Branche Ib : Renart teinturier Renart jongleur (anoniem) 1190-95?
[Martin I Roques I Fukumoto/Harano/Suzuki 13]
Deze branche werd volgens Wenseleers 1993: 278, geschreven rond 1220-30, volgens Dufournet II ed. 1985: 500, echter tussen 1190 en 1195. Het is een vervolg op branche Ia.
Zie voor de Oudfranse tekst Dufournet I ed. 1985: 154-207.
Voor een (niet altijd betrouwbare) Nederlandse vertaling, zie Paul Van Keymeulen, Reynaert als verver en menestreel (branche Ic), in: Tiecelijn, jg. 16, nr. 1 (maart 2003), pp. 14-26.
Korte inhoud
Deze branche omvat vijf episodes. De hongerige Renart gaat in het huis van een verver op zoek naar voedsel, maar valt in een verfkuip en wordt daardoor helemaal geel. Nadat hij met een list uit de handen van de verver is ontsnapt, ontmoet hij Ysengrin die hij wijsmaakt dat hij een jongleur (genaamd Galopin) uit Engeland is. Om hem een vedel te bezorgen breekt Ysengrin in bij een boer, maar dat loopt verkeerd af: de wolf bijt de boer een stuk uit zijn achterste, maar de waakhond bijt Ysengrins genitaliën af. Terug thuis komt de wolf verder in de problemen als Hersent seks met hem wil. De wolvin maakt zich uitermate boos en verlaat Ysengrin.
Renart komt er ondertussen achter dat zijn vrouw Hermeline, die denkt dat Renart dood is, wil hertrouwen met Poncet, een neef van Grimbert de das. Nog steeds vermomd als jongleur komt hij de twee tegen die hem uitnodigen om te spelen op hun trouwfeest. Zo gebeurt, maar tijdens de huwelijksnacht lokt Renart Poncet mee naar het graf van de kip Coupee, waar zogenaamd mirakelen gebeuren. Renart heeft echter een strik klaargezet. Poncet trapt erin en wordt even later verscheurd door de honden van een boer. Terug thuis gooit Renart zijn vrouw en Hersent, die ook op het trouwfeest was, buiten. De twee vrouwen krijgen verschrikkelijke ruzie (ze noemen elkaar een hoer) en beginnen te vechten. Een voorbijkomende pelgrim verzoent hen echter weer en stuurt hen terug naar hun respectieve echtgenoten om vergiffenis te vragen.
Aantekeningen
Een vrij scabreuze branche die overigens toch maar van een matig niveau is. Opvallend is wel het grappige Frans-Engelse brabbeltaaltje dat Renart als jongleur hanteert, en waarin zelfs Vlaamse woorden als godehelpe, nai (nee) en ya zitten. Indirect leren we ook iets over het repertoire van de twaalfde-eeuwse jongleurs: Renart/Galopin noemt onder meer Merlijn, Arthur, Tristan, Sint-Brandaan, Roeland en Olivier en Ogier (van Denemarken).
|