Ik ben Eric De Bruyn
Ik ben een man en woon in Wuustwezel (België) en mijn beroep is pensionado.
Ik ben geboren op 20/10/1955 en ben nu dus 69 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Middelnederlands / laatmiddeleeuwse kunst.
Studies Germaanse Filologie 1973-1977 - Universiteit Antwerpen. In 2000 gepromoveerd aan de KU Brussel
WEMELDINGEN
Tijd is ruimte in beweging
12-04-2012
BOEK: Het leven van Pi (Yann Martel) 2001
HET LEVEN VAN PI (Yann Martel) 2001 Een structuur-analytisch verslag
Er werd gebruik gemaakt van de Boektoppers-editie van deze roman: Yann Martel, Het leven van Pi.Van In, Wommelgem, 2011, 389 blz.
1a Uitwendige structuur
De tekst bestaat uit een Woord vooraf en drie delen. De delen bestaan uit soms langere, soms kortere hoofdstukken, die doorlopend genummerd zijn: in totaal zijn het er precies honderd.
- In het Woord vooraf (pp. 5-11) deelt de auteur mee hoe hij de hoofdpersoon van zijn verhaal (de nu in Canada wonende Indiër Piscine Patel, kortweg Pi) ontdekt heeft: via een al wat oudere man in India. Hij zal Pi zijn verhaal in de eerste persoon enkelvoud laten vertellen.
- In het eerste deel (Toronto en Pondicherry, pp. 13-122) vertelt Pi over zijn recente verleden (onder meer over zijn studies) en over zijn jeugd, tot aan het moment waarop zijn ouders (die in India een dierentuin runden) besloten naar Canada te emigreren, mét een groot aantal dieren, per boot.
- In het tweede deel (De Grote Oceaan, pp. 123-351) vertelt Pi hoe de boot zonk en hij met enkele dieren, maar uiteindelijk alleen met een tijger in een sloep terechtkwam en maandenlang overleefde op de Stille Oceaan. Uiteindelijk bereikt de sloep een strand in Mexico.
- In het derde deel (Hospitaal Benito Juárez, Tomatlán, Mexico, pp. 353-389) wordt Pi in een Mexicaans hospitaal ondervraagd door vertegenwoordigers van de Japanse rederij die eigenaar was van de boot. Hij vertelt deze Japanners een totaal ander, veel naargeestiger verhaal van de tocht, waarin naast hemzelf ook zijn moeder, een matroos en een kok een rol spelen.
De plot verloopt grotendeels chronologisch. Alleen in deel I wordt de chronologie doorbroken doordat Pi ook over zijn leven nà het avontuur op de oceaan spreekt en doordat de auteur (in hoofdstukjes die cursief gedrukt zijn) informatie geeft over Pis leven uit de tijd nadat de auteur hem ontmoet heeft.
Waarom de tekst uit precies honderd hoofdstukken bestaat, is niet direct duidelijk (zie echter verder). Wel zegt Pi, zich richtend tot de luisterende auteur, op bladzijde 350: Ik ben iemand die gelooft in conventies, in de harmonie van orde. We moeten zo mogelijk alles een zinvolle vorm geven. Kun jij, bijvoorbeeld, mijn verhaal in welgeteld honderd hoofdstukken navertellen, niet meer en niet minder?
1b Inwendige structuur
Titel
Bevat geen raadsel: we krijgen inderdaad het levensverhaal van Pi, een Indische jongen, te horen.
Motto
Is afwezig. Helaas, want het had veel kunnen verduidelijken.
Motieven
Er zijn twee zeer opvallende motieven in dit boek: zoölogie en theologie, of met andere woorden: dieren en God/goden. Pi is na zijn avontuur theologie én zoölogie gaan studeren aan de universiteit van Toronto [p. 15]. Naar verluidt onder invloed van zijn leraar biologie en een als bakker werkende soefi (moslimmysticus), die beiden meneer Kumar heetten en die de profeten van (z)ijn Indiase jeugd waren [p. 85]. In deel I krijgen we eerst een uitgebreid (en best boeiend) betoog over dierengedrag en dierentuinen, vanaf bladzijde 65 gaat het plots over de rol van godsdiensten in de jeugd van Pi: de knaap wou immers tegelijk hindoe, christen en moslim zijn.
