Ik ben Eric De Bruyn
Ik ben een man en woon in Wuustwezel (België) en mijn beroep is pensionado.
Ik ben geboren op 20/10/1955 en ben nu dus 69 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Middelnederlands / laatmiddeleeuwse kunst.
Studies Germaanse Filologie 1973-1977 - Universiteit Antwerpen. In 2000 gepromoveerd aan de KU Brussel
WEMELDINGEN
Tijd is ruimte in beweging
13-04-2012
CD: THE BEATLES (deel 1)
The Beatles: Please Please Me (1963)
Het allereerste nummer dat de wereld van de Beatles te horen kreeg, was het Lennon/mcCartney-nummer Love me do [B1], uitgebracht als single op 5 oktober 1962. Een kort, verre van geniaal maar toch bijzonder catchy meezingertje met een klankkleur die vooral bepaald werd door de mondharmonica en met een nogal onnozele tekst. Naar verluidt was producer George Martin niet kapot van het voornamelijk door Paul McCartney geschreven liefdesliedje, maar het bereikte toch een zeventiende plaats in de Engelse hitlijsten (wat volgens kwatongen mede het resultaat was van de 10.000 stuks die door Beatles-manager Brian Epstein in het geheim werden opgekocht). Het nummer werd op 2 september 1962 voor de eerste maal opgenomen, maar omdat McCartney niet tevreden was over het drumwerk van Ringo Starr, werd het op 11 september een tweede maal opgenomen, dit keer met sessiedrummer Andy White. Deze Andy White drumt overigens ook op het b-kantje van de single, de Lennon/mcCartney-compositie P.S. I love you [B2]: ook weer een degelijk, superkort nummer dat echter nog veel minder potten breekt dan de a-kant (vooral de jengelende leadgitaar van George Harrison vormt een storend element).
Please please me [A7] was de tweede Beatles-single. Hij werd opgenomen op 26 november 1962 en uitgebracht op 11 januari 1963. Het was een compositie van John Lennon die oorspronkelijk een traag ritme had, maar op aanraden van George Martin veel sneller werd gespeeld. Toen de opname achter de rug was, zou Martin door de studiomicrofoon gezegd hebben: Heren, jullie hebben zojuist jullie eerste nummer één-hit gemaakt. Op 22 februari 1963 stond Please please me inderdaad aan de top van de hitlijsten. Het was weer een kort nummer met een opvallende rol voor de mondharmonica, maar het klonk een stuk gedrevener en enthousiaster dan zijn wat matte voorganger. De b-kant, Ask me why [A6], opnieuw een Lennon/McCartney-compositie, was niet meer dan een doorsnee-liefdesliedje, een braaf niemendalletje.
Met het succes van de tweede single lag de weg wijdopen voor een volledig album, dat ook Please Please Me werd gedoopt. De twee singles werden met hun a- en b-kantjes op dit album gerecycleerd en wegens een volgeboekte agenda werden de resterende tien nummers opgenomen op één dag (11 februari 1963). De lp werd uitgebracht op 22 maart 963. Met het grotendeels door McCartney geschreven openingsnummer I saw her standing there [A1] leverden de Beatles pas écht hun visitekaartje af. Mark Hertsgaard schreef over deze spetterende, boordevol energie en jeugdig enthousiasme stekende song: Met zijn kenmerkende een, twee, drie, vier-intro was I saw her standing there een rasechte rocknrollsong. Het had een onstuitbaar dansritme, je voelde de tekst tot in je broek en de melodie vroeg erom te worden meegezongen. ( ) Wat telt is het geluid als geheel, dat een ongekende vrolijkheid uitstraalt. Een betere introductie van de muziek van de Beatles en de mensen erachter kun je je moeilijk voorstellen [Hertsgaard 1995: 31/32].
Lennon en McCartney schreven samen nog drie andere nummers voor dit debuutalbum (wat het aantal originele nummers in totaal op acht brengt, naast zes covers). Mark Hertsgaard noemde Misery [A2] en Theres a place [B6] sluimerende juweeltjes. Niet helemaal ten onrechte, want met hun vlotte uptempo-ritme en harmonieuze samenzang (de stemmen van John en Paul samengesmolten) zijn het typische exemplaren van de verfrissende Beatles-sound die anno 1963 in Europa uit radiootjes en monoplatenspelers te voorschijn kwam, ofschoon ze niet de drive van het openingsnummer A1 bevatten. Hetzelfde kan gezegd worden van het door Harrison gezongen Do you want to know a secret [B4], dat nochtans in Amerika op single werd uitgebracht en een nummer twee-plaats bereikte. In Engeland werd het een coverhit voor Billy J. Kramer & The Dakotas.
De overige zes nummers zijn covers die uit het live-repertoire van de groep werden geplukt. Het vrij rustige Anna (go with him) [A3], de vrolijke, weer van mondharmonica voorziene meezinger Chains [A4], het door Ringo gezongen, stevige rockende Shirelles-nummer Boys [A5] en de weer wat rust brengende Baby its you [B3] en A taste of honey [B5] zijn stuk voor stuk interessante en waardevolle aanvullingen op het eigen materiaal. Een absoluut topnummer is echter het door Lennon krijsend gezongen Twist and shout [B7] dat de lp afsluit op hetzelfde niveau dat bereikt werd door het openingsnummer: Vanaf 1962, toen ze nog optraden in de Cavern Club in Liverpool, tot hun Amerikaanse tournee van 1965, was Twist and shout het hoogtepunt van hun optredens en vormde meestal het sluitstuk. Het nummer is ruig, opzwepend en zwoel, een pulserend dansnummer waar de seks van afdruipt. De uitdrukking rocknroll was tenslotte eigenlijk een negeruitdrukking voor het bedrijven van de liefde. De Beatles-fans wisten dat natuurlijk niet, want die waren vrijwel allen blank. Maar onbewust wisten ze precies waar de muziek over ging [Hertsgaard 1995: 32-33].
