Ik ben Eric De Bruyn
Ik ben een man en woon in Wuustwezel (België) en mijn beroep is pensionado.
Ik ben geboren op 20/10/1955 en ben nu dus 70 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Middelnederlands / laatmiddeleeuwse kunst.
Studies Germaanse Filologie 1973-1977 - Universiteit Antwerpen. In 2000 gepromoveerd aan de KU Brussel
WEMELDINGEN
Tijd is ruimte in beweging
11-11-2012
BOEK: Mijn Middeleeuwen (Willem Wilmink) 1998
MIJN MIDDELEEUWEN (Willem Wilmink) 1998
[Bert Bakker, Amsterdam, 1998, 124 blz.]
Willem Wilmink is (was) vooral bekend als dichter van kleine poëzie (wie slecht geslapen heeft, zou hem echter botweg een rijmelende versjesmaker kunnen noemen). Hij werkte ook mee aan nieuwe edities van enkele Middelnederlandse klassiekers, waarbij het telkens zijn taak was een modern-Nederlandse, rijmende parallelvertaling van de tekst in kwestie te bezorgen. Dat was onder meer het geval met de in 1997 verschenen editie van De burggravin van Vergi, waarbij Wilmink tevens een korte inleiding mocht schrijven die overigens ook al Mijn Middeleeuwen getiteld was. Behalve het feit dat Wilmink op deze paar bladzijden allerlei vertelde dat niets met de geëditeerde tekst te maken had, viel ons daarin vooral op hoe hij bekende dat zijn hertaling door de begeleidende wetenschapper (in casu professor Wim Gerritsen) voortdurend tot de orde diende geroepen, omdat zij vaak volledig in het luchtledige hing, en hoe hij daar wel eens moedeloos van werd.
Dit alles deed het ergste vermoeden toen bleek dat Wilmink een (gelukkig erg dun) boekje had geschreven waarin hij zijn zeer persoonlijke kijk op de Middeleeuwen ten beste geeft. Dit boekje bestaat uit een twaalftal hoofdstukjes die totaal willekeurig en onsamenhangend van het ene onderwerp op het andere springen (van kathedralen over vrouwen en zo langs Sinterklaas weer terug naar kathedralen bijvoorbeeld). Wilminks kijk beperkt zich daarbij tot het vertellen van een aantal compleet oninteressante anekdotes (hoe zijn vader in de buurt van de Bossche Sint-Jan vertier zocht bij een blonde herbergierster, hoe Wilmink zelf in de badkamer van een Engelse pub de blote dochter des huizes zag), het meedelen van enkele oppervlakkige cultuurhistorische weetjes en het vertalen van stukjes Latijnse, Duitse, Franse en Nederlandse literatuur uit de Middeleeuwen, die met elkaar even veel te maken hebben als een haring met de scholastiek.
Ergens vertelt Wilmink hoe hij als kind een museumpje had met opgegraven dingetjes, waarmee hij zijn leeftijdsgenootjes imponeerde: Mijn uitleg was een vermenging van wetenschap en verzinsel, een neiging waarvan ik nog steeds niet helemaal genezen ben. Dat zinnetje past perfect bij Mijn Middeleeuwen, al is het aandeel van het verzinsel hier een stuk groter dan dat van de wetenschap. Een in feite overbodige uitgave is dit.