Creedence Clearwater Revival: Creedence Clearwater Revival Disc 1: 1961-1967, Pre-Creedence (2001)
Opgericht in 1959 gingen ze jarenlang als amateurs door het leven, eerst onder de naam Tommy Fogerty & The Blue Velvets, dan als The Golliwogs en ten slotte als Creedence Clearwater Revival (vaak afgekort tot CCR). In 1964 hadden ze van Fantasy al een kans gekregen, maar dat resulteerde alleen in flopsingles. In 1967 werden ze echter beroeps en braken ze door (met Suzie Q). Toch konden ze pas eind 1968 van hun platen en optredens gaan leven, maar in 1969 verkochten ze meer platen dan de Beatles.
De Creedence Clearwater in hun naam staat voor de country-kant van hun muziek die is opgehaald vanonder het stof der kreeknederzettingen in de bayous van Louisiana, de Revival staat voor de rocknroll-kant: CCR was eigenlijk een rockband van de eerste generatie, hoewel ze pas met het opkomen van de derde generatie (1967) bekend zijn geworden (zie het bordje met third generation op de hoes van Cosmos Factory). De muziek van John en Tom Fogerty, Stu Cook en Doug Clifford doorloopt zelf vanaf 1967 ook drie fasen. Een eerste fase, eind jaren zestig, waarin hun muziek nog erg rauw en primitief klinkt: ruw, maar wel recht uit het hart. Vanaf Cosmos Factory (1970) wordt het allemaal gesofistikeerder, properder, technisch perfecter, maar misschien wat minder naturel. Men vergelijke een nummer als I heard it through the grapevine bijvoorbeeld even met Keep on chooglin. De laatste fase omvat enkel de laatste lp (Mardi Grass): de groep moet het dan reeds een tijdje zonder Tom doen (= niet zo erg) en Cook en Clifford gaan ook hun composities aan de groep opdringen. Dit laatste is een ramp en Mardi Grass is dan ook een flopalbum, een topgroep als CCR onwaardig. Kort na het verschijnen van dit album maken ze nog een wereldtournee (wij maken hen live mee in het Antwerpse Sportpaleis) en dan splitten ze, terecht (eind 1972).
De CCR staat altijd (meestal) garant voor lekkere, zonnige uptempo-rockertjes, gecomponeerd door John Fogerty of geleend uit het klassieke rockrepertorium en door John ook uitstekend en erg typisch gebracht (die rauwe, uithalende roepstem). Wij waren geen vingervlugge virtuozen: onze sterkte lag in de groove die we samen konden neerleggen, vertelde Fogerty in een interview in 2006 [Humo, nr. 3434, 27 juni 2006, pp. 186-189]. John Fogerty was overigens de enige en echte drijfkracht achter de CCR, dat bewijst hun laatste lp en dat bewijzen ook de solo-lps van de afzonderlijke leden. Op de vraag welke Creedence-lp hij zelf de beste vond, antwoordde John Fogerty ooit (in de tijd van de Blue Ridge Rangers): Cosmos Factory komt dicht bij hoe ik het eigenlijk altijd al gewild had, al zitten er nog teveel fouten in om ze zonder meer aan te bevelen. Green River vind ik ook erg goed. Mardi Grass daarentegen is vre-se-lijk. Ik reken die plaat trouwens niet bij de echte Creedence-productie. Halfweg Pendulum verloor ik mijn vat op de groep: bij Mardi Grass was het de totale, egotrippende anarchie geworden. Zo jammer. Maar laten we t maar de tabula rasa noemen, van waaruit ik nu opnieuw opgestegen ben om de rocknroll die ik nog in me zitten heb in vers vinyl te groeven. John Fogertys body ligt om de dooie dood nog niet amouldring in the grave.
In 2001 verscheen een reeks cds met daarop het verzamelde werk van de CCR. Dit eerste deel bevat vier nummers van Tommy Fogerty & The Blue Velvets en negentien nummers van The Golliwogs, plus een korte radiopromotiespot, wat samen een goed beeld oplevert van hoe de CCR in haar oerperiode klonk. Er zitten hier en daar enkele leuke momenten tussen (vooral enkele fraaie intros vallen op), maar van onmisbare dingen is geen sprake. Dit zijn duidelijk allemaal songs van een groep die nog op zoek is naar een eigen stijl en veel invloeden van links en rechts verwerkt. De meeste nummers beginnen ondanks hun geringe duur na een aantrekkelijke intro al snel te vervelen. We hebben hier dan ook te maken met een hele serie flopsingles, waarvan naar verluidt indertijd alleen Brown-eyed girl [12] enig succes mocht beleven. Een cd met een zekere cultuurhistorische waarde, maar strikt voorbehouden voor de liefhebbers. Quotering: 2 (11/02/03) Klassiekers: geen.
