Branche Ia : Le siège de Maupertuis (anoniem) 1190-95
[Martin I Roques I Fukumoto/Harano/Suzuki 12]
Deze branche werd volgens Wenseleers 1993: 276, geschreven rond 1192-95, volgens Dufournet II ed. 1985: 500, tussen 1190 en 1195. Het is een vervolg op branche I.
Zie voor de Oudfranse tekst Dufournet I ed. 1985: 124-155.
Voor een (niet altijd betrouwbare) Nederlandse vertaling, zie Paul Van Keymeulen, De belegering van Malpertuis (branche Ib), in: Tiecelijn, jg. 16, nr. 2 (juni 2003), pp. 90-97.
Korte inhoud
Koning Noble komt met een leger de burcht van Renart belegeren. Nadat deze laatste zijn vijanden vanop de tinnen heeft bespot en uitgescholden, begint de strijd. Na zes maanden is er echter nog geen enkele vooruitgang gemaakt. Op een nacht sluipt Renart de burcht uit. Hij bindt alle dieren met hun staart of poten vast en verkracht vervolgens de alleen in een tent slapende koningin die eerst denkt dat het de koning is die haar berijdt, maar dan begint te roepen als ze de waarheid beseft. Er ontstaat een verschrikkelijke chaos in het tentenkamp, maar dankzij Tardif de slak (die Renart vergeten vast te binden was) worden de dieren bevrijd en wordt Renart gevangen genomen. Eindelijk kan men Renart ophangen! Alleen Grimbert de das is ogenschijnlijk verdrietig, maar nadat Renart in alle drukte ongezien de rat Pelez heeft doodgebeten, komt de koningin, Madame Fière, stilletjes naar Grimbert. Zij zegt dat ze medelijden heeft met de vos, geeft de das een talisman om Renart te beschermen en deelt mee dat als alles goed afloopt, de vos haar in alle stilte moet komen bezoeken.
Grimbert keert terug naar de galg en laat Renart zijn testament maken. Renart schenkt een aantal bezittingen aan zijn vrouw en zijn drie zonen en draagt Grimbert op de erfenis van zijn vrouw over te nemen als deze hertrouwt, want weduwen slagen er niet in lang alleen te zijn. Op het moment dat men Renart dan eindelijk wil terechtstellen, komen diens vrouw en zonen aangereden met een grote schat om Renart vrij te kopen. De hebzuchtige Noble spreekt Renart daarop vrij, maar als hij nog één keer een misdaad begaat, zal hij gehangen worden. Isengrin is boos en de andere dieren zijn angstig, maar dan komt Chauve de muis het lijk van haar man, de rat Pelez, tonen aan de koning. Renart stuurt zijn vrouw en zijn zonen naar huis, maar blijft zelf nog even. Chauve en haar verwanten klagen voor de koning Renart aan en beschuldigen hem van moord. Men wil Renart opnieuw gevangen nemen, maar hij vlucht in een boom. Als men de boom wil omhakken, gooit Renart een steen tegen het hoofd van de koning, die bewusteloos neervalt. Terwijl men zich om de koning bekommert, kan Renart ontsnappen. Aan zijn hof herstelt de koning van zijn wonde.
Aantekeningen
In de verzen 1683-1684 wordt de raaf Tiecelin aangesproken door Renart, die tegelijk vloekt bij Sint-Maarten. Is de vogel van Sint-Maarten in branche I misschien een raaf?
Renart wordt gezien als een duivels dier, door de verteller (vers 1779) en door de andere dieren (verzen 2193-2194).
|