Achter het roodborstje (zie TM39) bevindt zich een reusachtige groene specht (picus viridis). Op de rug van de specht rijdt een man die de rechterarm in de hoogte steekt en wiens hoofd gehuld is in een doorzichtig, druppelvormig, plantaardig vlies met een soort knopje aan het spitse boveneinde. Links van de vogel, vlakbij het achterwerk van zijn berijder, zien we het hoofd van een man.
Een groene specht (echter van normale omvang) schilderde Bosch ook op zijn Hiëronymus-paneel (Gent, Museum voor Schone Kunsten). Op dit paneel wordt het voorplan (waar de heilige zich bevindt temidden van naar zondigheid verwijzende details) van het achterplan gescheiden door een rotsformatie (links) die overgaat in een bomenrij. Deze bomenrij eindigt tegen de rechterbeeldrand in een bosje, waarin een reiger staat. Tegen een boomstam zit, rechts van de reiger, een groene specht. Ofschoon men dit gedeelte van het schilderij zeer nauwlettend moet bekijken om de specht op te merken, kan men toch vaststellen dat het bosje met de reiger en de specht nog behoort tot het in het teken van zondigheid staande voorplan, dat opvallend duister afsteekt tegen het heldere achterplan, waar we een weids panorama met velden, een klooster, heuvels en een rivier zien.
Veel duidelijker schilderde Bosch een groene specht (ook weer van normale omvang) op het rechterbinnenluik van zijn Aanbidding der Wijzen-triptiek (Madrid, Prado). Op de voorgrond van dit luik bevindt zich een schenkster met haar patrones, de H. Agnes. Op het middenplan zien we onder meer hoe een herder en een vrouw worden aangevallen door wolven. De voorgrond wordt van het middenplan gescheiden door twee platte rotsblokken met daartussen een doorgang. Links van de doorgang ligt een lam (het attribuut van de H. Agnes) en rechts van de doorgang bevindt zich een dorre boomstomp met onderaan een holte. Tegen de boomstomp hangt een groene specht.[1] Aangezien dorre bomen in de contemporaine Middelnerlandse literatuur en bij Bosch steevast naar zondigheid verwijzen, is het zeer waarschijnlijk dat deze specht een pejoratieve betekenis heeft.[2] Nu heeft Friedmann in zijn boek over diersymboliek in voorstellingen van de H. Hiëronymus verwezen naar een tekstpassage uit de Physiologus die wonderwel past bij de specht die Bosch op het drieluik in Madrid schilderde. We vernemen hier dat wanneer een specht een boom vindt die gedeeltelijk hol is, hij er zijn nest in bouwt: So does the Devil with man, for when he finds one faint-hearted in the path of virtue, therein he takes up his abode
But, when he finds one valiant in holiness and faith, therefrom he flies away at once.[3]
Deze diabolische interpretatie van de specht sluit perfect aan bij twee Middelnederlandse tekstpassages waarnaar verwezen werd door Bax.[4] In Tspel van Sinte Trudo worden duivels helsghe spechten genoemd en in het toneelwerk De Christelijcke Ridder heten ze Speckvogels. Nochtans lijkt het niet echt overtuigend om de groene specht in TM40 te duiden als de duivel die bereden wordt door een man. De omhooggeheven rechterarm van deze laatste wijst blijkbaar op opwinding en extase en het vlies om zijn hoofd kan weer gezien worden als een fantasievolle uitbeelding van het bemutst zijn, met andere woorden van het zich verdwaasd overgeven aan seksuele begeerte, wat nog extra beklemtoond wordt doordat het héle hoofd van de man schuilgaat in de mutse (vergelijk TM8 en TM39). De manier waarop de man op de specht zit en de wijze waarop deze laatste tussen de benen van de man uitsteekt, doet vermoeden dat we de specht, net als het roodborstje in TM39, dienen te interpreteren als een fallussymbool, waarbij de reusachtige omvang van de vogel(s) nogmaals wijst in de richting van overdreven erotische drift. Nergens in de door mij bestudeerde tekst- en beeldbronnen ben ik echter voorlopig een bewijsplaats voor de fallische symboliek van de specht tegengekomen. Het enige (erg zwakke) argument dat hier kan aangebracht worden, is dat in het Amerikaanse slang de term pecker (specht) nu nog steeds penis kan betekenen.
[explicit]
|