Het volledig in mono opgenomen Please Please Me bleef in Engeland 29 weken lang op nummer één staan, een première. De beste plaat van de Beatles is het niet, maar als debuutalbum van een groep die het aanzicht van de populaire muziek zou veranderen, is het een cultuurhistorisch document van de eerste rang en met de instant classics A1 en B7 bevat het twee kristalzuivere vertegenwoordigers van de vroege Beatles-sound die anno 1963 Engeland en het Europese continent vast in zijn greep had. In de Verenigde Staten werd het album (uitgebracht onder de titel Introducing The Beatles) echter een flop van jewelste. Raar!
Quotering: ***½ (10 april 2002)
Klassiekers: I saw her standing there, Please please me, Love me do, Twist and shout.
The Beatles: With The Beatles (1963)
Het tweede (weer in mono opgenomen) album van de Beatles werd uitgebracht op 22 november 1963. Net als zijn voorganger bevat deze lp acht eigen composities (waaronder één van George Harrison) en zes covers. Sinds het album Please please me hadden de Beatles definitief hun faam gevestigd met twee succesvolle singles. From me to you (uitgebracht op 11 april 1963, b-kant: Thank you girl) werd met zijn mondharmonica-intro en wisselende ritme de tweede tophit van de groep en het gedreven She loves you (uitgebracht op 23 augustus 1963, b-kant: Ill get you) scoorde nog beter. Het luidkeels gezongen versje yeah, yeah, yeah werd zelf het auditieve handelsmerk van de vroege Beatles. De teksten van deze liedje zijn duidelijk gericht op tienermeisjes (in die periode het belangrijkste publiek van de groep). Zij handelen over geslaagde of mislukte liefdes en zijn eigenlijk niet veel soeps, maar dat deert niet: het is de bruisende en energieke manier waarop hun opzwepende popsongs gebracht worden, die de Beatles doet scoren en hier en daar wordt er al wat met akkoorden geëxperimenteerd, zoals wanneer de middelste acht van From me to you niet van C naar F of G of A-mineur gaat, maar van C naar G-mineur [Hertsgaard 1995: 52]. De single I want to hold your hand (b-kant: This boy) werd ongeveer gelijktijdig met het tweede album uitgebracht (29 november 1963) en valt vooral op door de afwisselende zang van Lennon en McCartney, waarbij de beide aspecten van de Beatles-zang (schreeuwende rocknroll en gevoelige ballads) aan bod komen.
Geen enkele van deze singles is terug te vinden op With the Beatles en dat is wellicht jammer. Het begint nochtans allemaal prima met drie Lennon/McCartney-composities. Met het ultravlotte It wont be long [A1], waarin naar verluidt de akkoorden weer verschuiven naar plaatsen waar ze volgens de conventionele muziektheorie niet horen [aldus Hertsgaard 1995: 57], zitten we meteen in de sfeer. Het rustiger All Ive got to do [A2], net als het vorige nummer gezongen door Lennon, spreekt minder aan maar is toch nog okay, en het uitstekende McCartney-nummer All my loving [A3] staat op het niveau van de hierboven genoemde singles en is ongetwijfeld de beste track van de plaat. In een interview met Playboy [1980] zei Lennon erover: It is a damn good piece. [Singing] All my loving, I will send to you But I do play a pretty mean guitar in back. Het nummer is geknipt als single en is toch nooit als single verschenen: een bewijs voor de overborrelende inspiratiebron die de Beatles in 1963 reeds waren!
Dont bother me [A4] is het debuut van de nog geen 21-jarige Harrison als componist. De song moet duidelijk onderdoen voor het voorgaande nummer, maar haalt toch een meer dan redelijk niveau. Jammer genoeg kan van de resterende vier Beatles-composities niet hetzelfde gezegd worden. Over nummers als Little child [A5] die haastig en als het ware op bestelling werden geschreven (de Beatles waren in 1963 haast constant op tournee en volgens het business-plan van George Martin en Brian Epstein moesten er elk jaar twee albums uitgebracht worden), was Lennon zelf nogal negatief: The ones we tried to write usually didnt work. They ended up on the B sides or as tracks on records. And they sounded like it [Playboy, 1980]. Little child is inderdaad ronduit een missertje en Hold me tight [B2], het door Ringo gezongen I wanna be your man [B4] en Not a second time [B6] zijn al even vervelend.
Zoals gezegd worden op deze plaat de eigen composities weer aangevuld met materiaal van anderen. Het nogal slijmerige Till there was you [A6], met zang van McCartney en veel akoestische gitaar, is afkomstig uit de musical The Music Man, en de overige covers zijn een eerbetoon aan de zwarte, Amerikaanse rhythmnblues waar de vroege Beatles dol op waren. Lennon brengt een aanvaardbare versie van Please Mister Postman [A7] van de Marvelettes en Harrison doet hetzelfde met Chuck Berrys rockende Roll over Beethoven [B1], het openingsnummer van de B-kant. Dit is echter niet de melodieus-rockende échte Beatles-muziek waarop we zitten te wachten, en dat geldt nog veel meer voor de zwijmelende covers van You really got a hold on me [B3] (van The Miracles) en van Devil in her heart [B6] (van de obscure all-girl groep The Donays). Het album wordt afgesloten met een cover van de klassieker Money [B7] en dit zou een even swingende uitsmijter moeten zijn als Twist and shout op de debuut-lp, maar in feite is het niet meer dan manifest vulsel.
