Vandaag past in deze rubriek een nieuwjaarsgedicht.
De Duitse dichter, schrijver en kunstschilder Max Dauthendy (1867-1918) was een
bekende figuur in Berlijnse kunstkringen waar hij onder meer bevriend was
met figuren als Edvard Munch, Sefan George, Hugo von Hofmannstahl en August Strindberg.
Dauthendy was net begonnen aan een tweede wereldreis toen de Eerste Wereldoorlog
uitbrak. Hij had pech want hij bevond zich net in Nederlands Indië waar hij
prompt op bevel van de overheid, samen met enkele duizenden andere Duitsers en
Oostenrijkers, werd geïnterneerd voor de rest van de oorlog.
Hij schreef dit nieuwjaarsgedicht op 31 december 14
in een interneringskamp aan het Toba-Meer op Sumatra. Hij bezweek op 29
augustus 18, 51 jaar oud, aan malaria in het Javaanse Malang. In 1930 werden zijn
stoffelijke resten overgebracht naar zijn geboortestad Würzburg waar ze werden
bijgezet in de tuin van het Fränkischen
Luitpoldmuseums. Zijn graf werd op 16 maart 45 zwaar beschadigd door een
geallieerde luchtaanval. Zijn weduwe, Annie zu Ende stierf overigens ook door
oorlogsgeweld. Zij kwam, samen met tienduizenden anderen, om in de nacht van 13
op 14 februari 45 bij de vuurstorm die was veroorzaakt door het bombardement
op Dresden.
SILVESTER
1914
Neunzehnhunderdvierzehn hast ausgekämpft
Sie nennen dich laut, mancher gedämpft
Manchen drückst du die Kehle eng
Blutiges Jahr, wie warst su so streng
Kinder, die einst zur Schule gehen
Werden dich gross im Geschitschbuche sehn
Greise, die nachmals die Vierzehn nennen
Werden dich blitzenden Augesnocg kennen
Ward je ein Jahr in die Erde begraben
Wie du Jahr voll schwarzer, gemästeter Raben
Lachte eines so herrlich die Kühnen
Wie du, dem noch Winters die Lorbeeren grünen
Drückst der Funfzehn den fressenden Brand
Wild zum Willkomm in die Jugendhand
Salven krachen zum letzten Gruss
Tod mäht weiter beim Jahresschluss
|