BOERENPSALM (Felix Timmermans) 1935
[Roman, D.A.P. Reinaert Uitgaven, Brussel, 1967 (13de druk), 208 blz.]
Een ikverteller, de bejaarde boer Wortel, blikt terug op zijn leven, tien hoofdstukken lang. In dat leven is hij niet van tegenslagen gespaard gebleven. Zijn vrouw Fien heeft heel haar leven last gehad van hoofdpijn, een aantal kinderen sterven, ééntje wordt blind geboren, hij heeft een zeer kortstondig avontuurtje met de losbollige meid van een naburige boer (maar tijdens de daad breekt er een stier los, later wordt de meid zwanger, maar niet van Wortel krankzinnig), hij moet acht maanden in de gevangenis voor het stropen van een haas, zijn zoon Fons kent een ongelukkige relatie met een bohemerachtig meisje, Frisine, en hangt zich uiteindelijk op in de gevangenis, er is droogte in het land, Fien sterft, Frisine komt met haar kind (van Fons) inwonen bij Wortel, Wortel en de veel jongere Frisine trouwen maar dan waart de kwade hand door het land en Frisine sterft (in het water gevallen op een nacht, op zoek naar Wortel die laat was weggebleven, opgehouden door een zogenaamd spook in het bos), de pastoor regelt dan een huwelijk tussen Wortel en Angelik, een rijke oude vrijster, maar op het laatste moment weigert Wortel ermee te trouwen, de pastoor (een goede vriend van Wortel tot die zaak met Angelik) sterft en de oud geworden Wortel blijft alleen achter met zijn blind Amélieken. Tussendoor krijgen we voortdurend beelden van het boerenleven eind negentiende, begin twintigste eeuw met lofzangen op het veld en zijn vruchten en geklaag over de pimpelmuis van het kasteel, aan wie Wortel huur moet betalen. Het boek eindigt met een lange psalmachtige dankzegging aan God: En laat Uwen Wortel als tegendank nog vele jaren op Uw veld (dat spijtig, ook van t kasteel is) in het zweet zijns aanschijns mogen werken! Dank op voorhand! (laatste zin).
Een regelrechte anti-Pallieter is deze boer Wortel. Terwijl in Pallieter een slechte oogst of een miskraam ondenkbaar waren, komt deze boer Wortel van de ene miserie in de andere terecht, en al twijfelt hij wel eens aan de goede bedoelingen van God, gelovig-onderdanig blijft hij steeds zijn lastpak dragen, wegvluchtend in de arbeid op het veld (dat laatste voorgesteld als een reuzin die bij gelegenheid flinke loeten kan vertonen) en af en toe eens in de drank. Vitalisme heet dat, volgens Marcel Janssens. Alles wordt chronologisch-rechtlijnig verteld in een simpele, sterk dialectisch gekleurde stijl en op een nogal vlakke toon, waardoor er bij de lezer niet echt sprake kan zijn van veel medeleven of ontroering (noch bij de brave erotische passages, noch bij de tragische voorvallen). Algemeen wordt de roman gewaardeerd als een hoogtepunt in Timmermans oeuvre, zoveel menselijker en waarachtiger dan Pallieter, schrijft Janssens. Maar het komt anno nu allemaal toch een beetje naïef en gedateerd over, deze vooroorlogse Vlaamse heimatliteratuur. In zijn genre is het niet slecht, maar het genre zelf is te beperkt om hoge epische ogen te gooien. In 1989 werd Boerenpsalm verfilmd door, ja, door wie anders dan Roland Verhavert.
Quotering: 3 (gelezen in mei 2011, bespreking: 4 juni 2011)
Geraadpleegde lectuur
- Marcel Janssens, Felix Timmermans: Boerenpsalm, in: Lexicon van Literaire Werken, november 2004, pp. 1-9.
[explicit]
|