Eerlijk is eerlijk en duidelijk is duidelijk: With the Beatles speelt minstens een klasse lager dan Please please me en is globaal genomen in feite een flink teleurstellend plaatje, ongetwijfeld een gevolg van het moordende werk- en tourneeschema waaraan de Beatles anno 1963 onderworpen waren. Nochtans en dit is erg leerzaam was dit in 1963 totaal geen probleem: de Beatle-mania was in gang gezet en With the Beatles verdreef in Engeland Please please me van de eerste plaats, om daar zelf vervolgens 21 weken te blijven staan. Eén jaar na het uitbrengen van hun eerste single waren de Beatles reeds een fenomeen waar niemand omheen kon. Zoals genoteerd wordt in Oors Eerste Nederlandse Popencyclopedie [11de editie, 1998, p. 29]: De energierijke en steeds origineler wordende songs, de humoristische interviews en het voor die tijd revolutionair lange Beatlehaar (tot op de wenkbrauwen en net over de oren en boord) verwoorden exact de ontluikende rebellie bij een tienergeneratie die juist bezig is kennis te maken met nieuwe verworvenheden als zakgeld en vrije tijd. De ouderen vinden The Beatles weliswaar luidruchtig maar toch in elk geval acceptabel, zoals blijkt uit de uitnodiging voor een optreden tijdens de jaarlijkse Royal Variety Show op 4 november 63, ten overstaan van prinses Margaret en de koningin-moeder. Lennon schrijft daar geschiedenis door kwajongensachtig te vragen of de mensen op de goedkope plaatsen mee willen klappen en de gelukkigen op de dure plaatsen met hun juwelen willen rinkelen.
De grote vraag was nochtans: waren de Beatles een eendagsvlieg of zouden zij hun teenybopper-imago weten te overstijgen? Het antwoord is ondertussen ook al lang geschiedenis.
Quotering: **½ (15 augustus 2002)
Klassiekers: It wont be long, All my loving.
The Beatles: A Hard Days Night (1964)
1964 was een bijzonder vruchtbaar jaar voor de Beatles. In februari was er de succesvolle trip naar Amerika en in juni was er een lange tournee. Het creatieve hoogtepunt van dat jaar en een belangrijke impuls voor de steeds maar toenemende populariteit van de groep was echter het uitbrengen van de onweerstaanbaar charmante en geestige, door Richard Lester geregisseerde film A Hard Days Night, die op 6 juli 1964 in Londen in première ging. Vier dagen later volgde de release van de gelijknamige derde Beatles-lp en de daaruit getrokken gelijknamige hitsingle.
Over de eerste (in zwartwit gedraaide) Beatles-film lezen we in Film en Televisie [nr. 89, oktober 1964, p. 34]: Het scenario van de film is heel eenvoudig; de uitwerking daarentegen ( ) doet voor het genre verrassend origineel, vlot en gevarieerd aan. En zo is het ook. Het simpele, maar leuke scenario beschrijft één etmaal uit het leven van de Beatles, die het anno 1963 nog helemaal in het begin van hun succesvolle carrière volop aan het maken waren, voorlopig nog vooral als idolen van naar hysterie neigende tienermeisjes. Beatlemania! Na de originele, dynamische begingeneriek (de groep op de vlucht voor een horde jongeren op de tonen van het nummer A hard days night) zien we hoe de vier sympathieke knapen vanuit Liverpool per trein naar Londen vertrekken om aldaar een tv-optreden te gaan verzorgen. Die treinreis neemt weliswaar zowat de eerste twintig minuten van de film in beslag, maar zet meteen de toon en die toon is zonder meer luchtig en dik okay. We krijgen vlotte en leuke dialogen, goed getimede en af en toe absurde grapjes en een zeer aardige vondst is die grootvader van Paul McCartney (a clean old man who is nursing a broken heart) die al meteen voor last begint te zorgen, vooral tot wanhoop van de manager van de Beatles en zijn helper. Een bijzonder aardig en geestig rolletje is dat van die oude man, de acteur in kwestie heette Wilfrid Brambell. In dit eerste deel krijgen we ook al meteen een song (I should have known better) die functioneel en naadloos in het verhaal wordt ingebed.
In Londen gaat het dan richting hotel waar grandpa er al snel vanonder muist, naar een casino. Eenmaal opa teruggehaald en na nog wat absurde humor (Lennon in bad die met het badwater wegspoelt) is er een persconferentie en volgen we de voorbereidingen van en de repetities voor het tv-optreden, waar een verwijfde regisseur de nodige aandacht trekt. Voortdurend heerst bij dit alles een ronduit aantrekkelijk sfeertje van toffe jongens onder elkaar en krijgen we haast permanent geslaagde humoristische vondsten voorgeschoteld, waarbij vooral Lennon een hoofdrol speelt (een journaliste vraagt Lennon of hij hobbys heeft, hij fluistert iets in haar oor en dan de gelaatsuitdrukking van die journaliste! ) en er gegoocheld wordt met taal (over de trui van die verwijfde regisseur zegt een Beatle: I think his wife knitted it, waarop een andere meteen: I think she knitted him ). Tussendoor ook weer enkele songs, onder meer Cant buy me love dat op een voor 1963 bijzonder dynamische en avantgardistische manier in beeld wordt gebracht, met versnelde opnamen en een flitsende montage, jàààren vóór de eerste videoclip te zien was.