Creedence Clearwater Revival: Creedence Clearwater Revival (1968)
Deze eersteling bevat de twee hitsingletjes waarmee de groep indertijd bekend is geworden: het Dale Hawkins-nummer Suzie Q [A3] en het Screamin Jay Hawkins-nummer I put a spell on you [A1]. Vooral deze laatste track (die in 1972, toen de groep danig aan het aftakelen was, nog eens opnieuw op single werd uitgebracht) is pure CCR-klasse. De overige zes nummers op dit debuutalbum zijn echter jammer genoeg niet van het hoge niveau dat op de latere platen haast constant aanwezig is: vier John Fogerty-composities (The working man [A2], Get down woman [B2], het in januari 68 ook als single uitgebracht Porterville [B3] en Gloomy [B4]), één nummer van John samen met zijn broer Tom (Walk on the water [B5]) en een derde cover (Ninety-nine and a half [B1]). Dat alles maakt van deze plaat niet direct een aanrader, maar de échte CCR zit er wel degelijk aan te komen.
Fogerty zelf over dit album (in een interview met Bud Scoppa in Humo nr. 3487, 3 juli 2007, pp. 168-169): Begin 68 was onze eerste plaat ingeblikt; Suzie Q en I put a spell on you waren klassesongs, de rest was vulsel. Maar we leerden snel bij. Quotering: 2,5 (16/09/00) Klassiekers: I put a spell on you, Suzie Q.
Creedence Clearwater Revival: Bayou Country (1969)
De tweede van de goeie ouwe CCR, uit de tijd dat dansbare muziek toevallig ook nog een weinig muziek was. Songs uit de moerassige Mississippi-delta (bayous heten de kanalen die deze delta doorsnijden en enkel zichtbaar zijn bij laag water), bestaande uit een geslaagde vermenging van de countrymuziek der kreeknederzettingen en klassieke rock. Zes originele Fogerty-composities en één ouwe rocker.
Born on the bayou [A1] is de b-kant van de single die uit dit album werd getrokken. Een typisch treinritme (chooglin genaamd), de scheurende stem van Fogerty, primitief, lange middensolo, keihard en steengoed. Met het zonnige en ook aanstekelijke Bootleg [A2] bolt de trein verder. Graveyard train [A3] is een lang, traag en onheilspellend nummer, toch net iets té lang om echt goed te zijn.
Good golly Miss Molly [B1] is de ouwe rocker (van Blackwell-Marascalco): stevig, primacosta benenwerk. Penthouse pauper [B2], met een geëngageerde tekst, is weer iets minder van niveau. Proud Mary [B3] is natuurlijk de overbekende, grootse single die terecht een wereldberoemde rockklassieker is geworden. Keep on chooglin [B4] ten slotte is een aardig stukje jamwerk van zeven minuten en veertig seconden lang. De muzikale boodschap van de CCR anno 1969: hossen maar! Muziek die goed past bij filmbeelden van ouderwetse stoomtreintjes, liefst dan nog in een Amerikaans decor uit Louisiana of California.
In zijn geheel is dit een typisch Creedence-album uit de vroege fase: hun muziek was toen nog veel rauwer en primitiever dan in de periode vanaf de meer gesofistikeerde Cosmos Factory-lp. Enkele uitstekende uitschieters, maar toch niet hun beste plaat. Fogerty in een interview met Bud Scoppa in Humo [nr. 3434, 27 juni 2006, p. 187]: Wij waren geen vingervlugge virtuozen: onze sterkte lag in de groove die we samen konden neerleggen. Quotering: 3,5 Klassiekers: Born on the Bayou, Proud Mary, Keep on chooglin.
Creedence Clearwater Revival: Green River (1969)
Dit derde album van de CCR bevat acht Fogerty-nummers en één cover. Het begint met het singletje Green river [A1], één van die typische, altijd en overal onmiddellijk herkenbare uptempo-CCR-hitjes, gevolgd door het b-kantje van de single, Commotion [A2]: weer uptempo en met dat klassieke tsjoeke-tsjoeke-trein-ritme. Tombstone shadow [A3] is een degelijk mediumtempo-nummer en met de sfeervolle slow Wrote a song for everyone [A4] vertraagt het ritme nog wat meer. Over dit laatste nummer zei Fogerty nochtans in een interview [in Humo nr. 3367, 15 maart 2005, p. 176]: Er zijn in de loop der jaren heel wat draken van songs op mijn platen beland. Stomme ideeën, stomme songs. Ik zal je een goed voorbeeld geven: Wrote a song for everyone op Green River. Geen slechte song, maar het arrangement is werkelijk ijselijk slecht: er komt geen einde aan, en het is niet eens goed gespeeld. Live doe ik er een stevig opgekuiste versie van.
