Precies een eeuw geleden, in de nacht van 22 op 23 december 1917 werd
tijdens een woelige buitengewone vergadering van de activistische Raad van
Vlaanderen in Brussel de onafhankelijkheid van Vlaanderen uitgeroepen. Oorspronkelijk had het in de bedoeling gelegen
om tijdens deze vergadering de niet altijd even efficiënte interne werking van
de Raad te reorganiseren, maar als snel mondde het debat uit in een felle
discussie over de doelstellingen van het activisme. De Antwerpse activistische
voorman August Borms gaf met een emotionele oproep vol zelfkritiek plots een
verassende wending aan het debat:
Nu
kom ik tot de grond van de zaak. Het gaat in het Bestuur niet zoals het moet.
Ik kom steeds ziek uit de zittingen van het Bestuur. De afhandeling van de
lopende zaken neemt dan telkens vier uren in beslag (
) Bedenkt goed dat de
Duitsers bezig zijn met ons op de vingers te kijken en te zien of wij tot
regeren in staat zijn. Wij moeten bewijzen dat wij Vlaanderen besturen en
regeren. Indien ik Vlaanderen kon redden met een staatsgreep, ik alleen, en als
ik ermee moest ten onder gaan, maar Vlaanderen gered zou zijn, ik deed het
onmiddellijk ! (
) Laat ons heden avond het raam vormen waarop de Politieke
Scheiding zal moeten worden gegrondvest. In het hierop volgende tumult
kwam de interne verdeeldheid goed tot uiting maar Borms beklemtoonde in een laatste
passionele tussenkomst de absolute noodzaak om het momentum aan te grijpen: Wij leven snel in deze tijden; wij weten
niet wat de dag van morgen brengen kan. (
) Ik zou dan ook vragen, van het
ogenblik gebruik te maken om de Politieke Scheiding uit te roepen. De Duitsers
weifelen omdat zij niet genoeg vertrouwen in ons hebben. Willen wij niet
verrast worden door de gebeurtenissen, dan moeten we onszelf helpen. De
Duitsers willen zich niet verder verbinden. Zij willen de handen vrij houden.
Wij spelen eenvoudig het spel der Duitsers indien we daartegen niet opkomen. Het
is zeker dat er achter de schermen onderhandeld wordt; dit zal tenslotte op
onze rug gebeuren en wij worden het kind van de rekening indien wij niet
krachtdadig de zelfstandigheid eisen. Als wij ze deze avond willen, dan hebben
we ze. Wij stellen een Kommissie van Gevolmachtigden en een Bureel van de Raad
aan, en wij geven opdracht een reis naar Berlijn te ondernemen. Daar gaan we
bij de Rijkskanselier eisen wat Vlaanderen reeds zal hebben beslist.
Niet alle aanwezigen waren het eens met dit
revolutionaire initiatief. Onder meer de Antwerpse afgevaardigden Antoon Jacob
en Herman Vos namen ontslag uit de Raad maar Borms motie werd met 53 stemmen
voor en 2 onthoudingen aangenomen. Zonder democratisch draagvlak en zonder
medeweten van de bezetter had enkele tientallen flaminganten de Belgische staat
de wacht aangezegd. Niet geheel ten onrechte werd dit initiatief later in de
historiografie van de Vlaamse Beweging omschreven als de staatsgreep van Borms
Het uitroepen van de onafhankelijkheid was naar mijn aanvoelen de vrucht
van een diepe frustratie bij een handvol activisten die de oeverloze en vaak
futiele discussies binnen de Raad meer dan beu waren. Het oorspronkelijke opzet van de Raad om tot
een vertegenwoordigend lichaam met
wetgevende bevoegdheid uit te groeien was eind 17 nog ver van gerealiseerd.
Verschillende factoren hadden dit afgeremd. Om te beginnen vertegenwoordigde de
Raad slechts een minuscuul deel van de bevolking. De activisten waren teveel officieren zonder soldaten zoals Paul
van Ostaijen het ooit verwoordde. Ze realiseerden zich niet of wilden gewoonweg
niet inzien dat een revolutionaire minderheid geen kans op slagen heeft wanneer
de massa niet bereid is ze te volgen. Het bondgenootschap met de Duitse
bezetter was voor het grootste deel van de bevolking onaanvaardbaar. Overtuigd
van hun eigen Grote Gelijk negeerden de activistische voormannen de publieke
opinie. Ten tweede was er een manifest gebrek aan politiek geschoold kader en -
nog belangrijker - aan eenheid onder de activisten. Maar al te vaak bleken de
verschillende fracties met geslepen messen tegenover elkaar te staan. Zo
slaagde de Raad van Vlaanderen er in 17 niet in het eens te worden over een
grondwetsontwerp, op basis waarvan, na de bestuurlijke, ook de politieke
scheiding tot stand kon worden gebracht.
De belangrijkste rem op de verdere ontwikkeling van het activisme was
echter wel het feit dat de bezettende
overheid waarmee de Raad meer en meer botste steeds minder vertrouwen in de
activisten stelde. De Duitsers, die om de handen vrij te houden bij eventuele
vredesonderhandelingen, uiteindelijk de voorkeur gaven aan een federalistisch
België, stonden voortdurend op de rem. Ze lieten - tot groeiende frustratie van
velen -niet toe dat de Raad met zijn radicale, separatistische meerderheid,
meer dan een louter adviserend orgaan werd. Het wantrouwen tegenover de
Duitsers was tegen het einde van 17 al even groot bij de activisten, die
willens nillens verward raakten in de verschroeiende Duitse interne
machtsstrijd tussen politici, ambtenaren en diplomaten enerzijds en de militairen
anderzijds. Tussen hen die een systematische en gefaseerde deconstructie van de
Belgische staat voorstonden en de annexionisten die vooral in de kringen van de
keizerlijke marine en de legertop te vinden waren. Een strijd, die uitgerekend
midden 17 was geculmineerd in het tot aftreden dwingen van de als te slap
bevonden Rijkskanselier von Bethmann-Hollweg, de architect van de Flamenpolitik.
Precies om deze impasse te doorbreken stuurde Borms, in samenspraak met
de professoren Josué De Decker en Alfons Jonckx, op die bewuste 22e
december 17 aan op een radicaal initiatief dat alle partijen moest wakker
schudden. Ze wilden niet alleen de Duitsers voor een fait accompli stellen en hen zo tot een stellingname dwingen maar
ook de broodnodige eenheid binnen het activisme forceren. Ze beseften echter in
de euforie van het ogenblik niet dat ze zichzelf en hun zaak nog meer in een
richting hadden gedreven die in het beste geval als solitair kon worden
omschreven
.
|