Een andere rode draad is Ringo, die hier zijn eigen rol van stille Beatle speelt en zich wat humor rond zijn grote neus moet laten welgevallen, wat uiteindelijk resulteert in Ringos escape, een wat uit de toon vallende sequens in de film waarin Ringo eenzaam langs een rivier slentert, wat grapjes uithaalt en ten slotte op het politiebureau belandt, samen met grandpa. Het eindigt met een versneld opgenomen achtervolging door een hele horde agenten en dat allemaal op de tonen van Cant buy me love, dat we dus voor de tweede maal te horen krijgen. De climax van de film wordt dan gevormd door het tv-optreden van de Beatles voor een live publiek, waarbij we een zeer goed idee krijgen van wat de Beatlemanie in 1963 voorstelde, met hier en daar een close-up van haast bezwijmende, in extase John of Paul lippende bakvisjes.
Bij dat alles krijgen we dan sporadisch ook nog wat bescheiden maatschappijkritiek, onder meer gericht tegen het oppervlakkige journalistendom (de persconferentie), de ook toen al belachelijke modegrillen (Harrison die terechtkomt bij een reclamefirma) en zelfs tegen de keiharde werkdruk waaraan de Beatles toen nog onderworpen waren: het tv-optreden is nog maar net afgelopen, of John, Paul, George en Ringo moeten alweer in een helicopter stappen die hen snel naar een volgend optreden brengt.
Van A Hard Days Night gaat een geweldige feel good-sfeer uit die decennia later nog perfect na te voelen is en die het ten zeerste begrijpelijk maakt waarom deze groep in het midden van de jaren zestig zon geweldig succes had: de dynamiek en het enthousiasme die de vroege (nog vrij simpele, maar toch al bijzondere) Beatles-nummers uitstraalden, zitten ook gevangen in deze beelden en op die manier is deze film niet alleen een exponent, maar ook een katalysator van de toen heersende Beatlemania. A Hard Days Night is daarom een cultuurhistorisch document van de eerste rang en in zijn genre daarnaast ook nog eens een steengoede film. Wij hebben in elk geval twee maal kort na elkaar intens genoten van de wijze waarop de Beatles hier hun eigen sympathieke legende met de hulp van een slimme regisseur en een bekwame scenarist (Alan Owen) wisten te canoniseren. [Quotering: ****, 22 januari 2004, video, bib Wuustwezel]
Het album A Hard Days Night bevat voor de eerste keer allemaal eigen composities van Lennon en McCartney en laat een veel rijper geluid horen dan op het vorige album, ook al duurt de hele plaat slechts een dik halfuurtje en gaat het nog altijd om (dertien) superkorte nummertjes. Op de A-kant staan zeven nummers die ook in de film te horen zijn, de B-kant omvat zes extra, op zichzelf staande songs. De lp begint met hetzelfde, zeer herkenbare akkoord waarmee ook de film aanvangt en dat aangeslagen wordt op Harrisons kersverse Rickenbacker-gitaar, waarna twee Lennon-instant classics van zeer hoog niveau volgen: het vol uitbundige, jeugdige dynamiek stekende titelnummer [A1] en het al even meeslepende en na al die jaren nog even tof klinkende I should have known better [A2] (Lennon over dit laatste in een interview met Playboy in 1980: Its just a song. It doesnt mean a damn thing). A1 verscheen ook op single en had als b-kantje het degelijke, maar toch duidelijk minder sterke Things we said today, dat ook op de B-kant van de lp terug te vinden is [B3].
De A-kant bevat nog twee hoogtepunten en dit keer gaat het om McCartney-composities: de wondermooie, akoestisch gebrachte ballad And I love her [A5] (Lennon hierover in Playboy: That was his first Yesterday. You know, the big ballad) en de hit Cant buy me love [A7], die op 20 maart 1964 reeds op single was uitgebracht. Het b-kantje, Lennons You cant do that [B5] is weer heel wat minder sterk. Ook de drie resterende nummers van de A-kant zijn minder indrukwekkend dan A1, A2, A5 en A7, al dient toegegeven dat het niveau nooit onder de middelmaat komt: If I fell [A3] hebben wij altijd een wat droge Lennon-ballad gevonden, Tell me why [A6] is wat te lawaaierig en het door Harrison gezongen Im happy just to dance with you [A4] is nog het beste van deze drie.
De B-kant begint (ontploft, zeg maar) met Any time at all [B1], een brutaal en gedreven, zuiver rocknummer dat ook op een ep-tje stond dat wij ons ooit (ergens in 1965 moet dat geweest zijn) aanschaften met spaarpunten van Inza-melk. Op dat ep-tje stond eveneens Lennons fraaie Ill be back [B6], het akoestische mediumtempo-nummer dat op perfecte wijze de lp afsluit. Ill cry instead [B2] en When I get home [B4] zijn net als B1 stevige rocknummers, maar bereiken evenmin als B3 en B5 het tophoge niveau van enkele nummers op de A-kant.
Ofschoon op A Hard Days Night nog niet de échte Grote Beatles te horen zijn en het songmateriaal beperkt blijft tot korte en vlotte, commerciële nummertjes, noemde Mark Hertsgaard de lp terecht het beste vroege album van de Beatles [Hertsgaard 1995: 71]. Dat door ons met melkpunten aangeschafte ep-tje bevatte overigens ook de single die op 27 november 1964, tussen de derde en de vierde Beatles-lp, werd uitgebracht, met op de a-kant Lennons knappe, door scherp gitaarwerk van Harrison gekenmerkte I feel fine en op de b-kant McCartneys al even knappe rocker Shes a woman. Op 19 juni 1964 was er overigens ook nog de release van de ep Long tall Sally, met daarop behalve het titelnummer de tracks I call your name, Slowdown en Matchbox.
