Ik ben Eric De Bruyn
Ik ben een man en woon in Wuustwezel (België) en mijn beroep is pensionado.
Ik ben geboren op 20/10/1955 en ben nu dus 69 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Middelnederlands / laatmiddeleeuwse kunst.
Studies Germaanse Filologie 1973-1977 - Universiteit Antwerpen. In 2000 gepromoveerd aan de KU Brussel
WEMELDINGEN
Tijd is ruimte in beweging
17-06-2013
VERTALING: Vertalers en verraders
VERTALERS EN VERRADERS
In Geoffrey Chaucers The Wife of Baths Prologue [The Canterbury Tales, fragment III, group D, verzen 115-118] komen de volgende regels voor:
Telle me also, to what conclusion
Were membres maad of generacion,
And of so parfit wys a wright ywroght?
Trusteth right wel, they were nat maad for noght.
Voor wie een beetje Engels kent, vormt alleen de derde regel (vers 117 dus) een probleem. Letterlijk staat er: Vertel me eens, met welke bedoeling / werden de voortplantingsorganen gemaakt, / en door zon volmaakt wijze schepper in elkaar gestoken? / Wees gerust, ze werden niet voor niets gemaakt. Deze schattige verzen, waarvan men de inhoudelijke teneur overigens volmondig kan beamen, klinken in de modern-Engelse hertaling van Nevill Coghill haast nog mooier:
Tell me to what conclusion or in aid
Of what were generative organs made?
And for what profit were those creatures wrought?
Trust me, they cannot have been made for naught.
Coghill had het op het eerste gezicht natuurlijk redelijk gemakkelijk, omdat de rijmparen conclusion / generation en wrought / naught ook in het moderne Engels nog voorhanden zijn. Coghill had er zich vanaf kunnen maken door simpelweg te hertalen:
Tell me also to what conclusion
Were members made of generation,
And by a so perfectly wise creator wrought?
Trust me, they were not made for naught.
Dat zou echter manifest minder goed geklonken hebben. Wat heeft Coghill immers gedaan? Het vers were members made of generation, waarin members of generation een grammaticaal-logisch woordgeheel vormt, komt in het moderne Engels slordig over, omdat de samenhang van de woordgroep verbroken wordt door de invoeging van made (waarschijnlijk vormde dit in het Middelengelse taalidioom niet echt een bezwaar). Coghill heeft dus de woordgroep niét onderbroken en made achteraan de zin geplaatst. Maar dat leverde een rijmprobleem op: made rijmt niet op conclusion. Om hieraan te verhelpen heeft de hertaler, op tautologische wijze, or in aid of what toegevoegd aan de verzen 115-116. Or in aid op het einde van vers 115 rijmt nu wel op made en dat ingevoegde of what aan het begin van vers 116 stoort niet echt. Een knap en geslaagd staaltje van ver(her-)taalwerk.
Wat Coghill met vers 117 deed, ligt echter veel minder voor de hand. In het origineel wordt hier verwezen naar God als volmaakt wijze Schepper van de wereld in het algemeen en van de genitalia in het bijzonder. Niet onbelangrijk in de christelijke Middeleeuwen, zelfs al gedraagt de vrouw uit Bath zich niet altijd als een kuise non. Coghill heeft van dit vers iets heel anders gemaakt dan in het origineel staat: en met welk nut werden die dingen gemaakt is iets totaal anders dan en door zon volmaakt wijze schepper gemaakt. In het mogelijke vers and by a so perfectly wise creator wrought loopt echter iets mis met het metrum. Dit vers bekt niet echt lekker. Maar waarom hier dan iets uit de eigen duim gaan zuigen, terwijl het ook gewoon: and by the wise creator wrought had kunnen worden? Dan klopt het metrum wel én je wijkt nauwelijks af van het origineel. Wat we hieruit in elk geval leren, is dat je flink moet opletten met ver- en hertalingen: wat je leest, is vaak niet wat de originele auteur maar wel wat de hertaler geschreven heeft. Dat het vers they were not made for naught bij Coghill they cannot have been made for naught is geworden, is in dit verband al een stuk minder bezwaarlijk, ofschoon men zich toch afvraagt: waarom niet zo dicht mogelijk bij het origineel gebleven?