Deze vermenging van (drie) godsdiensten is ook duidelijk aanwezig in deel II. Tijdens zijn oceaantocht verwijst Pi regelmatig naar het christendom [p. 166/170: Christus aan het kruis, p. 258: bijbel], naar de islam [p. 221: moslimgebed, p. 289: Allah] en naar het hindoeisme [p. 220/230: Vishnu, p. 243: de godin Durga, p. 258: Krishna]. Soms worden de godsdiensten zelfs vermengd in één zin [p. 275: Heb dank, Jezus-Matsya].
In deel III versmelten de twee motieven omdat Pi de Japanners na het alternatieve verhaal vraagt welk verhaal zij verkiezen: het verhaal mét, of het verhaal zonder dieren. Als de Japanners het verhaal met dieren het mooiste vinden, zegt Pi: Zo is het met God nu ook [p. 386].
Anticipaties & retroversies
Anticipaties komen wel degelijk hier en daar voor in het verhaal. Enkele voorbeelden
- Op pagina 49 lezen we: Ik heb de les dat een dier een dier is en zowel praktisch als wezenlijk ver van ons af staat, tweemaal geleerd: eenmaal van mijn vader en eenmaal van Richard Parker. Richard Parker is de naam van de tijger die we pas in deel II leren kennen.
- Op pagina 51 e.v. geeft Pis vader zijn zoon de op pagina 49 aangekondigde les in verband met het gedrag van tijgers (tijgers zijn gevaarlijk). Dit wijst weer vooruit naar de tijger in de sloep.
- Op pagina 58 lezen we: Dieren aan de aanwezigheid van mensen laten wennen is de essentie van de kunst en de wetenschap van het dierentuinbeheer. Dit verklaart (onder meer) waarom Richard Parker (een tijger uit een dierentuin) Pi niét opeet.
- Pagina 62 (de auteur over Pi): De herinnering is een oceaan waarop hij dobbert. Functioneel-anticiperende beeldspraak.
- Pagina 62-64: theorielesje over hoe een dierentemmer te werk moet gaan (de superalfa blijven). Pi zal ook de superalfa moeten spelen om te overleven in deel II.
Knipoogjes van de auteur
Enkele knipoogjes wijzen weer op het belang van dieren én goden in dit verhaal.
- Ik weet dat dierentuinen uit de gratie zijn. Hetzelfde geldt voor de godsdienst. Beide zijn het slachtoffer van bepaalde misvattingen over vrijheid [p. 35].
- Die obsessieve drang onszelf in het middelpunt van alles te plaatsen is niet alleen de vloek van de theoloog, maar ook van de zoöloog [p. 49].
Verder is er het probleem van de twee verhalen (het lange en het korte): welk van beide is waar? In dat verband enkele knipoogjes in het Woord vooraf van de auteur.
- Want daar draait het toch om bij fictie: de selectieve transformatie van de werkelijkheid? Er een bepaalde wending aan geven om de essentie naar voren te halen? [p. 6].
- Als wij burgers onze kunstenaars niet ondersteunen, offeren we onze fantasie op aan de brute realiteit, zodat we ten slotte nergens meer in geloven en onze dromen geen waarde meer hebben [p. 11].
Deze knipoogjes lijken er sterk op te wijzen dat de auteur het verhaal van Pi slechts verzonnen heeft (transformatie van de werkelijkheid, fantasie, dromen) en dat hij dit gedaan heeft om een boodschap (de essentie, in iets geloven) over te brengen.
Belangrijke knipoogjes richting deze boodschap (en dus richting abstracte thematiek) treffen we ook aan.
- Ik weet een verhaal waarvan u in God gaat geloven / dit was inderdaad een verhaal waardoor je in God ging geloven [pp. 9/11].
- Ik dank God dat het altijd weer voorbijging. ( ) De duisternis roerde zich en verdween na verloop van tijd, maar God bleef, een stralend lichtpuntje in mijn hart. Ik bleef liefde voelen [p. 260].
- Zo is het met God nu ook [p. 386].
Zou het boek daarom (al knipogend) uit drie delen en honderd hoofdstukken bestaan? De getallen drie en honderd als volmaakte getallen die naar het Hogere verwijzen?