Quotering: **** (15 januari 2005)
Klassiekers: A hard days night, I should have known better, And I love her, Cant buy me love, Any time at all, Ill be back, I feel fine, Shes a woman.
The Beatles: Beatles For Sale (1964)
Nog in 1964, op 4 december, verscheen het vierde Beatles-album, Beatles For Sale. Met alle drukte rond hun eerste film en rond de talrijke optredens vraagt men zich af waar de vier de tijd vandaan haalden om op zulke korte tijd nog maar eens een volledig album rond te krijgen. In de literatuur wordt er dan ook steevast op gewezen dat de Beatles eind 1964 een beetje dolgedraaid en moegestreden waren, en dat zulks aan dit vierde album een beetje te horen én te zien is. Op de cover kijken de in het zwart geklede George, John, Paul en Ringo met doodserieuze, bleke gezichten in de cameralens, als waren het vier lijkbidders, en de titel van het album kan opgevat worden als een ironische knipoog naar al het Beatlemania-gedoe van de afgelopen maanden. Veel artistieke vooruitgang bracht Beatles For Sale overigens niet, want opnieuw gaat het om een veertiental superkorte nummertjes die samen slechts iets meer dan vierendertig minuten duren, en bovendien zijn zes van de veertien tracks covers, opgediept uit het Cavern Club-repertoire van de groep.
De beide plaatkanten beginnen telkens veelbelovend en vast niet toevallig met de uit deze lp getrokken hitsingles. Op de A-kant bevatten de teksten van No reply [A1] en Im a loser [A2] weliswaar nogal sombere geluidjes die sporen met de vermoeide kopjes op de hoesfoto, maar muzikaal zit alles snor en kunnen deze Lennon-composities mee met het beste van de vroege Beatles. Dat laatste geldt nog veel meer voor het vrolijk huppelende en vol good old Beatles-enthousiasme stekende Eight days a week [B1] dat de B-kant opent en opvalt door een historisch precedent in de popmuziek: de fade-in (het langzaam doen toenemen van het geluidsvolume in het begin). Volgens Lennon (in een interview met Playboy in 1980) was het nummer oorspronkelijk bedoeld voor de film Help! maar was het niet goed genoeg. Onzin, Eight days a week is een prima Beatles-song waarvan de titel, net als in het geval van A hard days night, gebaseerd is op een losse opmerking van Ringo. Op de A-kant staan verder nog twee originele Beatles-nummers en drie covers. Noch de Lennon-compositie Babys in black [A3], noch de McCartney-song Ill follow the sun [A5] bereiken echter een hoog niveau en wat de covers betreft, valt alleen het spetterende Chuck Berry-nummer Rock and roll music [A4] op. Mr. Moonlight [A6] en de medley Kansas City / Hey, hey, hey, hey [A7] zijn niet meer dan braaf vulsel.
In zijn geheel valt de A-kant dus redelijk zwakjes uit, en hetzelfde geldt eigenlijk voor de B-kant waarvan het niveau na de prima binnenkomer Eight days a week serieus daalt, nochtans zonder ondermaats te worden. Zo zijn de drie covers, het Buddy Holly-nummer Words of love [B2], het door Ringo gezongen rockertje Honey dont [B3] (met twee maal een grappige aanspreking van gitarist Harrison: oh rock on, George, for Ringo one time ) en het swingende, in het kader van de Beatlemania erg toepasselijke Carl Perkins-nummer Everybodys trying to be my baby [B7] dat de lp afsluit, in de Beatles-versie stuk voor stuk prettig klinkende songs, maar grensverleggend kan het allemaal niet genoemd worden. Dat gaat evenzeer op voor de resterende eigen composities Every little thing [B4], I dont want to spoil the party [B5] en What youre doing [B6] die weliswaar niet echt slecht zijn, maar toch iets obligaats in zich hebben en wat te veel de indruk geven op de automatische piloot gefabriceerd te zijn.
Mark Hertsgaard stelt terecht dat Beatles For Sale een sfeer van vermoeidheid ademt en hij signaleert dat George Martin later niet enthousiast was over dit album. Wij zijn het echter niet met Hertsgaard eens wanneer hij Beatles For Sale waarschijnlijk zelfs de minste elpee die ze ooit gemaakt hebben noemt: With The Beatles staat volgens ons toch nog duidelijk een trapje lager. Hertsgaard signaleert trouwens ook dat ondanks de inspiratiedip de muziek van de Beatles er ook op deze mindere plaat nog steeds in slaagt een gevoel van warmte en geluk te creëren en dat het album omhoogschoot op de verkooplijsten. Wellicht zit Hertsgaard nog het dichtst bij de waarheid als hij concludeert: Misschien dat deze elpee in vergelijking met wat toen door anderen gemaakt werd niet eens zo slecht was, maar vergeleken met hun eigen andere werk was het tweederangs opvulling [Hertsgaard 1995: 93/94/98].
Quotering: *** (12 februari 2005)
Klassiekers: No reply, Im a loser, Rock and roll music, Eight days a week.
