Ik ben Eric De Bruyn
Ik ben een man en woon in Wuustwezel (België) en mijn beroep is pensionado.
Ik ben geboren op 20/10/1955 en ben nu dus 69 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Middelnederlands / laatmiddeleeuwse kunst.
Studies Germaanse Filologie 1973-1977 - Universiteit Antwerpen. In 2000 gepromoveerd aan de KU Brussel
WEMELDINGEN
Tijd is ruimte in beweging
23-12-2012
BOEK: Wijvenheide (Luuk Gruwez) 2012
WIJVENHEIDE (Luuk Gruwez) 2012
[Gedichten, Uitgeverij De Arbeiderspers, Utrecht-Amsterdam-Antwerpen, 2012, 81 blz.]
Als we goed geteld hebben reeds de twaalfde dichtbundel van Luuk Gruwez, een schepper van nieuw-romantische verzen die we al lang volgen. Dat laatste komt natuurlijk doordat we ons aangesproken voelen door de nog steeds lichtjes door Paul Snoek beïnvloede poëzie van Gruwez, wiens thematiek draait rond liefde, verval en pikante erotiek, dat alles meestal gegoten in speelse, toegankelijke verzen. Met daartussen regelmatig formuleringen die een aanzienlijk poëtisch talent verraden. Alleen al de titel van deze nieuwe bundel, Wijvenheide, doet bij ons meteen een lampje flikkeren (al valt het titelgedicht in kwestie een beetje tegen), maar het is vooral de cyclus Een minnaar voor elk lichaamsdeel, gedichten rond een schilderij van Lucas Cranach (een Venus), die deze keer de aandacht trekt.
In een schone recensie van deze bundel door Sarah Vankersschaever [De mens in mineur. De kwinkslagpoëzie van Luuk Gruwez, in: De Standaard der Letteren, 30 maart 2012, pp. 12-13] worden enkele rake dingen gezegd. Met themas als vleselijkheid, erotiek en vergankelijkheid tapt Gruwez uit zijn bekende vaatje, noteert de recensente, maar zij signaleert ook dat er in deze bundel voldoende glimpen zitten van de meester-dichter die Gruwez is, zodanig dat zij er bij het lezen bijna licht-blozend opgewonden van werd. Dat woordje glimpen wijst echter tegelijk op de beperktheid van de dichter en als zij het heeft over de Venus-cyclus, luidt het: De plagerige poëzie vervalt er tot een rist korte sketches waarvan de pointe op de duur nog weinig verrassend is, de toon eentonig en de betekenis mistroostig mager. Inderdaad: al zitten er heel wat knappe verzen in deze bundel, gedichten die echt volledig en onvoorwaardelijk weten te bekoren, zijn zeldzaam. Zo sterk als in de gedichten Venus voorspel [p. 41], Een hoge borst [p. 47] of Venus epiloog [p. 51] wordt het (te) zelden. Toegegeven: of wijzelf het met de frivole sonnetten in onze Rhetorica erotica-reeks zoveel beter doen, blijft nog maar zeer de vraag.