Ik ben Eric De Bruyn
Ik ben een man en woon in Wuustwezel (België) en mijn beroep is pensionado.
Ik ben geboren op 20/10/1955 en ben nu dus 69 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Middelnederlands / laatmiddeleeuwse kunst.
Studies Germaanse Filologie 1973-1977 - Universiteit Antwerpen. In 2000 gepromoveerd aan de KU Brussel
WEMELDINGEN
Tijd is ruimte in beweging
06-08-2013
BOEK: De Hondsdagen (Hugo Claus) 1952
De Hondsdagen (Hugo Claus) 1952
[Roman, De Bezige Bij, Amsterdam, 1985 (19de druk), 173 blz.]
In De Hondsdagen, Claus tweede roman, gaat de hoofdfiguur Philip De Vogel samen met een vriend, de schilder Tsjecho, in Gent op zoek naar het verdwenen kostschoolmeisje Bea dat onder de hoede staat van Madame Micky, een bordeelhoudster. Philips vriendin Lou, die een tweede maal zwanger is (de eerste keer pleegde zij abortus), is ondertussen achtergebleven in Brugge. Bea, die blijkbaar zon beetje verliefd is op Philip, blijkt al snel meegenomen te zijn naar een villa buiten Gent door een zekere Hensen, een rare travestiet. Philip, Tsjecho en een advocaat gaan Bea ophalen en brengen haar terug naar Madame Micky. Philip, die vrijdagochtend met de trein was aangekomen in Gent, vertrekt zaterdagmorgen met de trein weer naar Brugge. De chronologische loop van deze plot wordt op talrijke plaatsen doorbroken met flashbacks, naar Philips kostschooltijd, naar de tijd toen hij Lou nog niet kende en naar de periode kort vóór het vertelde heden.
Bij zijn verschijnen werd deze roman vrij negatief ontvangen. Jan Greshoff sprak van een slecht gemaakt en slecht geschreven boek, volgens L.P. Boon diende de vormelijke originaliteit van het boek om de schraalheid en de armoede van de plot te verhullen en Maurice Roelants had het over een ware terging met vele raadselen voor de lezer. Nog in 2004 noemde Marc Reynebeau De Hondsdagen geen grote roman. Volgens ons is dit allemaal zeer terecht. De Hondsdagen is een nog minder geslaagd boek dan De Metsiers en toont voor de zoveelste maal aan dat Claus een auteur is die weinig te vertellen heeft, maar dat weinige met zoveel literaire poespas omwikkelt, dat het toch nog heel wat lijkt. In een prozawerk is dit trucje echter veel doorzichtiger en irritanter dan in een dichtbundel, vandaar dat velen Claus meer als een dichter dan als een romanschrijver beschouwen.
Feit is in elk geval dat de structuur van De Hondsdagen vrij ingewikkeld is, volledig in overeenstemming met de mode van de twintigste-eeuwse (post)moderne roman. Het lezen van deze tekst is dus geen sinecure, en aangezien de plot erg schraal is en de personages op geen enkel moment weten aan te spreken, blijft daarnaast ook het leesplezier nog eens achterwege. De Hondsdagen is met andere woorden een vervelende, zeer artificiële (gewild-kunstzinnige en gewild-literaire) roman die gebukt gaat onder een zwaar, sterk maniëristisch en gekunsteld-dichterlijk taalgebruik. Geen aangenaam boek om te lezen dus. Maar wellicht wel om eens uitgebreid te gaan analyseren. Een aantal Claus-kenners hebben zich daar in het verleden mee bezig gehouden, en zij kwamen tot de conclusie dat De Hondsdagen wel degelijk overdacht in elkaar steekt, met allerlei culturele referenties die soms zo goed vermomd zijn dat één Claus-exegeet, G.F.H. Raat (1980), zich afvroeg waar de verwijzingen eindigen en het obscurantisme begint en daarbij verzuchtte: Al hebben de onzekerheden waarmee de verwijzingen ( ) omgeven zijn, mij wel eens doen verlangen dat het anders was [pp. 60-61].
Volgens Paul Claes (1993) kan De Hondsdagen op drie niveaus gelezen worden. Als psychologische studie schetst het verhaal de overgang van jeugd naar volwassenheid, waarbij de kleine, jongensachtige Bea staat voor de vrijheid en de zuiverheid van de jeugd, en de blonde, zwangere Lou voor de gebondenheid en de onechtheid van de volwassenheid (een thema dat overigens ook in Claus poëzie meermalen aan bod komt). De correctheid van deze interpretatie wordt duidelijk bevestigd door het gegeven dat de laatste zin in de eerste druk luidde: Mijn jeugd is over. Vanaf de tweede druk heeft Claus dit zinnetje geschrapt, naar verluidt omdat de thematiek er anders te dik zou opliggen (!). De huilende, vastgebonden kettinghonden die hier en daar in de tekst vermeld worden, zouden op die manier (net als de titel) symbolisch verwijzen naar de maatschappelijke gebondenheid van Philip en Bea, die slechts in eenzaamheid kunnen hunkeren naar elkaar. Of zoals Reynebeau (2004) het formuleerde: De roman vertelt het relaas van de zoektocht van de jongeman Philip De Vogel naar het meisje Bea, dat uit de kostschool is weggelopen. Bea staat symbool voor jeugd, vrijheid en zuiverheid. Philip zal haar echter uitleveren aan de hondse wereld, de dag en de mensen en terugkeren naar zijn zwangere vriendin Lou. Zo schikt hij zich deemoedig in zijn onoverkomelijke onvrijheid, die van het volwassen bestaan.