The Beatles: Help! (1965)
De vijfde Beatles-lp Help! verscheen naar aanleiding van de gelijknamige Beatles-film, die overigens een artistieke teleurstelling was. Ergens in het tweede deel van de jaren zestig zijn wij deze film ooit nog gaan bekijken met de school op het einde van een trimester (wij herinneren ons: het was in een zaal op de Luchtbal) en sindsdien hebben wij hem nergens meer ontwaard. In 2007 konden we hem op een zaterdagavond eindelijk nog eens terug bekijken dankzij BBC2 en zo werd op een pijnlijke manier duidelijk waarom deze 90 minuten durende film van Richard Lester 40 jaar lang onder grond gestopt is gebleven. De film Help! is namelijk wel degelijk een verschrikkelijk teleurstellende afgang. Het draait allemaal rond een ring die Ringo draagt en waarvan de bezitter volgens een of andere kierewiete oosterse sekte moet geofferd worden. Dat verhaal lijkt echter totaal nergens naar en springt voortdurend op een schabouwelijke wijze van de hak op de tak, de grapjes zijn om je billen van dicht te knijpen, zo flauw, en behalve de nummers Ticket to ride en Help! is de muziek eigenlijk ook maar erg magertjes. En dat allemaal terwijl A Hard Days Night zon dot van een muzikale komedie was die de spirit van de Beatlemania op een ontwapenende manier op pellicule vastlegde. En met dezelfde regisseur, nota bene! Blij dat we deze film nog eens hebben kunnen terugzien om dit alles vast te stellen, maar jammer dat er van nostalgisch kijkplezier nul komma zero sprake was. [Quotering: **, 27 oktober 2007, tv, BBC2]
Het album bevat in totaal veertien korte nummertjes: de zeven songs op de A-kant komen alle uit de film, en de B-kant wordt gevuld met zeven losse nummers. In zijn geheel bekeken is Help! net zo min als Beatles For Sale een meesterwerk, al wordt er geëxperimenteerd met nieuwe instrumenten en geluiden (bekendste voorbeeld: het strijkerskwartet in Yesterday) en al bevat de plaat drie kanjers van klassiekers. In deze periode is het singleswerk van de Beatles nog altijd belangrijker dan hun lp-werk, al zou dat na 1965 snel veranderen.
In april 1965 werd het Lennon-nummer Ticket to ride [A7] op single uitgebracht (met als b-kantje het rustige, melodieuze Yes it is). Ticket to ride, dat de A-kant van de lp afsluit en ook het laatste nummer is op de soundtrack van de film, is een gewéldige popsong die in 1965 danig furore maakte. Wij waren toen 10 jaar oud en in café Verli in Kapellen, dat wij toen op zondagochtenden regelmatig met onze vader en met nonkel Jos frequenteerden, hebben wij heel wat vijf frank-stukken in de jukebox gestopt om dit nummer telkens opnieuw te kunnen horen. Wij hadden overigens ook een eptje (weer gespaard met punten van de kartonnetjes Inza-melk) met daarop de vier nummers van de singles Ticket to ride en Help! (helaas ergens in de jaren negentig verkocht). Ticket to ride werd weliswaar geschreven door Lennon, maar McCartney leverde twee belangrijke ideeën: het knappe gitaarritme dat het tempo neerzet en het hoekige, op en neer springende drumwerk dat dat ritme voortstuwt.
In juli 1965 verscheen dan de single Help! [A1] (b-kantje was de ruige McCartney-rocker Im down), het openingsnummer ook van de film en van het album. Dit was opnieuw een Lennon-compositie maar alweer leverde McCartney een schitterend idee. Met de fraaie woorden van Mark Hertsgaard: Hij kwam op het idee om een tweede stem toe te voegen, waardoor het nummer aan emotionele diepte wint en directer in het gehoor ligt. Deze tweede stem, iets tussen een vraag- en antwoordzang en een tegenmelodie in, wordt vreemd genoeg vooruitlopend op de hoofdtekst gezongen. Daardoor wordt de betekenis van de woorden onderstreept en tegelijkertijd wordt het verdriet erin verzacht met een soort gelaten nostalgie [Hertsgaard 1995: 114]. Naar verluidt was Help! één van de weinige nummers die Lennon én McCartney nog goed vonden, nadat ze de Beatles hadden verlaten.
De derde voltreffer van dit op 6 augustus 1965 uitgebracht album is natuurlijk McCartneys tijdeloze klassieker Yesterday [B6], heerlijk van melodie en met een mooie, droeve tekst. In oktober 1965 verscheen Yesterday alsnog op single, maar vreemd genoeg was het niet te horen in de film en zat het verborgen op de B-kant van de plaat, vlak vóór de dampende versie van de rocknroll-klassieker Dizzy Miss Lizzy [B7] die volgens beproefd recept (vergelijk Twist and shout en Money) het album afsluit. Opmerkenswaardig over het ontstaan van Yesterday is de volgende mededeling van McCartney [aan Playboy in 1984]: Deze song heb ik in een soort droomtoestand gemaakt. Ik kan me herinneren dat ik midden in de nacht wakker werd en aan de piano ging zitten. De volgende ochtend geloofde ik niet dat ik die tekst en die muziek had geschreven. Ik speelde het voor aan kennissen en vroeg vervolgens of het niet ergens op leek. Nee, zeiden ze, we hebben het nooit eerder gehoord, het is uitstekend.
Op die B-kant zit Yesterday te glinsteren als een verborgen diamant, want voor de rest valt hier weinig belangrijks te ontwaren. Het begint weliswaar grappig met de door Ringo gezongen country & western-cover Act naturally [B1], over een sad and lonely man die het in de filmwereld gaat maken omdat hij alleen zichzelf moet spelen (erg ironisch en ad rem gezien de film Help!), maar de Lennon/McCartney-songs Its only love [B2], Tell me what you see [B4] en Ive just seen a face [B5] zijn niet meer dan niemendalletjes en moeten zelfs onderdoen voor de Harrison-compositie You like me too much [B3], dat zelf toch ook niet meer dan degelijk kan genoemd worden.
