Pink Floyd: Ummagumma (1969)
In de zomer van 1969 bracht Pink Floyd zijn vierde album uit, met op de hoes een opvallende fotomontage van Storm Thorgerson: rechts de vier groepsleden in verschillende houdingen en links een oneindig spiegeleffect waarbij de groepsleden telkens van plaats veranderen. Leuk! Het zou niet de laatste opvallende lp-hoes zijn die Thorgerson (de man van het label Hypgnosis) voor de groep bedacht. Ummagumma was een dubbelalbum, met op de ene plaat live-opnames van oudere nummers en op de andere nieuwe studio-opnamen waarbij de vier leden van de groep afwisselend hun eigen gangen mochten gaan.
Op de live-lp, opgenomen in Birmingham en Manchester, wordt zoals gezegd teruggegrepen op ouder materiaal en de keuze valt daarbij haast vanzelfsprekend op nummers met een kosmische sfeer. Aan bod komen Barretts Astronomy domine [A1] uit de eerste lp en Set the controls for the heart of the sun [B1] en A saucerful of secrets [B2], twee groepscomposities uit het tweede album. Deze nummers klinken hier iets rijper en gesofistikeerder, maar ze scheren nog steeds niet de hoge toppen die Pink Floyd een paar jaar jaar later zou bereiken. Chris Welch [Pink Floyd. Learning to fly, Castle Communications, Chessington, 1994, p. 78] zegt over Ummagumma botweg: It was not one of their best works, with the live material now sounding very dated. Only Careful with that axe, Eugene showed much of a creative spark, one of the first Floyd songs to deal with the subject of madness. Groot gelijk, hoor! In december 1968 was de single Point me at the sky verschenen, met als b-kantje het Roger Waters-nummer Careful with that axe, Eugene [A2]. Dat laatste wordt op Ummagumma in een langere en veel betere versie live hernomen en stelt met gemak de andere drie tracks in de schaduw. Om eerlijk te zijn: het is een geweldig stukje muziek, grappig en griezelig tegelijk. Het enige stukje tekst is dus careful with that axe, Eugene dat halverwege het nummer, na een zachte intro die de luisteraar in slaap wiegt, gefluisterd wordt, waarna een vrouwmens werkelijk hartverscheurend begint te krijsen en de muziek dreigend aanzwelt (je voélt gewoon die bijl mensenvlees in stukken hakken) tot ten slotte alles voorbij is en de muziek langzaam landt tot ze weer rustig op de grond staat. Inderdaad een waanzinnig nummer en, men notere het, niet toevallig een compositie van Waters alleen.
Op de studio-lp is namelijk iets gelijkaardigs aan de hand. Het gedeelte van toetsenman Richard Wright heet Sysyphus en bestaat uit vier delen [C1-C2-C3-C4]. Het eerste deel is niet meer dan een kort stukje bombast, dan volgt wat lawaaierig geroffel (waarbij je toegegeven die Sysyphus met zijn rots naar beneden hoort en ziet donderen), deel 3 is niet meer dan wat getsjingel, en het laatste deel is experimenteel gedaas met op het einde weer dat bombastmotiefje uit het begin. Het zal duidelijk zijn: niet veel om over naar huis te schrijven. Hetzelfde geldt voor gitarist David Gilmours bijdrage The narrow way, dat bestaat uit drie delen [D1-D2-D3]. Ze zijn alle drie even rommelig en eigenlijk ronduit slaapverwekkend. Chris Welch [1994: 78] signaleert dat Gilmour admitted later that much of it was a lot of stitched together waffle. At one point he asked Roger Waters for help with the lyrics and the response was a curt No. Lol! En ook het eveneens driedelige nummer The Grand Viziers Garden Party [D4-D5-D6] van drummer Nick Mason is om met tomaten naar te gooien. Na een stukje fluitspel van amper één minuut (Entrance) krijgen we zeven minuten vervelend geroffel en gerommel (cynisch genoeg Entertainment geheten), waarna nogmaals wat gefluit van minder dan een minuut (Exit). Tien tracks met rommel, alles samen: het is niét mis voor een groep als Pink Floyd!
Maar dan is daar nog de dubbele bijdrage van mijnheer Roger Waters. Eerst is er Grantchester meadows [C5], dat begint met vogelgetsjilp en muggengezoem, en dan een akoestische gitaar en ontdubbeld gezang van Waters, en halverwege nog wat gekwaak en geplons van eenden. Dat alles messcherp en haarfijn opgenomen. Grantchester meadows is een ongelóóóflijk goed, rustig makend en melancholisch stemmend nummer, waarbij je je werkelijk in het midden van een landelijke omgeving met bossen en een vijver waant en dat onweerstaanbaar heimwee oproept naar zomers uit een verloren jeugd (bringing sounds of yesterday into my city room
). Ook het einde, dat tevens de overgang vormt naar het tweede Waters-nummer, Several species of small furry animals gathered together in a cave and grooving with a pict [C6], is grandioos: er begint een mug te zoemen (met een hoofdtelefoon op ZIT die mug echt in je oor), er gaat een deur open, je hóórt iemand door de kamer stappen, en die achtervolgt dan die mug om ze uiteindelijk met een krant dood te meppen.
Volgt dan C6, een stukje experimentele muziek (het zijn eigenlijk alleen klanken) van de bovenstebeste plank waarvan alleen al de surrealistische, Salvador Dali-achtige titel een geweldig leuke vondst is (zoals dat ook het geval was bij A2). Je hoort dat muggetje in doodsstrijd piepen en blijkbaar lokt die brutale moordaanslag op een insekt een revolutie uit bij allerlei andere beesten en wezens zodat een ware kakafonie van (zéér grappig) getrappel, gepiep, gegrom, gekrijs en gehuil ontstaat die vervolgens door een pict (een soort druïde) in het naar wij veronderstellen oud-Keltisch (met echo erop) tot bedaren moet worden gebracht. Dat lijkt te lukken, maar de opstandige beestjes roeren zich toch nog even waarna de pict hen definitief tot stilte blaft. En dan dat laconische zinnetje dat de pict daar op het einde nog snel aan toevoegt! Hilarisch! En dan die thank you er nog even achteraan! Sta ons toe deze dubbele bijdrage van Waters grandioos te vinden. Alleen jammer dat de composities van de andere groepsleden nergens op slaan. Als echter deze Ummagumma één ding duidelijk maakte, dan was het dat Roger Waters later niet toevallig de leidende figuur van Pink Floyd zou worden.
Quotering: **½ (met excuses aan Sir Roger Waters) (13 augustus 2011)
Klassiekers: Careful with that axe, Eugene Grantchester meadows Several species of small furry animals gathered together in a cave and grooving with a pict.
|