DE VERLOSSING (Hugo Claus) (België, 2000)
(90)
Claus was in 1999 niet tevreden over de opvoering van zijn toneelstuk De Verlossing door het Amsterdamse gezelschap Het Toneel Speelt en dus maakte hij er zelf maar iets beters van, een film dus mét een nieuw scenario. Nou ja, beters.
We maken de laatste dag mee van Magda (Gilda de Bal), een oudere, bedlegerige vrouw (welke kwaal ze juist heeft, vernemen we niet, iets met haar darmen). Haar man, Oscar (Jan Decleir), handelt wat in antiek en is vooral bezorgd om zijn kiekens (iedereen praat dialect in de film, ook Willeke van Ammelrooy, die laatste weliswaar gedubt). Zijn relatie met Magda is wisselvallig: nu eens zegt hij dat hij de dag vervloekt dat hij haar ontmoet heeft, dan weer staan ze samen te zingen en als ze gestorven is op het einde, leest hij haar een min of meer ontroerend briefje voor. Magda, die het nu eens niet meer ziet zitten en zelfmoord wil plegen, dan weer opvallend kwiek rondloopt voor een stervende, praat (al ijlend, mogen we veronderstellen) regelmatig met haar overleden zuster Marleen (Willeke van Ammelrooy, amai: oud geworden ook, onze Mira) die een beetje komt rondspoken en stoken. Toen ze nog leefde is ze een tijd komen inwonen bij Oscar en Magda (vernemen we via flashbacks). Aanwezig zijn ook de volwassen zoon Johnny (Peter Van den Begin) en de met een Marokkaan getrouwde dochter Julia (Elke Dom). Er wordt wat gebitst en geruzied, af en toe is er ook een teder moment en uiteindelijk geeft Magda dan toch de geest.
Waar het allemaal op slaat en naartoe wil, joost mag het weten. Volgens een interview met Claus in het begeleidende boekje gaat het over hoe mensen reageren op een catastrofe. Hoe men het probeert te ontwijken. Al die mechanismen, die rare manoeuvres die we maken om alleen maar te ontsnappen aan de gedachte dat we dood moeten. Het is geen filosofische film over de dood, maar de dood is wel aanwezig in de film. Tsja, ach, misschien, het zal wel, maar een goede (Claus-)film is dit weer niet, hoor. Dat die Magda van in het begin terugblikkend (als dode dus) off-screencommentaar levert bij de beelden, is nog tot daar aan toe (al houden doden volgens ons meestal hun mond). Maar voor de rest zit dit scenario vol haken en ogen. Wat die Marleen erbij komt doen, waarom die kwam inwonen bij Oscar en Magda, hoe ze gestorven is: geen antwoord. Die Marokkaanse man van Julia: nauwelijks te ontwaren. De achtergrond van die zoon en die dochter: noppes. Waarom er regelmatig een klein peleton wielrenners door het dorp en over het scherm koerst: weet u het, weet ik het. En dan die schabouwelijke dialogen die een Vlaams-kleinburgerlijk sfeertje à la Claus moeten oproepen (wij vermoeden: met satirische, spottende bedoelingen), maar in feite nergens naartoe leiden en nog uren op dezelfde manier zouden kunnen doorgaan. Ach, het staat allemaal grotendeels als een tang op een varken (los dus). Op het einde, als Magda net gestorven is, hebben wij het spijt ons daar toch een onbedaarlijke lachbui gekregen, als Jan Decleir in zijn zondagse pak (hij is die middag op het gemeentehuis tevergeefs schoolbanken gaan kopen) in de Rupel springt vanaf een reling, luidkeels MAGDAAAAA roepend. Maar het was wel niet grappig bedoeld door Claus (denken wij).
Om toch niet helemaal negatief te eindigen: leuk dat Jenne Decleir (zoon van Jan) eventjes de jonge Oscar mag spelen, en ook: een mooie, subtiele soundtrack van Hennie Vrienten.
Quotering: **½ (10 juli 2011) (dvd De Morgen/Hugo Claus-filmcollectie)
[explicit]
|