Vertelsituatie
Zowel de auteur als de hoofdpersoon presenteren zich als terugblikkende ik-vertellers. Dat wil zeggen dat zij niet buiten hun eigen ervaringen in het verhaal treden, maar wel reeds op voorhand de afloop van dit verhaal kennen. Voor de auteur, zie onder meer bladzijden 11 (dit was inderdaad een verhaal waardoor je in God ging geloven) en 122 (dit verhaal heeft een happy end). Voor Pi, zie onder meer bladzijde 236 (Ik heb 227 dagen rondgedobberd. Zo lang heeft mijn beproeving geduurd, meer dan zeven maanden).
2 Thematiek
Concreet thema
Een Indische jongen komt na een bootramp op de Stille Oceaan terecht in een reddingssloep, samen met een tijger. Na maanden op de oceaan gedobberd te hebben, overleeft hij op wonderbaarlijke wijze de tocht.
Abstract thema
In dit verband blijken vooral de motieven en de knipoogjes van belang te zijn. Yann Martel, die filosofie studeerde, heeft een wonderbaarlijk verhaal willen vertellen waardoor je in God gaat geloven. Hij neemt daarbij een wat men noemt oecumenisch standpunt in: dat wil in dit geval zeggen dat hij het begrip God niet verklaart vanuit één godsdienstig perspectief, maar dat hij verschillende godsdiensten met elkaar vermengt (Pi is tegelijk hindoe, christen én moslim). Eenvoudig gezegd: dàt je in een God gelooft, is belangrijker dan hoé je die God benoemt of benadert (het goden-motief).
Waarom de lezer nu eigenlijk precies door het lezen van dit verhaal in God of in een Hogere Macht zou moeten gaan geloven, is niet echt duidelijk. Het lijkt erop alsof het dieren-motief de lezer hier zou moeten verderhelpen. Pi vertelt immers twéé verhalen, één met en één zonder dieren, en samen met de Japanners worden wij als lezer verondersteld dat mét dieren het mooiste te vinden (het is ook véél langer dan het andere), en: Zo is het met God nu ook [p. 386]. Ik moet toegeven dat ik totaal niet begrijp wat Martel hiermee bedoelt, ondanks herhaald gepijnig van mijn hersenen. Bedoelt Martel misschien dat alle mensen smeerlappen zijn, dat dieren beter zijn dan mensen en dat je alleen troost kan vinden bij (een) God? Eerlijk gezegd heb ik de indruk dat dat tweede (korte) verhaal serieus uit de lucht komt gevallen, de hele roman uiteindelijk op losse poten zet en mij als lezer (na een nochtans niet onaangename leeservaring) danig teleurstelt. Met andere woorden: voor mij is Martel er niet in geslaagd zijn bedoelingen duidelijk te maken, en daarom is dit voor mij ook een in essentie mislukte roman. Ik moet wel toegeven dat ik de roman maar één keer gelezen heb, en hou mij dus aanbevolen voor andere meningen en interpretaties (graag dan tegelijk even uitleggen waar die passage met het stokstaartjes-eiland op slaat, want ook dat is voor mij een compleet raadsel).
3 Personages
Er is duidelijk slechts één belangrijk personage, het hoofdpersonage Pi. We leren hem redelijk goed kennen (genuanceerd personage dus), maar ondergaat hij ook een essentiële, wezenlijke verandering (dynamisch personage)? De Didactische gids bij de Boektoppers noteert: De tocht over de oceaan is een overgangsritus van onbezorgde kindertijd naar volwassenheid [p. 65]. Sorry, maar ik zie het niet, hoor. Wat is er dan veranderd in Pi? Dat hij in God gaat geloven omwille van zijn wonderbaarlijke redding? Maar dat deed hij daarvoor toch ook al, hij geloofde zelfs in drie godsdiensten tegelijk! Nogmaals stellen we hier vast dat deze roman teleurstellend oppervlakkig blijft.