Ook op de A-kant, met de nummers uit de film, zit een nummer van George Harrison: het al even doorsnee-degelijke I need you [A4]. Op deze A-kant staan verder, behalve Help! en Ticket to ride, nog vier Lennon/McCartney-composities: The night before [A2] en Another girl [A5] zijn weer echte niemendalletjes, Youve got to hide your love away [A3] en Youre going to lose that girl [A6] zijn verdienstelijke popsongs, maar ook niet meer dan dat.
Quotering: *** (12 maart 2005)
Klassiekers: Help!, Ticket to ride, Yesterday.
The Beatles: Rubber Soul (1965)
Op 3 december 1965 verscheen Rubber Soul, het zesde Beatles-album (overigens het eerste zonder de naam van de groep op de cover) samen met de van een dubbele a-kant voorziene single Day tripper / We can work it out, twee nummertjes die niet op de lp te vinden waren. Lennons Day tripper is een prima catchy popsong gebaseerd op een aantrekkelijke gitaarriff en het door Lennon en McCartney samen geschreven We can work it out is weliswaar iets minder catchy, maar veel slechts valt er verder niet over te vertellen. Over de lp Rubber Soul lezen we in Oors Eerste Nederlandse Popencyclopedie (11de editie 1998) dat het een nieuw hoogtepunt in het oeuvre van de Beatles is en in het boek van Mark Hertsgaard luidt het: Rubber Soul was heel duidelijk hun beste plaat tot dan toe en sommigen vinden het de beste plaat die de Beatles ooit gemaakt hebben [Hertsgaard 1995: 137]. De beste plaat die de Beatles ooit gemaakt hebben? Toen die sommigen naar Sergeant Peppers luisterden, zullen ze dat waarschijnlijk gedaan hebben met kurken in hun oren. In The NME Book of Rock 2 [p. 40] lezen we dat indertijd the album received mixed reception.
Dat laatste kunnen wij heel goed begrijpen. Qua structuur verschilt Rubber Soul weinig of niets van voorganger Help!. Het zijn weer veertien korte popsongs, mooi verdeeld over twee lp-kanten (2 x 7), weer begint de B-kant met een grappig maar weinigzeggend, door Ringo gezongen (en meegeschreven) country & western-nummertje, What goes on [B1], en opnieuw bevat zowel de A- als de B-kant een degelijk, maar echt niet denderend nummertje van George Harrison: Think for yourself [A5] en If I needed someone [B6]. Oors Popencyclopedie noteert: De plaat ruikt als het ware naar marihuana, en de vreemde, opgeblazen letters van de lp-titel op de hoes zouden daar samen met de door een groothoeklens vervormde en schuin afgedrukte groepsfoto op kunnen wijzen. Maar behalve het feit dat Lennon in zijn nummer Girl [B2] in het refrein tussen zijn lippen lucht binnenzuigt zodat het klinkt alsof hij aan een stickie lurkt, valt er van een drugsatmosfeer op dit album nog weinig te merken. Dan waren het latere I am the walrus of Lucy in the sky with diamonds wel andere koek. Girl is overigens één van de betere nummers op dit album, maar net zoals het geval is bij vele andere tracks op Rubber Soul, valt er verder weinig beklijvends over te zeggen, behalve dan misschien dat in de achtergrondzang de klanken ti-ti-ti-ti-ti steeds herhaald worden, zodat het lijkt alsof men telkens tit hoort.
De lp opent met McCartneys zeer geslaagde en aanstekelijke Drive my car [A1], alleen al onvergetelijk door de beep-beep-yeah-kreet. Volgens Hertsgaard is het een hippe aanklacht tegen hebberige ambitie, tegen het egoïsme en de onwaarachtigheid die vaak samen gaan met dromen om er te komen [Hertsgaard 1995: 143] en gaat het over een meisje met filmsterambities dat de ikverteller mee wil nemen in haar auto, als chauffeur. Het wordt gevolgd door Lennons eveneens geslaagde Norwegian wood [A2], een song waarin Lennon het naar zijn eigen zeggen (zie het interview met Playboy uit 1980/81) op besmuikte wijze (zijn toenmalige vrouw mocht niets vermoeden) heeft over een buitenechtelijk avontuurtje. De titel slaat op het met veel Noors hout ingerichte flatje van het meisje (rond 1965 een modegril in Londen) en het was de eerste popsong waarin een sitar (bespeeld door Harrison) werd gebruikt. Vallen verder nog op op de A-kant: Lennons mooie Nowhere man [A4] en het eind december 1965 ook op single verschenen Michelle [A7], een niet onaardig maar ietwat slijmerig nummertje dat er helaas mee voor gezorgd heeft dat over McCartney ooit geschreven werd hes too much syrup (dixit Nik Cohn, als wij ons niet vergissen). You wont see me [A3] en The word [A6] zijn op deze A-kant niet meer dan vullertjes.
De B-kant is duidelijk minder sterk dan de A-kant. Het meest opvallende nummer is hier, behalve Girl, In my life [B4], met een weinigzeggende tekst van Lennon en mooie muziek van McCartney. Im looking through you [B3], Wait [B5] en de afsluiter Run for your life [B7] zijn weer niet meer dan vullertjes. Over Run for your life zei Lennon een week voor zijn dood tegen Playboy: I never liked it.
Met Rubber Soul zouden de Beatles volwassener geworden zijn, naast romantische popnummertjes zouden ze nu ook commentaar beginnen leveren zijn op de wereld om hen heen, ze zouden niet meer straight zijn, en er werden nieuwe instrumenten gebruikt (de sitar op A2 en B2, het harmonium op A6 en B6). Bij Mark Hertsgaard leidt dit tot de volgende conclusie: Ook algemeen gezien werd de muziek, ondanks haar simpele karakter, verfijnder in haar nuances en onderstromen; tegelijkertijd kregen de teksten een grotere diepgang en reikwijdte. Het was dan misschien geen muziek meer om op te dansen, maar dat was jazz ook niet het was luistermuziek geworden [Hertsgaard 1995: 143]. Wij vinden dit allemaal fel overdreven. Al bevat Rubber Soul meer geslaagde nummers dan voorganger Help!, anno 1965 waren de Beatles nog steeds een duidelijk meer dan middelmatig getalenteerde popgroep die misschien wel op weg was naar de status van rockgroep en rijpe, volwassen muziek, maar die status manifest nog niet bereikt had.
