EEN ONTGOOCHELING (Willem Elsschot) 1913/1920 [Novelle. Teksteditie in: Willem Elsschot, Verzameld Werk, P.N. van Kampen en Zoon, Amsterdam, 1963 [6], pp. 115-159 (met dank aan Luk Wenseleers die mij dit boek ooit schonk)]
Willem Elsschot voltooide deze novelle in maart 1913. Hij woonde toen in Brussel en was 31 jaar oud. Nadat de tekst eerst in een aantal tijdschriften was gepubliceerd, verscheen hij pas in 1920 in boekvorm (bij een kleine Antwerpse uitgeverij). Net zoals het geval was met Villa des Roses kon het boekje op slechts weinig belangstelling rekenen. Door bemiddeling van Jan Greshoff werd het in 1934 herdrukt in Amsterdam (mét een lovende inleiding van Greshoff), en toen werd er, vooral in Nederland, wat meer aandacht aan geschonken.
Een ontgoocheling vertelt het verhaal van de sigarenfabrikant De Keizer en zijn dikhoofdig, niet al te snugger zoontje Karel (grote lantaarn, maar klein licht, zegt een leraar over hem in de 1ste Latijnse). De Keizer, die door Elsschot in het eerste hoofdstuk op een goddelijke, onvergetelijke wijze gekarakteriseerd wordt wanneer hij samen met een bevriende slager door zijn vrouw, Kareltje en de vrouw van de slager betrapt wordt in een verdachte herberg, is voorzitter van een kaartclub en koestert de hoop dat zijn zoon het tot advocaat zal schoppen. Kareltje faalt echter in de humaniora en wordt dan maar jongste bediende bij een shippingbedrijf, de Compagnie Belge Transatlantique. Eén dag later, nadat hij domweg een stapel cognossementen is kwijtgespeeld, is hij er echter alweer weg. Vervolgens wordt hij dan maar drukkersknechtje. De tweede ontgoocheling die De Keizer te verwerken krijgt, is dat zijn rivaal Dubois hem afzet als voorzitter van de kaartclub. De gezondheid van De Keizer gaat er nu zienderogen op achteruit, en na een tijdje overlijdt hij.
Na het opmerkelijke debuut Villa des Roses is Een ontgoocheling eigenlijk een beetje een stap achteruit. Het verhaal is al erg kort, en bovendien is het minder sterk gestructureerd dan de debuutroman. De typische Elsschot-thematiek begint echter na twee boeken duidelijke contouren aan te nemen: het gaat onveranderlijk over illusies die te pletter slaan op de harde werkelijkheid, vooral in de familiekring. G.F.H. Raat schreef in dit verband over Een ontgoocheling: De Keizer droomt slechts van een fraaie toekomst voor zijn zoon, maar het ontbreekt hem aan daadkracht. Je moet de wereld aanpakken en in de ogen kijken, man, houdt zijn broer hem voor, die hem zijn armzalige carrière als sigarenfabrikant voor de voeten werpt (p. 132). Deze broer behoort tot het mensentype dat weet hoe het in de wereld toegaat. De Keizer en zijn zoon missen zijn gewiekstheid en voortvarendheid. Zij zijn passieve dromers en daardoor makkelijke slachtoffers. Dit blijkt bijvoorbeeld wanneer Kareltje op de drukkerij wordt onderworpen aan een onsmakelijk ontgroeningsritueel. Zonder er iets van te leren, heeft hij eerder de directeur van dit bedrijf zijn opereren: op een niet onverdachte wijze doet deze vriendelijk tegen zijn aantrekkelijke secretaresse (Zij was voor en achter gedecolleteerd; p. 138); hij smeert stroop in een telefoongesprek met een klant en gedraagt zich uitgesproken honds tegenover een ondergeschikte. Kareltje is maatschappelijk even weinig weerbaar als zijn vader. Bij voorkeur houdt hij zich op in de marge van de samenleving, zonder verplichtingen, zodat hij het goed kan vinden met de leeglopers in het park. [pp. 5-6]
Bovendien herkennen we ook hier weer die zakelijke, nuchtere, op-de-man-af-gaande maar o zo precieze stijl en die nogal cynische maar tegelijk gevoelens van meelevendheid en droefheid verbergende humor die Elsschots handelsmerk waren. Een mooi voorbeeldje van die stijl krijgen we wanneer beschreven wordt hoe Kareltje na zijn mislukking op school tijdens zijn korte bestaan als leegloper thuiskomt: Reeds in t enkel schellen van de jongen, als hij thuiskwam, lag een leven van boetedoening opgesloten. Hij veegde zijn schoenen zó lang schoon tot er werkelijk geen korrel meer aanzat en toch deed hij t niet ruw genoeg om hem t verslijten van de mat te kunnen aanrekenen [p. 130]. Of nog, wanneer een knap, blond maar weinig efficiënt secretaresje moet voorlezen wat ze zonet gestenografeerd heeft: Er kwam een opwaartse deining in t slanke lichaam, alsof het zwol en spartelde in de al te nauwe blouse. Zij liet haar nat mondje even openhangen en sloeg toen aan, als een nachtegaal
[p. 139].
Onweerstàànbaar geestig zijn passages als de volgende (Kareltje is op zoek naar zijn kwijtgespeelde cognossementen): Hij bleef op een paar stappen van t begoten terrein staan en zei toen: juffrouw, waarop de meid het schrobben staakte en hem aankeek. Hebt u mijn cognossementen soms niet gevonden? vroeg Kareltje, een stap nader komend. De meid knelde haar bezem vaster in haar rode vuisten en nam een dreigende houding aan. Laat mij met rust, en loop door, snotjongen, of ik sla, dreigde zij. Kareltje trok behoedzaam terug, stak de straat over en ging door naar de P. en O. Company. Smeerlap! riep de meid hem na. [p. 137]
Toch wordt Een ontgoocheling over het algemeen niet beschouwd als een hoogtepunt in het oeuvre van Elsschot. En meer dan een fraai, bijwijlen raak geobserveerd en mild-humoristisch boekje met nogal droeve inhoud is het in feite ook niet. Maar zoals Onno Blom schreef naar aanleiding van de nieuwe, door Peter de Bruijn bezorgde edities van Villa des Roses en Een ontgoocheling in 2001 (in het kader van de heruitgave van Elsschots Verzameld Werk in afzonderlijke deeltjes): Elsschots proza (kan) nog altijd niet zonder ontroering en een glimlach om de lippen worden gelezen.
Quotering: 3 (20 april 1984 / 8 maart 2002)
Noot
Cultuurhistorisch interessant: uit Een ontgoocheling blijkt duidelijk dat op Vlaamse scholen in het begin van de 20ste eeuw niet alleen Frans, maar ook Latijn en Rekenen in het Frans onderwezen werden (vergelijk pp. 125-126).
Geraadpleegde lectuur
- Lut Missinne, Willem Elsschot, in: Kritisch Literair Lexicon, november 1984, pp. 1-17. - G.F.H. Raat, Willem Elsschot. Een ontgoocheling, in: Lexicon van Literaire Werken, aflevering 37 (februari 1998), pp. 1-9. - Onno Blom, Grote lantaarn, maar weinig licht. Het Volledig Werk van Willem Elsschot, in: De Standaard der Letteren, 27 december 2001, p. 3.
[explicit]
|