B1 en B2 zijn het a- en b-kantje van de tweede single die uit deze plaat werd getrokken: het uptempo-hitje met pessimistische tekst Bad moon rising en de sympathieke mediumtempo-ballad Lodi. Cross-tie walker [B3] is weer zon lekkere John Fogerty-swingerd. Sinister purpose [B4] is een niet meer dan degelijk mediumtempo-nummer. De cover The night time is the right time [B5] is een trage rockerd en tevens de afsluiter van het album.
Slechte nummers bevat deze Green River niet. Hier valt een groep te beluisteren die duidelijk haar eigen draai heeft gevonden en zich daar goed bij voelt, maar nog niet de echte top van haar creativiteitscurve bereikt heeft. Quotering: 3,5 (28/09/00) Klassiekers: Green river, Bad moon rising, Cross-tie walker.
Creedence Clearwater Revival: Willy and the Poor Boys (1969)
Acht Fogerty-originals, één ouwe rocker en één traditional. Volgens sommigen de beste Creedence-lp, maar niet volgens ons. Desondanks toch een zeer goed album, gevuld met de typische Creedence-sound (ze klinken natuurlijk wel steeds hetzelfde). Down on the corner [A1] en Fortunate son [B1] zijn de singles: twee prima uptempo-nummertjes. De ouwe rocker is Cotton fields [A3], de gouwe ouwe van Huddie Ledbetter in een orenstrelend Fogerty-kleedje, met ingekorte tekst. Over de streek van herkomst (Louisiana). De traditional is The midnight special [B3]: een goede versie. It came out of the sky [A2] en Dont look now (it aint you or me) [B2] zijn nogmaals prima uptempo-nummers, vooral het eerste. Poorboy shuffle [A4] is een akoestisch niemendalletje dat op een leuke manier doorloopt in het bijzonder meeslepende bluesnummer Feelin blue [A5]. Het album wordt afgerond met de instrumental Side o the road [B4], waarvan de riff is afgekeken van Booker T & The MGs, en Effigy [B5]. Dit traditionele langere nummer van de lp bevat niet de typische Creedence-stijl en blijft dan ook ondermaats.
In zijn geheel valt over dit album weinig slechts te zeggen: gewoon leuke, zonnige zomermuziek, behalve in het laatste nummer. In een interview met Bud Scoppa [Humo nr. 3487, 3 juli 2007, p. 169] zegt Fogerty, naar aanleiding van A3 en B3: Ik was net als Jefferson Airplane en The Grateful dead zwaar beïnvloed door de folk-boom van de late jaren 50, en door country. Ik had ook niet het gevoel dat we met deze plaat een radicaal nieuwe richting insloegen: Willy
was gewoon het water in het midden van de vijver, dat uitcirkelde naar andere delen van mij. Quotering: 4 Klassiekers: Down on the corner, It came out of the sky, Cotton fields, Feelin blue, Fortunate son, The midnight special.
Creedence Clearwater Revival: Cosmos Factory (1970)
Cosmo was de bijnaam van drummer Doug Clifford en The Factory, zo heette de repetitieruimte van CCR in California. Volgens ons is dit niet minder dan het beste Creedence-album ooit, en wij kunnen daar twee Schone Redenen voor aanstippen. Ten eerste was CCR in de eerste plaats een singlesgroep, en eigenlijk is deze lp meer een verzamelalbum van singletjes dan wat anders (slechts vier van de elf nummers zijn niét op single verschenen). En ten tweede is daar de erg lange, maar toch bijzonder goede en meeslepende versie van Marvin Gayes I heard it through the grapevine [B4] (ik weet het van horen zeggen). Wij weten niet of de CCR pop group n° 1 over the world was (zoals een sticker op de lp in 1970 trompette), maar dit is wel album n° 1 van de CCR. Dat dit album met zeven Fogerty-originals en vier covers de alleréérste langspeelplaat was die wij ooit kochten (kerstmis 1970 in de Antwerpse Grand Bazar), speelt bij dit alles uiteraard geen rol. Auch mono abspielbar!
