WILLEM ELSSCHOT. Mythes bij het leven. Een biografie
(Jan van Hattem) 2004
[Houtekiet, Antwerpen-Amsterdam, 2004, 591 blz.]
Meteen maar signaleren dat wij van deze dikke biografie van Willem Elsschot (één van de beste schrijvers die Vlaanderen in de twintigste eeuw gehad heeft en wiens tot ongeveer 800 paginas beperkte verzamelde oeuvre wij in deze periode chronologisch aan het herlezen zijn wij zitten nu aan Tsjip) bijzonder genoten hebben. Ofschoon de auteur Jan van Hattem (°1942), die doceerde aan de universiteiten van Amsterdam en Tilburg en eerder al publiceerde over Theun de Vries en Louis Paul Boon, zich soms wel eens te veel verliest in details (zoals wanneer het gaat over de vraag of bepaalde publicitaire teksten uit de jaren twintig al dan niet door Alfons De Ridder werden geschreven), hebben wij nu de indruk de dubbele persoonlijkheid van Fons De Ridder/Willem Elsschot een stuk beter te kennen. Want die dubbele persoonlijkheid was er dus wel degelijk. Enerzijds is er de gevoelige romanticus die niet kan nalaten te wenen bij het voorlezen van zijn eigen teksten, die heel gevoelig is voor positieve én negatieve reacties op zijn literaire productie en die tijdens en na de oorlog vaak klaar stond om anderen te helpen. Anderzijds is er de cynische, harde zakenman en publiciteitsagent die er ooit in slaagde een moeder-overste van een nonnenschool 100.000 exemplaren van een publicitaire periodiek (de Revue Continentale Illustrée) aan te smeren (vergelijk Lijmen), die er zijn hand niet voor omdraaide belastingen te ontduiken en die vooral op latere leeftijd, toen zijn succes als schrijver hem sterk gemaakt had steeds een ongelooflijk, haast paranoïed wantrouwen is blijven koesteren tegenover zijn uitgevers.
Alle facetten van Elsschot/De Ridder de reclamebureauman (die goed zijn brood verdiende met de reclame aan de Belgische stationskiosken en met de jaarboeken Snoecks Grote en Kleine Almanak), de pater familias die zijn verwanten door dik en dun verdedigt, de liefhebber van vrouwen, de aanvankelijk teleurgestelde en later van zijn succes genietende schrijver, de gemakkelijk op zijn teentjes getrapte moeilijke mens (zie de ruzies met Gerard Walschap bijvoorbeeld), de uitgebluste man-en-huisvader, de lieve bompa, de levensgenieter en de zieke oude mens komen in dit boek in meerdere of mindere mate aan bod, en Van Hattem beschrijft het allemaal in een taal die weliswaar niet bol staat van de stijlbloempjes, maar die toch heel leesbaar en toegankelijk is.
Nochtans werd dit boek door de kritiek niet zo positief ontvangen. Marc Reynebeau maakte er in de Standaard der Letteren bijvoorbeeld kipkap van. Waarom? Omdat Van Hattem pretentieus zou zijn. Van Hattem heeft namelijk zijn huiswerk goed gemaakt en haalt regelmatig uit naar vroegere Elsschot-auteurs om hen te wijzen op fouten, onjuistheden en voor waar aangenomen (en van elkaar overgenomen) fabeltjes. Dat zijn de mythes uit de titel van het boek. Versta: al die luie of onbekwame beunhazen van would be-biografen hebben er een zootje van gemaakt door bakerpraatjes voor waar aan te nemen en verder rond te strooien. Van Hattem zal die nu uit de wereld helpen. Dat belooft, aldus een venijnige Reynebeau die verder, ten onrechte, stelt dat Van Hattems aandacht voortdurend afdwaalt naar details en dat Van Hattem niet bepaald een begenadigde stilist is. Merkwaardig dat sommige mensen daar niet goed tegen kunnen, als iemand een grondige studie van iets gemaakt heeft en vervolgens in staat is allerhande lapzwansen die maar raak lullen, op de vingers te tikken! Dat is namelijk wat Van Hattem inderdaad doet en dat is waar wijzelf onvoorwaardelijk van houden, want wij hebben hetzelfde gedaan in ons proefschrift over Bosch (wat Jef Janssens, onze promotor, het deed hebben over mijn missionarisdrift). Als iets juist is, is het toch juist zeker, en als het verkeerd is, is het verkeerd, waarom zou dat dan niet beleefd mogen gesignaleerd worden?
Jos Borré in De Morgen (die Van Hattem overigens ook gebrek aan structuur en stijl verweet) was veel correcter dan Reynebeau toen hij schreef: Vaak haalt Van Hattem zijn onwrikbare gelijk doordat hij preciezer dan zijn voorgangers gegevens heeft opgesnord en in een grote puzzel op de juiste plaats ingepast. Maar haast even vaak en dat zal voor hem als gegevensfreak een grote frustratie zijn kan hij niet meer dan de zoveelste hypothese toevoegen aan de reeds bestaande. Al blijven een aantal van de dingen die Van Hattem schrijft, uiteindelijk inderdaad slechts hypothesen, er zitten daar toch enkele knap beredeneerde dingen bij. Zoals wanneer Van Hattem de Boorman-figuur denkt te kunnen identificeren als Elsschots zes jaar oudere zakenpartner Léonce Leclercq, die zich een beetje te veel in de onfrisse praktijken van Lijmen herkende en daarom wellicht Elsschot voor de keuze stelde: verder meewerken aan het lijmen en er literair zijn mond over houden, of
Wat dan de lange periode van literair zwijgen zou verklaren tussen het verschijnen van Lijmen in 1924 en de publicatie van Kaas in 1933 (de officiële versie is dat Elsschot stilviel omdat Lijmen te weinig weerklank vond, en dat hij door Jan Greshoff aangespoord werd opnieuw de pen ter hand te nemen) [137-139/143/164/174-175/182].
Mooi is ook hoe Van Hattem het ontstaan van Elsschots beruchte Borms-gedicht weet te herleiden tot verontwaardiging over het feit dat zijn schoonzoon Georges Kelner, die tijdens WOII hoge ambtenaar op het Ministerie van Landbouw was, na de oorlog wel van elk vermoeden van collaboratie werd vrijgepleit, maar toch zijn baan niet terugkreeg. Elsschot zou het gedicht dus geschreven hebben uit persoonlijke boosheid om redeloze repressie tegen weerloze burgers [398/402]. En passant krijg je trouwens ook nog een stuk boeiende geschiedenisles: op 22 december 1917 werd, op voorstel van Borms, de zelfstandigheid van Vlaanderen uitgeroepen door de Duitse bezetter, wist u dat? [392]
Nee hoor, wij hebben er geen spijt van deze biografische turf van de zelden rond de pot draaiende en nooit lange tenen ontziende Van Hattem (een auteur naar ons hart) van kaft tot kaft te hebben doorgenomen. Ondertussen is het wachten op de aangekondigde Elsschot-biografie van Vic van de Reijt, die in 1993 al een fraai werkstuk afleverde met de uitgave van Elsschots Brieven (waaruit door Van Hattem trouwens rijkelijk geciteerd wordt).
Quotering: 4 (21 juli 2005)
Recensies
- Marc Reynebeau, Wie laatst schrijft, krijgt gelijk. Leven en werk van Willem Elsschot, in: Standaard der Letteren, 4 november 2004, p. 4.
- Jos Borré, De mythes doorgeprikt. Nieuwe Elsschot-studie van Jan van Hattem, in: De Morgen / Boeken, 2 maart 2005, pp. 12-13.
[explicit]
|