ELSSCHOT. Leven en werken van Alfons De Ridder
(Vic van de Reijt) 2011
[Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2011, 414 blz.]
Ha, dit jaar was ze er dan eindelijk, de langverwachte Elsschot-biografie van Vic van de Reijt en ja hoor, ze is knap geschreven: héél low profile, nergens tafelspringerig of anderszins opdringerig, met veel kennis van feiten, op de juiste manier gedoseerd en heel vaak tongue in cheek, helemaal in de stijl van Elsschot zelf. Op enkele avonden hebben we dit boek met heel veel leesplezier (vaak moeten lachen ook, want die Elsschot was me er eentje!) van kaft tot kaft doorgenomen. En toch hebben we niet écht veel nieuwe dingen bijgeleerd, ondanks het feit dat Van de Reijt het zakelijk archief van Alfons De Ridder als eerste heeft kunnen doorploegen, tijdens een jaar (2003-2004) onbetaald verlof en met een werkbeurs van het Nederlands en Vlaams Fonds voor de Letteren. Dat zakelijk archief zat sinds de dood van Elsschot te beschimmelen in de kelder van het huis van oudste zoon Walter, maar eind jaren negentig kon het dankzij kleinzoon Walter De Ridder jr. gered worden en in september 2009 werd de hele zaak aangekocht door de stad Antwerpen voor het AMVC-Letterenhuis. Dit studiemateriaal heeft Van de Reijt in staat gesteld om de zakelijke persoonlijkheid van Elsschot beter uit de verf te doen komen, maar tot een nieuwe bottom line heeft dit niet geleid. Wel is nu meer dan ooit komen vast te staan dat er sprake is geweest van een dubbele persoonlijkheid: enerzijds de keiharde zakenman Alfons De Ridder, de man van de venijnige contracten en slimme reclametrucjes, anderzijds de gevoelige romanticus Willem Elsschot, die dweept met kleinzoontje Tsjip en in tranen uitbarst als hij uit eigen werk voorleest.
We raden iedereen die gecharmeerd is van het literaire werk van Elsschot, aan deze biografie ook te lezen en beperken ons hier verder tot enkele dingen die ons tijdens de lectuur zijn opgevallen.
- Alfons De Ridder had het typoscript van zijn eerste roman Villa des Roses opgestuurd naar Johan de Meester, de recensent van de NRC. Maanden later heeft De Ridder nog altijd niets vernomen, en hij zoekt de man thuis op. Blijkt dat hij niet alleen de tekst niet gelezen had, maar ook nog kwijtgeraakt was! Gelukkig bezat De Ridder nog een doorslag. [p. 71]
- In 1921 werkte zoon Walter als werver van publiciteit voor het bedrijf van zijn vader in Parijs. Af en toe kwam De Ridder over naar Parijs en nam zijn zoon dan mee naar de bordelen. [p. 141]
- Voor het groot gedenkboek naar aanleiding van het honderdjarig bestaan van België in 1930 droeg De Ridder de tekst aan voor de betaalde hoofdstukken over Belgische bedrijven en ondernemers. Hij maakte daarvoor gebruik van de holle frases uit Lijmen, waarmee hij zes jaar eerder de ijdele wereld van de publiciteit te kijk had gezet! [p. 165]
- Elsschot heeft Kaas op veertien dagen tijd geschreven (brief uit 1933). [p. 216]
- Gerard Walschap wilde niet dat Tsjip in Forum zou gepubliceerd worden, omdat er sprake was van een grove fout in verband met Marias Onbevlekte Ontvangenis. Dit trok natuurlijk mijn aandacht omdat ikzelf in 2000 op dezelfde fout gepakt werd door de Nederlander Ludo Jongen. De Onbevlekte Ontvangenis van Maria betekent inderdaad niet dat zij als maagd zwanger werd, maar wel dat zij zonder erfzonde geboren is. Jongen en Walschap hadden gelijk! Bedank hem in mijn naam voor zijn terechtwijzing, was het droge commentaar van De Ridder aan Marnix Gijsen, die in de zaak bemiddelde. [p. 232]
- Het Been is het enige boek van Elsschot dat volledig aan zijn fantasie ontsproten is, wat mede een verklaring vormt voor de gemengde reacties die het opriep: de ziel van de auteur werd erin gemist. [p. 261]
- In 1952 werd Elsschot 70. Op de viering ontmoette hij nog één keer zijn minnares Liane Bruylants (een totaal onbelangrijk maar ook niet onknap dichteresje), die hem een tijd daarvoor gedumpt had. Toch leende Elsschot haar in juli 52 nog 8000 frank, waarna zij radiostilte bewaarde. Elsschot liet het er niet bij zitten: hij stuurde een advocaat op haar af en Liane heeft het bedrag in termijnen tot op de laatste frank afbetaald. [p. 330]
- Na zijn dood moest Elsschot naar eigen wens gecremeerd worden. Dat kon toen alleen in Ukkel en enkel mannen mochten daarbij aanwezig zijn. Op zaterdag 4 juni reed een beperkt mannelijk gezelschap dus naar Ukkel, waar men na de verbranding in een café wachtte op de overdracht van de urne, wat de stemming ten goede kwam, noteert Van de Reijt droog. Vervolgens reed men snel weer naar Antwerpen om de urne samen met kist van Elsschots vrouw te begraven op het Schoonselhof. Het kistje met de as was echter zo heet dat het niet mogelijk was dit op de bodembekleding van de taxi te zetten. Een van de mannen achterin moest het in zijn handen nemen, om het al snel over te geven aan een ander. Dit wordt verteld in de laatste alinea van het boek: het tekent meteen de sfeer die de hele tekst uitademt (goede feitenkennis, geslaagde afwisseling van belangrijke informatie en tekenende anekdotes, veel onderhuidse humor). [p. 341]
Het zou ons niet verwonderen indien Vic van de Reijt voor deze heerlijke, subtiele biografie binnenkort met een of andere prijs bekroond werd.
Quotering: 5 (gelezen in mei 2011, besproken 4 juni 2011)
[explicit]
|