Ramble tamble [A1] is voor ons in het begin van de jaren zeventig (toen wij al eens dj speelden) altijd al een uitstekende party-opener geweest met een beklijvend ABA-structuurtje. A = uptempo-intro + B = lang mediumtempo-middenstuk met veel gitarengepluk + A = uptempo-uitsmijter. Before you accuse me [A2] is een zeer aardige versie van de ouwe rockerd en Travelin Band [A3] is de ruige, de rauwe, de rappe, de ruwe, kortom: de Creedence Clearwater Revival. Ooby dooby [A4] is een erg dansbaar oudje. Hey baby! Do the ooby dooby! Lookin out my back door [A5] is een leuk mediumtempo-nummer (met ingebouwd saluutje aan Buck Owens), maar met Run through the jungle [A5] zakt het niveau een klein beetje. Wij hebben het ook nooit een goede CCR-single gevonden, dit wat gekunsteld-mystiekerig stukje muziek.
Up around the bend [B1] is echter weer volop de goeie, ouwe, echte CCR. Ook My baby left me [B2] is leuk, maar toch net iets minder goed dan de composities van Fogerty zelf. Wholl stop the rain [B3] laat de zachtere kant van CCR horen, maar is ook uitstekend, hoor. Zoals hierboven reeds gesignaleerd is I heard it through the grapevine de climax van de plaat: een grootse klassieker die ondanks de lange duur geen moment verveelt. En het geheel wordt afgerond met de intieme slow Long as I can see the light [B5], met heerlijke sexy saxen. Het voornaamste is daarmee wel gezegd. Dit is gewoon het ultieme album van een groep die in 1970 het hoogtepunt van haar bestaan beleefde.
Fogerty in een interview met Bud Scoppa [Humo nr. 3487, 3 juli 2007, p. 169]: Ik wilde een plaat maken die van begin tot eind dat swampy sfeertje uitademde. Dat was mijn streefdoel, en ik wist perfect hoe ik het moest bereiken. En eveneens in een interview met Scoppa [in Humo nr. 3434, 27 juni 2006, pp. 188-189] over B3: Van 68 tot 74 waren jonge mensen heel erg bezig met de oorlog in Vietnam. Er was een enorme tegenstelling tussen wat oudere mensen zeiden en wat jonge mensen dachten, waardoor er bij jongeren een sterk wantrouwen heerste tegenover de oudere generatie in de eerste plaats tegenover Richard Nixon en zijn opvattingen over de oorlog. Nixon kraamde echt de waanzinnigste nonsens uit. Net zoals George Bush vanmorgen op CNN, trouwens: wat dat betreft is er niet veel veranderd. De regen in dat nummer staat voor de elementaire, niet te ontlopen realiteit. In die context probeerde ik Nixon en al zijn flauwekul te plaatsen. Verwijst overigens the crowd had rushed together in dat nummer niet naar het Woodstock-festival (1969)? Quotering: 5 Klassiekers: Ramble tamble, Travelin band, Lookin out my back door, Ooby dooby, Up around the bend, Wholl stop the rain, I heard it through the grapevine, Long as I can see the light.
Creedence Clearwater Revival: Pendulum (1971)
De zesde van de Creedence en de laatste met broertje Tom Fogerty. Haalde vliegensvlug platinum, ongetwijfeld onder invloed van hun uitstekende voorganger, maar even ongetwijfeld niet helemaal terecht. Bevat tien originele John Fogerty-composities.
Pagan baby [A1] is net zon opwindende binnenkomer als Ramble tamble op de vorige lp. De sound is in vergelijking met die voorganger niet veel geëvolueerd, maar wie zou dat verwachten van de Creedence? Gewoon vlotte, lekkere hosmuziek, dat is het manneken! Toch is de klankkleur wel een ietsje rijker geworden. In Sailors lament [A2] bijvoorbeeld door de toevoeging van een orgeltje en ook de saxen spelen hier een voorname rol (maar dat kwam vroeger ook al voor). Overigens een erg matige track. Chameleon [A3] is een vlot uptempo-nummer met kopers en elektrische piano. De Creedence zoals we ze kennen, maar toch niet al te denderend: niets nieuws onder de zon. Have you ever seen the rain [A4] is weer de rustige, mediumtempo-Creedence, volledig in de lijn van Wholl stop the rain, waarvan dit trouwens een schaamteloos doorslagje is. Werd ook op single uitgebracht en is een hit geworden, met op de andere kant de typische Creedence-stamperd Hey tonight [B2]. (Wish I could) Hideaway [A5] is weer een rustig mediumtempo-stuk, maar dit keer erg matig.
