Ik ben Eric De Bruyn
Ik ben een man en woon in Wuustwezel (België) en mijn beroep is pensionado.
Ik ben geboren op 20/10/1955 en ben nu dus 70 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Middelnederlands / laatmiddeleeuwse kunst.
Studies Germaanse Filologie 1973-1977 - Universiteit Antwerpen. In 2000 gepromoveerd aan de KU Brussel
WEMELDINGEN
Tijd is ruimte in beweging
07-10-2012
BOEK: Lof der mislukking (R.H. Marijnissen) 1997
LOF DER MISLUKKING (R.H. Marijnissen) 1997
[Uitgeverij Pelckmans, Kapellen, 1997, 175 blz.]
In dit boek vol cultuurhistorische mijmeringen laat Marijnissen ons kennismaken met de gothische kathedraal van Beauvais die twee keer instortte, met de achttiende-eeuwse Franse architect Claude-Nicolas Ledoux die een ideale stad ontwierp die nooit gebouwd werd (verder dan enkele gebouwen in Arc-et-Senans bij Salins in het oosten van Frankrijk kwam het niet) en met Gaudis onvoltooide Sagrada Familia in Barcelona. Verder noteert hij een aantal gedachten over moderne architectuur, over de kunst van de nazis en over de westerse schilderkunst vanaf 1870. In de laatste hoofdstukken gaat het over de verticale droom van de mens (via de kunst toont de mens wat hij denkt te zijn of hoopt te worden) die in onze moderne maatschappij meer en meer de plaats moet ruimen voor de horizontale droom van de oppervlakkigheid die draait rond geld: De gemeenschappelijke noemer is geld. Onze moderne maatschappij neemt haar beslissingen overwegend op basis van economische en budgettaire overwegingen overwegingen die slechts rekening houden met nu en morgenvroeg, nooit met overmorgen [p. 164]. Deze laatste bladzijden klinken erg bitter.
Neergeschreven mijmeringen over de toekomst zijn onvermijdelijk een allegaartje, luidt het in het Post Scriptum op pagina 169 en in het Woord Vooraf waarschuwde de auteur reeds dat mijn breiwerk niet als kous bedoeld is [p. 10]. Ofschoon de aangesneden onderwerpen boeiend genoeg en zelfs leerzaam zijn en links en rechts fraaie citaten kunnen geraapt worden, heeft de losse structuur van het geheel toch tot gevolg dat het betoog minder beklijvend en overtuigend is dan het had kunnen zijn. Een schoonheidsvlekje vinden wij ook dat Marijnissen soms té beknopt is in zijn mededelingen en op die momenten wel eens te veel verwacht van de lezer (met als gevolg: wazigheid). Slechts één (weliswaar weinig zwaarwegend) voorbeeldje. Op pagina 159 luidt het: De vraag of kunst de wereld kan redden was een thema van een tijdelijke culturele hoofdstad van Europa. Waarom niet expliciet zeggen dat het om Antwerpen in 1993 ging?
In zijn recensie van dit boek in De Standaard der Letteren [23 oktober 1997, p. 3] noteerde Jan Van Hove: Jammer genoeg verzwakt zijn betoog naar het einde toe, doordat hij te veel wil zeggen: Tsjernobyl, Salman Rushdie, de vrede in het Midden-Oosten, de gekke-koeienziekte, over alles doet hij zijn zeg. Af en toe leidt dit tot storende veralgemeningen, bijvoorbeeld de suggestie dat de mens zelf is gaan beantwoorden aan zijn economische theorie: hoe hoger de productie, hoe goedkoper het product. Dit zijn bedenkingen waar een oude man recht op heeft, maar die afbreuk doen aan de humane geest die uit zijn werk spreekt.