Lucas Cranach de Oude Het Gouden Tijdperk Paneel, ca. 1530, Oslo, Nasjonalgalleriet
Literatuur
Werner Schade, Die Malerfamilie Cranach. Prisma Verlag, Gütersloh, 1983 (met zwartwitafbeelding = Tafel 160 en detailafbeelding in kleur = Tafel 159).
Max J. Friedländer en Jakob Rosenberg, Die Gemälde von Lucas Cranach. Parkland Verlag, Stuttgart, 1989, p. 122, nr. 262 (met zwartwitafbeelding).
Bodo Brinkmann (red.), Cranach. Tentoonstellingscatalogus, Royal Academy of Arts, Londen, 2007.
Guido Messling (red.), De wereld van Lucas Cranach. Een kunstenaar ten tijde van Dürer, Titiaan en Metsys. Tentoonstellingscatalogus, Lannoo-Bozar Books, Tielt-Brussel, 2010, pp. 48-49 (tekst van Berthold Hinz) (met kleurenafbeelding op p. 49).
Persoonlijke aantekeningen
Dit paneel lijkt heel erg op het paneel in München. Ook hier naakte mannen en vrouwen die stoeien in een ommuurde tuin, kastelen in het landschap buiten de muur, vrouwen die sieraden om de hals dragen, en wilde dieren (behalve herten en leeuwen nu ook fazanten, patrijzen, konijnen en opvallend één vos). En ook hier weer twaalf personages die verdeeld zijn over vier groepjes. Alleen zijn de groepjes van plaats verwisseld.
De drie mannen en vrouwen die rond een appelboom dansen, staan nu helemaal links in plaats van centraal. De man met de bakkebaarden kijkt nu de toeschouwer niet aan, maar staart naar zijn rechterkant, naar iets dat wij niet zien. En de meest rechtse man heeft ook hier weer zijn mond wijd open, maar deze keer kijkt hij niet boos, eerder uitgelaten. Het is nu de meest rechtse vrouw die de toeschouwer aankijkt. Men notere hoe haar linkeronderbeen en het rechteronderbeen van de man links van haar elkaar kruisen.
Het liggende en het badende koppel zijn nu verplaatst naar het midden van het paneel. Het liggende koppel maakt een veel intiemere indruk dan dat in München: zijn rechterhand ligt op haar linkerschouder, haar linkerhand ligt op zijn linkerarm, haar dijen zijn gekruist en zijn onderbenen zijn ook gekruist. Wat het badende koppel betreft: terwijl hij naar haar toe zwemt, staat zij zichzelf te etaleren met beide handen op het hoofd (om haar haren vast te binden?). Het vijvertje waarin zij zwemmen, wordt gevoed door een beekje dat ontstaat uit een door rotsen omgeven bron. Men hoeft geen erotomaan te zijn om op te merken dat deze bron de vrouwelijke pudenda suggereert: de rotsen zelf en de opening roepen een vagina op, de bron heeft de vorm van een clitoris en de struiken (het bosje) bovenop de rotsen vormen het schaamhaar. Dat de termen bron en struik naar de vagina en het schaamhaar verwijzen, kan ook via contemporaine tekstpassages verder aannemelijk gemaakt worden. Gelijkaardige antropomorfe bronnen treffen we nog elders aan in het oeuvre van Cranach (zie bijvoorbeeld het paneel met een Rustende waternimf uit 1533, Darmstadt, Hessisches Landesmuseum, een afbeelding in de Londense catalogus uit 2007, pp. 332-333, nr. 103) én daarbuiten (onder meer onderaan rechts het linkerbinnenluik van Bosch Weense Laatste Oordeel-triptiek).
Net als in München zit rechts ook hier weer een koppeltje van een druiventros te genieten, vlak vóór een staketsel met wijnranken. Zij, met de benen brutaal open (maar een plantje schermt haar pudenda af van onze blik), wordt door hem omarmd. Zij houden beiden een druif tussen duim en wijsvinger, zodat een ronde opening ontstaat: een gebaar dat wij elders al hebben leren kennen als het maagdelijkheidsgebaar (alleen is het bloemetje hier vervangen door een druif).
Het is duidelijk dat ook dit paneel in het teken staat van vreedzame en onschuldig lijkende erotiek, waarbij de erotiek afgezien van het naakt zijn opgeroepen wordt via subtiele gebaren en redelijk brave symboliek. Of ook hier, net als in München, het Gouden Tijdperk wordt uitgebeeld, blijft twijfelachtig. Vooral die muur lijkt ons een moeilijk in dit thema in te passen detail. Vóór een Gouden Tijdperk-interpretatie spreekt nochtans het gegeven dat het Cranach-oeuvre enkele panelen bevat waarop blijkbaar manifest het Zilveren Tijdperk (met doodslag en geweld die hun intrede doen) wordt uitgebeeld (zie de Londense catalogus uit 2007, pp. 336-339, nr. 105 en Friedländer/Rosenberg 1989, afbeeldingen 263-264-265). Merkwaardig is dat in de landschappen van deze Zilveren Tijdperken helemaal géén muur te ontwaren is.
[explicit 14 augustus 2011]
|