De Metsiers (Hugo Claus) 1950
[Roman, De Bezige Bij, Amsterdam, 1979 (21ste druk, 1ste druk = 1950), 126 blz.]
Claus debuteerde als romanschrijver met deze korte roman in 1950. Hij had de tekst in vijf weken geschreven in 1948. Hij was toen negentien jaar. In Vlaanderen en Nederland werd het boekje zeer welwillend ontvangen door de critici en in 1950 werd Claus de vierjaarlijkse Leo J. Krynprijs toegekend voor De Metsiers. Het boek (dat in het Engels onder de titel The Duck Hunt verscheen) kreeg indertijd ook een lovende recensie in de New York Times en het Franse Nouvelles Littéraires schreef: Un curieux livre qui témoigne de la part dun jeune auteur de dons exceptionnels. Wijzelf schreven over De Metsiers in 1983 het volgende:
Claus debuutroman speelt zich af in het landelijke Vlaanderen van vlak na de oorlog, maar de sfeer die hier opgeroepen wordt, verschilt wel zeer van die uit de romantiserende boekjes van een Ernest Claes of Felix Timmermans. Incest, moord, abortus, geilheid: het walmt de bladzijden uit. Claus knoopt dan ook veeleer aan bij het Vlaamse naturalisme van Buysse en Streuvels, en hij heeft dit vermengd met moderne Amerikaanse invloeden (de hardboiled literature, Faulkner). Zie vooral de techniek om elk hoofdstukje vanuit het standpunt van een ander personage te vertellen.
Die laatste (moderne) techniek is er mee de oorzaak van dat de lezer (= wij dus) zich nooit echt thuis voelt in het verhaal: de hoofdstukken (en trouwens ook de roman in zijn geheel) zijn te kort om werkelijk tot enige psychologische diepgang te leiden. Komt daar dan nog bij: het voor een prozawerk vrij stroeve en zwaar-op-de-handse poëtische taalgebruik (Claus is meer dichter dan romankunstenaar). Daardoor kan dit prozadebuut niet echt geslaagd genoemd worden.
Dat Claus op stilistisch vlak talenten heeft, wordt hier wél duidelijk, maar De Metsiers toont ook al te openlijk aan dat Claus in feite niet zo erg veel te zeggen heeft. Zijn moeilijkdoenerige, experimentele gedichten verhullen dat efficiënter dan een roman, waarvan de lezer een veel directere boodschap verwacht, maar in dit geval niet krijgt. Quotering: 2 (31 oktober 1983).
Twintig jaar later hebben wij De Metsiers nog eens herlezen, en wij zijn het nog steeds zeer opvallend eens met onze evaluatie uit 1983. Je raakt inderdaad op geen enkel moment binnen in deze roman vol rare, marginale personages waarvan je de drijfveren en de onderlinge relaties nooit echt begrijpt. Waarom schieten op het einde die twee Amerikaanse soldaten tijdens een nachtelijke eendenjacht bijvoorbeeld de lichtelijk achterlijke jongen Bennie neer? Omdat Jim Braddok het wil aanleggen met Bennies (overigens van een of andere dorpeling zwangere) zus Ana en deze laatste een incestueuze relatie met Bennie verkiest? Dat is allemaal toch nogal grof en die moord komt dan ook ongelooflijk uit de lucht vallen. En waarom wordt in de gedachten van Mon (de man die met de Moeder hokt en mee is op die eendenjacht) Bennie Hij (mét een hoofdletter) genoemd en wordt er van Bennie gezegd: Hij ligt met opengespreide armen en benen, gekruisigd in het riet, het hoofd ver achterover? Ook met deze gekunstelde, op een achterlijke knaap toegepaste Christus-symboliek zijn wij totààl niet mee. En met dat soort van gezochte, wazige dingen staat De Metsiers vol.
In zijn in het Engels gepubliceerde synthetisch overzicht van de Nederlandse literatuurgeschiedenis Literature of the Low Countries. A short history of Dutch literature in the Netherlands and Belgium [Cheltenham, 1978, pp. 362-363] is professor Reinder P. Meijer naar het ons lijkt: terecht evenmin heel enthousiast over Claus debuut, dat bijzonder kort als volgt wordt afgedaan: His first novel, De Metsiers (1950), was a derivative work with Faulkner written all over it, from the choice of characters to the mode of narration, each character in turn telling his side of the story. Claus was not yet twenty when he wrote this book and he soon shook off Faulkners influence. In 1949 oordeelde Willem Elsschot als jurylid van de Leo J. Krynprijs, als volgt over De Metsiers (in een brief aan Angèle Manteau): Ik zend u DE METSIERS terug dat ik in zijn geheel gelezen heb en dat wil wat zeggen qua zelfopoffering. Het verhaal heeft volgens mij generlei litteraire waarde en is zeer zeker niet geschikt om in boekvorm uitgegeven te worden. Het is gewild ordinair en zo rommelig dat men onmogelijk uit de personages wijs kan worden. Een tijdje later bracht Elsschot toch zijn stem uit op het boek van Claus. Waarschijnlijk waren de andere kandidaten nog minder soeps. [Bron: Jan van Hattem, Willem Elsschot. Mythes bij het leven. Een biografie, Antwerpen-Amsterdam, 2004, pp. 453-454.]
Aan deze herlezing hebben wij in elk geval bitter weinig leesplezier beleefd, en voor ons mag die strenge quotering uit 1983 gerust blijven.
Quotering: **
Geraadpleegde lectuur
- Hugo Bousset, Hugo Claus. De Metsiers, in: Lexicon van Literaire Werken, mei 1990, pp. 1-8.
[explicit 30 juli 2003]
|