De prijs voor meest toepasselijke filmtitel van het jaar is bij deze bekend. Den Amerikaander heeft nog maar eens bewezen dat hij niet voor één gat te vangen is. De overwinning van Obama is zo ruim, dat hij het waarschijnlijk zelfs zonder ons missionariswerk van vorige week had kunnen halen. Wat hebben we voor de rest zoal gedaan in New York, zou niemand in het bijzonder zich kunnen afvragen. Volgende opsomming geeft een impressie:
- ons vergaapt aan de grootsheid van de wereldstad. De straten, de wolkenkrabbers, de monumenten, de minstens vier tv's in elke bar.
- ons en masse te goed gedaan aan de vele typisch New Yorkse gerechten: bagels, donuts, pretzels, hamburgers, hotdogs,... Hier moet wel aan toegevoegd dat vooral ik zowel de donuts als de hamburgers niet te vreten vond. De plaatselijke pizza's en de 'grab-a-coffee-and-run'-cultuur vielen dan weer wel in de smaak.
- de Knicks hun openingsmatch zien winnen! Voor de tweede keer in zeven jaar dat dit gebeurt. De kans is ongeveer even groot dat je live een vliegtuig zich in een toren ziet boren.
- op verkeerde metro's gezeten.
- cultuur opgesnoven met het bijwonen van 'Phantom of the opera'. Op Broadway uiteraard, cultuur wordt alleen opgesnoven wanneer het aan massatoerisme gelinkt is. Ook in het Guggenheim Museum geweest. Viel tegen, de curatoren hadden er niet beter op gevonden dan op 6 van de 7 verdiepingen Lichtenstein, Warhol, Mondriaan en consoorten in te ruilen voor een moddervette fotografe met pinnen in haar tieten. Ja, ze maakt zelfportretten. Blijkens haar werk zijn overigens ook haar vrienden en vriendinnen door de bank genomen zwijnen met pinnen in hun tieten.
- ons in de winkeltjes laten afzetten door Chinezen én alle andere lokale bevolkingsgroepen die het universum rijk is.
Tot slot moet ik misschien nog vermelden dat een (uiteraard zeer toffe) barmeid mij 'the most fucking gorgeous thing on the planet' noemde. Dit vermeld ik - natuurlijk - enkel om enige nuance aan te brengen. Mijn geile drankbedeelster was wat te voortvarend met die 'on the planet', aangezien ze zich enkel baseert op de pakweg 5 miljoen mannen in New York. Weliswaar mannen uit alle windstreken en culturen, wat voor haar stelling pleit, maar de onderzochte populatie is en blijft de bevolking van één stad (aangevuld met toeristen). Geen echt representatieve steekproef dus. Een juister besluit zou dan ook zijn dat ik waarschijnlijk de mooiste man op aarde ben. En neen, dat is geen valse bescheidenheid maar gewoon de ratio van een realistische, nuchtere Belg.
New York, New York. Daar hing ik dus uit de voorbije week. Een dag langer dan gepland zelfs. Ik had namelijk, zoals het altijd gaat bij die dingen, een terugvlucht te halen. Iedereen kent dat wel: zo laat vertrekt het vliegtuig, zo laat moeten de mensen aan boord, zo laat moet je op de luchthaven zijn etcetera. Nu moet mij van het hart dat ik geen held ben in het op tijd komen. Wat jammer is, gezien het gerust een essentieel aspect van de vliegtuigreisprocedure kan genoemd worden. Een beetje overschat toch wel, als je 't mij vraagt.
Enfin, ik heb al in overvloed aan volgende (niet-exhaustieve) lijst van gebeurtenissen mee geschreven: te laat voor de trein, te laat op examen, te laat op een afspraakje, te laat op een sollicitatiegesprek, te laat voor de zelfhulpgroep voor pathologische telaatkomers (introductie). En ja, ik weet wel dat ik altijd de eerste ben om aan NMBS-bashing te doen vanwege hun stuitende gebrek aan stiptheid maar hey, zíj zijn de overheidsorganisatie, niet ik. Dit keer was het vliegtuig de dader/het slachtoffer ('t is maar hoe je het bekijkt) van mijn eeuwige laattijdig op tijd komen.
Gelukkig kregen mijn reisgenoot (ik besmet in één moeite door ook mijn omgeving) en ikzelf te maken met een begripvolle check-in agente. Andermans begrip voor eigen idiotie, dat is altijd meegenomen. Onze bedremmelde blik moet het gedaan hebben. De behulpzame dame regelde ons een vlucht voor de dag later, zónder extra kosten. En zo was ik dus acht in plaats van zeven dagen a part of New York, waarover meer in de volgende blog.
De NMBS, een mens kan daar boeken over schrijven. Zoniet, dan is een blog al een goed begin. Bij deze dus blog nummer zoveel over schertsorganisatie nummer één. De onbedreigde marktleider van gisteren, vandaag, morgen en alles daartussen.
Ik schets kort de situatie. Het gaat om mijn wekelijkse traject Bilzen - Leuven. Momenteel zijn er werken aan de gang tussen Bilzen en Hasselt. De uurregeling voor bepaalde treinen is hierdoor gewijzigd. Bij de gemiddelde treingebruiker gaat er nu al een rood alarmsignaal flikkeren: werken aan een spoor, aiai, geen twijfel mogelijk, dit is er te veel aan voor de NMBS. 't Is een stevige onderneming die zoveel rampspoed dragen kan. Zo geschiedde. Je kan veel zeggen over onze trotse nationale immobiliteitsmaatschappij, consequent zijn ze wel.