Born to move [B1] is een beetje te gewild-vlot naar onze zin. Het tussenstuk is een brave orgelsolo van John. Its just a thought [B3] is weer zon matig mediumtempo-geval, en Molina [B4] is nog zon Creedence-stamperd, maar tegelijk een doorzichtig doorslagje van Hey tonight. Je merkt hier dat de inspiratiebron van Fogerty stilaan aan het opdrogen is. Het laatste nummer, Rude awakening # 2 [B5] begint als een doorsnee flutinstrumentaaltje, en dan volgt een brok geëxperimenteer. Een weinig redundant en hoefde dus niet, met andere woorden.
Als groep klinken ze nog steeds zeer hecht op dit album en Fogerty weet nog nummertjes te produceren die een groot publiek aanspreken. De klankkleur is een beetje veranderd door de toevoeging van enkele instrumenten, maar in de grond blijft het toch allemaal hetzelfde. Al bij al een niet meer dan degelijk album van een groep die toch wel duidelijk op haar laatste benen aan het lopen is en die nog weinig echt sprankelends weet te brengen. De oorzaak bleek achteraf te zijn: opduikende onenigheden binnen de groep. Fogerty, in een interview met Bud Scoppa [Humo nr. 3434, 27 juni 2006, p. 189]: Ik ben op één of andere manier toch nog met Hey Tonight voor de dag gekomen, maar ik heb toen ook een hoop brol geproduceerd. Door al dat gehakketak kon ik gewoon niet functioneren. Quotering: 3 Klassiekers: Pagan baby, Have you ever seen the rain, Hey tonight.
Creedence Clearwater Revival: Mardi Gras (1972)
De verrassing begint al meteen met de eerste track, de Fogerty-compositie Lookin for a reason [A1]: dit is niet meer dan een gezapig, ten zeerste doorsnee countrynummertje dat in geen velden of wegen doet denken aan de stevige swamprock van de goeie ouwe CCR. Nog meer verrassingen met track nummer twee: Take it like a friend [A2] is een compositie van bassist Stu Cook die bovendien ook nog eens door Cook zelf gezongen wordt, en dat laat zich voelen (niet in positieve zin overigens). Need someone to hold [A3] (een Stu Cook/Doug Clifford-compositie) wordt dan weer gezongen door drummer Doug Clifford, net als Tearin up the country [A4] (een compositie van Clifford alleen). Het zijn niet écht abominabele, maar toch wel erg middelmatige nummers en de luisteraar mist het kenmerkende stemgeluid van Fogerty. Duidelijk is ondertussen dat het element country, dat altijd al een onderdeel van de CCR-muziek vormde, op dit album sterk op de voorgrond treedt, en dat werd indertijd door de fans niet in dank afgenomen. Someday never comes [A5] is eindelijk nog eens een Fogerty-compositie (bovendien gezongen door Fogerty zelf), maar jammer genoeg even bleekjes en mat als de rest.
What are you gonna do [B1], geschreven en gezongen door Clifford, is weer zon degelijke, maar nergens potten brekende song en hetzelfde geldt voor het door Stu Cook geschreven en gezongen Sail away [B2]. Zelfs het op elk CCR-album terug te vinden oude rockertje, dit keer Gene Pitneys Hello Mary Lou [B3], komt hier nauwelijks uit de verf. De beste nummers van de plaat zijn Door to door [B4] (van Stu Cook) en Sweet hitch-hiker [B5], niet toevallig ook respectievelijk het b- en het a-kantje van de uit het album getrokken single. Door to door klinkt erg CCR en tegelijk door de zang van Cook toch anders en (toegegeven) fris. Sweet hitch-hiker is echter op en top een typisch Fogerty-nummer dat zich probleemloos aansluit bij de reeks gouden hitjes uit het verleden van de groep.
In totaal tien superkorte nummertjes, drie (slechts) van Fogerty, drie van Cook, twee van Clifford, één van Cook en Clifford samen, en één gerecycleerd klassiekertje. Fogerty heeft manifest het leiderschap van de groep uit handen gegeven en dat is géén goede zaak. Terecht is dit het laatste album van CCR geworden. Het singletje Sweet hitch-hiker / Door to door was indertijd zeer misleidend: menigeen die zich op basis van dit op zich erg leuke schijfje het album aanschafte, kwam bedrogen uit. Alleen de twee single-tracks bereiken namelijk waardevol CCR-niveau, de rest is middelmatigheid en uitgeblustheid troef. Creedence Clearwater Revival splitte officieel op 16 oktober 1972, kort nadat wij ze nog live aan het werk zagen in het Antwerpse Sportpaleis (geen oorzakelijk verband!). Quotering: 2 (26/07/00) Klassiekers: Sweet hitch-hiker, Door to door.
[explicit]
|