Quotering: ***½ (10 maart 2012)
Klassiekers: Drive my car, Norwegian wood, Nowhere man, Michelle, Girl, In my life.
The Beatles: Revolver (1966)
De rijpheid van een volwassen rockgroep kondigde zich veel duidelijker aan in 1966. In juni van dat jaar was er eerst nog de single Paperback writer (b-kant: Rain), een vlot en degelijk McCartney-hitje, maar toch net iets minder sterk dan Lennons Day tripper, dat zon beetje in dezelfde sfeer zit. Maar dan kwam op 5 augustus 1966 de single Eleanor Rigby / Yellow submarine uit, overigens samen met de nieuwe lp Revolver, waarop deze twee nummers ook aanwezig waren [A2 en A6]. Yellow submarine, naar verluidt door Paul geschreven voor Ringo, was indertijd en is nog altijd een geweldige meezinger, maar toch ook een beetje een hoempapa-song, nogal atypisch voor de Beatles. Enkele jaren later zou deze song leiden tot een getekende langspeelfilm. Nee, dan was Eleanor Rigby toch van een enigszins ander niveau. Dit was inderdaad geen dansmuziek meer, maar luistermuziek, met een dieper gravende tekst en een opvallend strijkersarrangement, al vertelde Lennon in 1980 aan Playboy dat McCartney de strijkersmelodie had ontleend aan het werk van Vivaldi, nadat zijn toenmalige vriendin Jane Asher hem daarmee in contact had gebracht.
De lp Revolver, overigens weer samengesteld uit twee maal zeven korte nummers en met een door Klaus Voormann getekende, erg psychedelisch aandoende hoes, vangt aan met het Harrison-nummer Taxman [A1] dat, zoals al vaker werd opgemerkt, sterk doet denken aan het indicatiefje van de toenmalige tv-serie Batman. Beatles-producer George Martin zei hierover ooit [Humo, nr. 1869, 1 juli 1976, pp. 124-126]: Bijna alle songs van George lijken op een andere song. Zelfs zijn bekendste song Something, waarin je die zin hebt something in the way she moves doet me denken aan something in the way she moved, een oude song van James Taylor. Hij heeft dan ook vaak copyright-problemen gehad, en voor My sweet lord is ie zelfs vervolgd. Taxman is overigens een verre van briljante song en Harrisons andere bijdrage aan de A-kant, Love you to [A4] is een snel vergeetbaar Indisch stukje muziek, met veel sitar en tablas. En ook Im only sleeping [A3] en She said she said [A7] zijn niet veel meer dan vulsel. Van McCartneys melige Here there and everywhere [A5] zei Lennon in 1980: One of my favorite Beatle songs. Was hij ironisch?
Kant B begint met het McCartney-nummer Good day sunshine [B1]: het is meer dan degelijk, maar echt potten breken doet het zeker niet. Lennons And your bird can sing [B2] doet dat nog veel minder en hetzelfde geldt voor McCartneys flodderige For no one [B3], al kon het in 1980 alweer rekenen op de lof van Lennon: One of my favorite pieces of his, a nice piece of work, I think. En we willen niet vervelend doen, maar Lennons Doctor Robert [B4] is ook al niet om over naar huis te schrijven en Harrisons I want to tell you [B5] is gezeur. Op McCartneys zeer doenbare, maar toch weer erg korte en simpele Got to get you into my life [B6] gebruiken de Beatles naar verluidt voor de eerste keer blazers. In 1984 vertelde McCartney aan Playboy dat hij niet meer wist waar de tekst over ging, in 1980 had Lennon aan datzelfde Playboy gezegd dat het ging over drugs. Zou best kunnen, want het afsluitende nummer, Lennons Tomorrow never knows, klinkt ook als een psychedelische ervaring. Een goede song is het echter niet.
Over Revolver schreef Oors Eerste Nederlandse Popencyclopedie (11de editie 1998): een briljante plaat. Datzelfde Oor schreef dat Rubber Soul als het ware naar marihuana rook, maar dat zou met meer recht van deze Revolver kunnen gezegd worden (zie de hoes, zie de Indische stuff in A4, zie de teksten van B4 en B6, zie de muziek van B7). Een betere plaat is Revolver daar echter niet mee geworden, al was het misschien wel een belangrijke plaat op technisch gebied omdat er gebruik werd gemaakt van allerlei nieuwe opnametechnieken (men leze het begeleidende boekje bij de Remasters-editie van Revolver uit 2009). Eén nummer dat grotere rijpheid aankondigt (A2), één geslaagde carnavalsmeezinger (A6), twee degelijke songs (B1 en B6), en voor de rest middelmatigheid troef: hoe zou dit dan een briljante plaat kunnen voorstellen? Het volgende Beatles-album, dàt zou een briljante plaat zijn. Deze Revolver was, afgezien van Eleanor Rigby, zuiver muzikaal bekeken grotendeels een stap op de plaats, en dan nog een zeer teleurstellende stap op de plaats ook.
Quotering: **½ (10 maart 2012)
Klassiekers: Eleanor Rigby, Yellow Submarine, Good day sunshine, Got to get you into my life.