In verband met de naam Pi van het hoofdpersonage bevat de tekst nog enkele bijkomende knipoogjes: het getal pi is dat ongrijpbare, irrationele getal waarmee de wetenschap het heelal probeert te doorgronden [p. 41] en: Dat stoort me ook zo vreselijk aan mijn bijnaam, het is een getal dat geen einde kent. Het is belangrijk in het leven om achter dingen een punt te zetten. Pas dan kun je ze loslaten. Anders blijf je zitten met onuitgesproken woorden en word je verteerd door wroeging [p. 350]. Woorden, woorden, woorden, maar ze pakken niet. Is Martel eigenlijk wel een auteur die zijn materie beheerst? In het Woord vooraf heeft de auteur het over romans die niet van de grond komen en waaraan iets ontbreekt: Het verhaal is emotioneel dood, daar komt het op neer [p. 7]. Deze roman is er volgens mij helaas óók zo één
4 Tijd en ruimte
De verteltijd is 389 bladzijden, de vertelde tijd van de oceaantocht omvat 227 dagen, van 2 juli 1977 tot 14 februari 1978 [pp. 236/238/385], het gesprek met de Japanners vindt plaats op 19 februari 1978 [p. 357], de vertelde tijd van het hele verhaal (inclusief de jeugd van Pi) omvat jaren.
Het verhaal speelt zich af in India, Canada, Mexico en op de Stille Oceaan. Vooral die onmetelijke oceaan lijkt zich te lenen tot gebruik van symbolische ruimte. De Didactische gids van Boektoppers weer: Dit decor werkt zowel psychologisch (als een afspiegeling van Pis gemoed) als sfeerscheppend en symbolisch: de tocht over de oceaan is een overgangsritus van onbezorgde kindertijd naar volwassenheid [p. 65]. Zou die oceaan echter niet eerder symbolisch verwijzen naar de onmetelijkheid en ongrijpbaarheid van het goddelijke? Niet dat dàt nu zo sterk uit de tekst naar voren komt, net zo min als een eventuele symboliek van dat stokstaartjes-eiland trouwens. Of is dat gewoon een hallucinatie van Pi?
5 Stijl
Fraai geformuleerde zinnen zijn in dit boek met een vergrootglas te zoeken, al komen ze af en toe wel voor: Twijfel tot levensfilosofie verheffen is net zoiets als immobiliteit als vervoersvorm kiezen [p. 46], bijvoorbeeld. Soms ook een grappige wending: Het leven op een vlot verloopt niet bepaald vlot [p. 270] (hoe zou dat in het originele Engels klinken?). Vooral in deel I geeft de auteur blijk van een brede algemene kennis, die ook bij de lezer verondersteld wordt. Hij heeft het onder meer over het beleg van Leningrad [p. 41], over Gregor Mendel en Charles Darwin [p. 42], over de hof van Gethsemane [p. 46] en over een avatar [p. 76]. Op andere momenten echter maakt de stijl een ronduit kinderlijke indruk, bijvoorbeeld in dat gesprek met de Japanners op het einde (andere kinderlijk overkomende passages op pp. 201 en 300). Ik heb niet kunnen vaststellen of Het leven van Pi bedoeld is als een jeugdroman, maar hij vertoont er wel enkele traditionele zwakheden van: oppervlakkige psychologie, een al te eenvoudige plot, een opdringerige neiging tot moraliseren, het niet beheersen van zijn verhaalstof.
Het idee op zich is wel origineel, zou men kunnen stellen. Maar enkele jaren geleden had Martel een aanklacht aan zijn been omwille van plagiaat: hij zou het idee voor zijn roman ontleend hebben aan Max en de katten, een novelle van de Braziliaanse auteur Moacyr Scliar uit 1981 waarin een joods-Duitse vluchteling de Atlantische Oceaan oversteekt in een boot samen met een panter. Na met Martel gepraat te hebben, trok Scliar zijn aanklacht in en in het Woord vooraf [p. 11] staat nu een zinnetje waarin Scliar bedankt wordt.
In een brief aan de auteur schreef Barack Obama dat hij diens roman an elegant proof of God, and the power of story-telling vond. De regisseur Ang Lee is bezig de roman te verfilmen. Première wordt verwacht op 21 december 2012. Was dat niet de dag dat de wereld ging vergaan? [bron: Wikipedia]
Geraadpleegde lectuur
- Marc Adriaensen e.a., Didactische gids Boektoppers 2011-2012. Van In, Wommelgem, 2011, pp. 61-67.