen en slordigheden die in de roman Omtrent Deedee zitten. Zo is bijvoorbeeld Deedee op pagina 16 naar verluidt 46 jaar oud, terwijl op pagina 40 staat dat hij 50 jaar oud is. Maar soit, wij hebben Omtrent Deedee nu na al die jaren nog eens herlezen en we konden vaststellen dat we nog altijd niet van dit rare, vreemde boek houden. In zijn recensie uit 1963 slaat Paul Hardy [in Boekengids, jg. 41, nr. 8 (oktober 1963), p. 281] de nagel op de kop wanneer hij noteert: Een soort innerlijke onvoltooidheid (is) totnogtoe steeds een kenmerk geweest van (Claus) verhalende geschriften. Er hapert steeds iets aan de geestelijke gestalte van zijn personages, net zoals de structuur van zijn verhalen een zekere afronding mist. De groei ontbeert voltooiing. Ook dan wanneer de schijn anders is en die volgroeiing wél lijkt te bestaan, ontdekt men tenslotte dat er ergens schakels ontbreken en men vraagt zich af of deze onvolkomenheid valt toe te schrijven aan een tekort in Claus visie op het menselijk object dat hij stelselmatig desintegreert zonder het supreme vermogen te bezitten om datgene te herordenen wat hij, steeds maar gedreven door een soort intuïtieve peilingsdrang, uiteenrukt.
Omtrent Deedee toont nogmaals aan dat Claus vooral een dichter was, en daarnaast een erg middelmatige romancier. Claus was voornamelijk de man van de fraaie formulering en de bizarre taal, maar hij had in feite weinig essentieels te vertellen. Dat dit alles beter tot zijn recht kwam in zijn poëzie dan in zijn proza, valt makkelijk te begrijpen: een gebrek aan boodschap kan beter gecamoufleerd worden in verzen dan in zinnen.