Branche Va : Lescondit [De eedaflegging]
(Pierre de St. Cloud?) ca. 1178
[Martin Va Strubel Vc]
Deze branche (1026 verzen) vormt in sommige handschriften een geheel met de branches IV en V en wordt gedateerd rond 1178 (Wenseleers 1993: 275, dateert echter rond 1183). Volgens Martin is de combinatie II-Va de oudste Franse Renart-tekst.
Zie voor de Oudfranse tekst Dufournet I ed. 1985: 346-401.
Zie voor een (niet altijd betrouwbare) Nederlandse vertaling: Paul Van Keymeulen, De verdediging (branche Vc), in: Tiecelijn, jg. 18, nr. 1 (maart 2005), pp. 64-77.
Korte inhoud
Isengrin denkt geïrriteerd terug aan de neukpartij tussen de vos en zijn vrouw, maar Hersent verdedigt zich door te stellen dat Renart haar verkracht heeft en dat hij nu moet aangeklaagd worden aan het hof van de koning. Als de wolf en de wolvin hun aanklacht hebben voltooid, moet koning Noble echter alleen maar glimlachen, want hij wil zich niet bezig houden met liefdesgeschiedenissen. Hij vraagt de raad van de kameel, een uit Lombardije afkomstige gezant van de paus, die net aan het hof vertoeft, en deze stelt dat Renart streng moet gestraft worden als hij gezondigd heeft tegen de huwelijkswetten. Koning Noble beslist dan dat zijn baronnen deze zaak maar moeten oplossen en er wordt dus beraadslaagd. Brichemer het hert, Baucent het everzwijn en Cointereau de aap verdedigen Renart, terwijl Plateau het damhert en vooral Brun de beer, die nog een verhaal vertelt over hoe Renart hem bedroog toen ze een pot honing gingen stelen op een boerderij en eraan herinnert hoe Renart onlangs nog in botsing kwam met Tiécelin de raaf, Tibert de kater en de mees, hem aanvallen.
Uiteindelijk beslist men op voorstel van Brichemer dat Renart een eed op zijn onschuld moet komen zweren. Dat zal de volgende zondag na de mis gebeuren en men zal hiervoor een beroep doen op Roonel de waakhond. Na de goedkeuring van de koning gaat Grimbert de das Renart van de beslissing op de hoogte brengen en die belooft de volgende zondag aanwezig te zullen zijn. Voor het zover is, gaat Isengrin echter lobbyen bij Roonel en deze belooft de wolf zich voor dood te zullen houden. Renart zal dan moeten zweren op zijn tanden en dan zal Roonel hard toebijten, terwijl nog tientallen van zijn collegas in een hinderlaag liggen. De volgende zondag is iedereen aanwezig (behalve de koning die de luipaard in zijn plaats heeft gestuurd), maar Renart vermoedt onraad als hij Roonel nog ziet ademen, en hij vlucht weg, achternagezeten door Roonel en zijn collega-waakhonden. De vos krijgt een flink pak rammel, maar kan wegvluchten naar Malpertuis.
Aantekeningen
Deze oude branche is duidelijk pittiger en beter geschreven dan vele van de latere branches. Echt waar goddelijk is bijvoorbeeld de speech van Musart de kameel, die gesteld is in een koeterwaalsmengeling van Frans, Latijn en Italiaans en eindigt met de beklijvende woorden: Plus ne ten di ne plus ne sache (ik niks meer zeggen, ik niks meer weten). Middeleeuwse humor op zijn best, temeer als je weet dat het algemeen aanvaard is dat met deze kameel de pauselijke legaat Petrus van Pavia geviseerd werd, die in het echt ook dit soort koeterwaals zal gesproken hebben. Over deze branche en over de identificatie van de kameel met Petrus van Pavia en van Roonel met paus Alexander III schrijft Luk Wenseleers een aantal verdienstelijke bladzijden [Wenseleers 1993: 67-84]. De lijst met namen van wakkhonden op het einde is overigens een fraaie parodie op de naamlijsten van ridders in de Arthurromans. En Roonel wordt een bon home genoemd: dit was in de twaalfde eeuw een benaming voor de ketterse katharen
[19/12/06]
|