De filosofische dimensie van De Hondsdagen omvat levenswalg en wanhoop, modieuze themas in de jaren vijftig. Dit illusieloze pessimisme, waarbij niet de moeilijkheden in het bestaan maar het bestaan zélf het grote probleem vormt, bevat aspecten als: de absurditeit van het bestaan, de inauthenticiteit van het dagelijkse leven, de inertie van de massamens, de existentiële angst, de onmogelijkheid tot communicatie, de onzekerheid en twijfel over alle waarden, de verbrokkeling van het individu, de ophemeling van het moment en van de revolte [Claes 1993: 7]. Typerend hiervoor is een passage als de volgende [p. 136 in de roman]: Onzekerheid, dacht Philip, is mijn lot. Niet weten wat ik zoek, wat ik vinden kan. Al wijzen alle wegen naar een doel, welk is het ? Niet alleen onzekerheid in het dagelijks leven, het verbond, dat men met alle wezens op twee poten in verschillende rangen heeft, en die mij kwelt, bijvoorbeeld als ik in de krant lees: Zestigjarige winkelier vermoord door jonge onbekende en ik onmiddellijk, bijna machinaal, in mijn geheugen zoek en tast: Waar was ik op het uur, dat het gebeurde en wie kan het getuigen? maar onzekerheid verder in het bestaan zelf, dat ik leid, zoals ik hier nu loop achter de logge gang van Tsjecho en de opgezette, haast martiale stap van de jonge Brand, meer dan de vragen: Wat zal ik doen? Wat ben ik? Wat doe ik?.
Deze passage geeft meteen ook een goed idee van de zware, gekunstelde stijl die Claus in De Hondsdagen 173 paginas lang hanteert. Vermoeiend, hoor. Nog veel vermoeiender is ten slotte de symbolische dimensie van Claus roman. Claus-exegeten hebben referenties vastgesteld aan Beatrice en Dante en aan antieke vegetatiemythen (liefst op te sporen via James Frazers The Golden Bough, zelf ook al zon onleesbaar, pseudo-intellectualistisch gedrocht, zelfs in de verkorte versie), waaruit dan onder meer zou moeten blijken dat Claus voor de verhouding tussen Lou en Philip de Egyptische mythe van Isis en Osiris heeft gebruikt. Het zal allemaal wel min of meer kloppen, maar of je met dat alles nu een betere en sterkere roman krijgt? Pedante moeilijkdoenerij van een 23-jarige pseudo-intellectueel (hij mag dan al getalenteerd zijn) in elk geval wel.
In 1964 signaleerde Jean Weisgerber naar aanleiding van De Hondsdagen de schraalheid van de intrige en de zwakheid van de betogende passages, maar in 1970 stelt hij dat Claus roman uit 1952 de vernieuwing van de Vlaamse roman inluidde. Deze oordelen sluiten elkaar niet uit, maar vullen elkaar aan. De Hondsdagen is inderdaad een vroege voorloper van de experimentele roman-mode uit de jaren zestig, maar meer dan dit cultuurhistorisch belang heeft hij niet te bieden. Bepaalde aspecten van De Hondsdagen werden door Claus in latere romans trouwens krachtiger en gestileerder uitgewerkt, zo bijvoorbeeld de episode van zijn kostschooltijd (hier hoofdstuk XI) in het eerste deel van Het Verdriet van België. Het pedante goochelen met algemeen-culturele waanwijsheid (en dan achteraf kwaad zijn omdat men niet alle referenties snapt) zou Claus echter nooit afleren: het is bijvoorbeeld ook terug te vinden in De Verwondering, en later nog in Het Verlangen en in de dubbelroman De Geruchten / Onvoltooid Verleden. De bottom line van dit alles is de vraag of iemand waar zoveel op aan te merken valt, wel de Nobelprijs Literatuur verdient?
Quotering: **
Geraadpleegde lectuur
- Raat 1980: G.F.H. Raat, Over De Hondsdagen van Hugo Claus. Synthese-reeks, Wetenschappelijke Uitgeverij, Amsterdam, 1980.
- Verhaeghe 1983: Annie Verhaeghe, De hondsdagen van Hugo Claus of de onderwereld revisited, in: Hermenevs, jg. 55, nr. 4 (oktober 1983), pp. 280-287.
- Claes 1993: Paul Claes, Hugo Claus: De hondsdagen, in: Lexicon van Literaire Werken, 18 (mei 1993), pp. 1-9.
- Reynebeau 2004: Marc Reynebeau, Hugo Claus in 14 ½ romans. Zonder capriolen, in: De Standaard der Letteren, 15 januari 2004, p. 13.