In de Nederlandse vertaling van The Canterbury Tales die Ernst van Altena in 1995 publiceerde, luiden de bewuste verzen als volgt:
Zeg mij toch gaarne ook: tot welke baten
Hebben wij de voortplantingsapparaten
Die zo volmaakt gewrocht zijn als maar iets?
Die hebben wij toch zeker niet voor niets?
Zeg mij toch gaarne ook? Die zo volmaakt zijn als maar iets? Dit is niet alleen slecht Nederlands, dit is een slechte vertaling tout court, die op geen enkele wijze laat vermoeden wat een goede dichter Chaucer wel was. Als je alleen deze Nederlandse vertaling leest, dan wordt Chaucer een rijmelaar die knoeide met het metrum en zijn taal niet beheerste. En ook hier is de volmaakte Schepper uit vers 117 totaal achter de horizon verdwenen.
Van Altena had het uiteraard een stuk moeilijker dan Coghill, want in het Nederlands zijn de rijmparen van Chaucer niet langer beschikbaar, en dus moet er op het schaakbord van de taal geschoven worden, dat gaat nu eenmaal niet anders. In het Nederlands zit je ook met dat onhandig lange woord voortplantingsorganen én met die betekenisketting maad-ywroght-maad die in het Middelengels al een beetje stoort door die herhaling van maad. Maar misschien kan het ook zo:
Vertel me eens: waarom, in welk verband
Kwamen de genitalia tot stand,
Stak God hen zo verstandig in elkaar?
Ze dienen niet voor niets, geloof me maar.
Vertalen is altijd een beetje verraden en toegegeven: als je nog tienduizend verzen te gaan hebt, ben je wellicht minder geneigd om al te veel tijd te besteden aan vier lastige regels en ben je sneller tevreden met iets wat erop lijkt maar niet je dàt is.
Er zijn echter grenzen. In het mirakelspel Mariken van Nieumeghen wordt Mariken door haar tante in de stad zeer ruw ontvangen en beschuldigd van losbandig gedrag met de woorden [verzen 86-90]:
(Die Moeye:)
Ende alse ten avontspele gaen onder hem beyden,
Hoe wort Lijse dan van Hannen ghetoeft!
Ke nichte, ghi hebtet al wel gheproeft,
Want touwent woont so menich frisch gheselleken.
(Mariken:)
Twi segdy dat, moeye?
(Die Moeye:)
Ey, dobbel velleken
In 1998 verscheen een nieuwe editie van Mariken van Nieumeghen met een parallelvertaling van de hand van Willem Wilmink. Deze hertaalde de zonet geciteerde verzen als volgt:
(Tante:)
En zijn ze daar eenmaal met zn beiden,
o dan wordt Lijsje door Hannes gekeesd!
Nicht, jij bent ook wel zo bezig geweest,
want bij jou op het land wacht men zo lang niet.
(Marieke:)
Waarom zegt u dat, tante?
(Tante:)
Ach, lekkere hangtiet
Want bij jou op het land wacht men zo lang niet is een totaal andere mededeling dan want touwent woont so menich frisch gheselleken, dat zal duidelijk zijn. Gekeesd in vers 87 is een veel te brutale vertaling van het eerder eufemistische ghetoeft. Maar het is vooral die lekkere hangtiet die de deur dicht doet: dobbel velleken betekent letterlijk dubbelhartige slet. Zou de volgende hertaling niet gepaster kunnen zijn?
(Tante:)
En als ze s avonds uitgaan met hun beiden,
hoe wordt Liesje dan door Wannes verwend!
Hé nichtje, dat zijn dingen die je wel kent,
want in jouw buurt woont menig vlotte neef.
(Marieke:)
Waarom zeg je dat, tante?
(Tante:)
Hela, valse teef
Conclusie: vertalers van rijmende verzen hebben het niet onder de markt, maar er zijn er goede en minder goede. Nevil Coghill is (was) een goede, Ernst van Altena doet (deed) zijn best, en Willem Wilmink is (was) een knoeier.