Uiteraard had ik in de loop van vorige zondag, de dag waarover het hier gaat, allang in de mot dat alle elementen aanwezig waren om de zaken duchtig in het op zijn minst honderd te laten lopen. 'NMBS' en 'werken' in één zin, een beetje treinconsument weet dan al hoe laat het is en heeft geen idee hoe laat het worden zal. Ik dus alvast de website geraadpleegd: oké, enkele treinen vertrekken wat vroeger dan normaal, maar de laatste rijdt op zijn vaste uur, 21u52. Dan de infolijn gebeld, want je weet het maar nooit. Neenee, geen zorgen, de trein vertrekt inderdaad gewoon om 21u52. 's Avonds iets vroeger mijn Go Pass gehaald en voor alle, alle, alle maar dan ook echt álle zekerheid nog eens aan de loketbediende gevraagd of de trein rond (ja, zelfs speciaal in het NMBS-jargon) 21u52 verwacht kon worden. Tot mijn verbijstering kreeg ik volgend antwoord te horen: "Nee hoor, de laatste trein is om 21u37, een kwartier vroeger, zoals alle treinen tijdens de werken.... (stilte, ziet de brok stomverbaasdheid voor hem) maar met vertraging zou het toch nog 21u52 kunnen worden natuurlijk.." Een staaltje zelfkennis om ontroerd van te worden.
Dit weekend zal de geschiedenis ingaan als het weekend van de toolkit. Het weekend van de wát? Jaja, de toolkit. Ik moet eerlijk bekennen dat ik tot voor een paar maanden ook nog nooit van zoiets als een toolkit gehoord had, maar het bestaat - in weerwil van onder andere meneer Van Dale ('den Dikke') - dus wel. Meer zelfs, een volledig hieraan gewijd weekend staat op het punt de annalen in te duiken!
Wat een toolkit dan wel mag zijn? Wel, de toolkit is kort gezegd de benaming voor onze jaarlijkse groepsuitstap met het werk. Er zit vast een bijzonder interessante redenering achter het gebruik van dit leenwoord, maar die is me onbekend en dus onbemind. Het belangrijkste is dat we met onze afdeling op kosten van het bedrijf eens mochten gaan doen wat we wilden. Met als voornaamste beperking dat er naast het drinken ook minstens één andere activiteit moest plaatsvinden. Dat lukte wonderwel. Lasershooten, fonduen, een city game spelen,... noem het op en we hebben het gedaan. Locatie van dit alles was tot mijn grote vreugde toevallig Gent, een stad die ik nog niet kende. Nou ja, zo heel toevallig was die locatie misschien ook niet, aangezien ik de organisator van het hele gebeuren was. 't Is zoals ze zeggen: geluk, dat dwing je af.
Wij hebben in elk geval twee dagen lang ons best gedaan om al lasershootende, fonduende, drinkende en citygamende het voornoemde geluk af te dwingen. Het geluk nodig om geluk te kennen, zullen we het noemen. Naar mijn oordeel is dat vrij goed gelukt.
Ik ben een man van principes. "Wanneer je op verplaatsing werkt, schrijf dan een blog", is er een van. Waarbij de je in kwestie ik is, de verplaatsing Leuven, mijn werk nog altijd payroll consulent en de blog het conglomeraat van letters dat op dit eigenste moment voor jullie ogen halt houdt. Duidelijkheid gaat voor alles.
Het motief voor de tijdelijke verbanning naar mijn thuisstad is hetzelfde als de vorige keer: stakende treintrollen. Een tijdje geleden heeft iemand het allesomvattende woord 'koopkracht' uit zijn koker geschud, en sindsdien wordt dat te pas en te onpas aangewend om allerlei ongein te verantwoorden. Zoals het land platleggen. Het is wachten op de eerste notabele die de ballen heeft om te zeggen waar het op staat, zijnde: "Wie nu nog over die fucking koopkracht durft te zaniken wordt stante pede buitengejast en vervangen door een goedkoop Chinezeke, stelletje rotverwende 2 auto's-bezittende, 3 maal per jaar op vakantie gaande zeikzakken! En ik sla op jullie smoel erbovenop!" Inderdaad, als het op werkethiek aankomt, ben ik er eerder eentje van de Duitse slag. Meldde hij al bloggend vanop de werkvloer.
Laat u evenwel niet misleiden door mijn jolige vlijt, want ik beleef moeilijke werkweken nu. Het academiejaar is pas terug begonnen en het kriebelt langs alle kanten om mij terug vol overgave in het nachtleven te storten. Zwelgen in drank wil ik, in warme cafés waar eentje geentje is en hondenweer slechts een dankbaar excuus om minstens te blijven tot het weer opklaart. Bij deze is het woord 'zuipzekerheid' geboren. Dáár, enkel daar heeft de modale mens recht op. Vergeet die oervervelende koopkracht, nu is het aan de zuipzekerheid. Het betekent zoveel als 'het aantal keer dat de werkende mens zich zonder schroom lazarus kan slempen'. In de toekomst zal het werkvolk er alles aan doen om zijn zuipzekerheid te verhogen. Verminderde zuipzekerheid staat gelijk met crisis. Zijn we tenminste van dat idee-fixe van de dalende koopkracht verlost.
We moeten er niet flauw over doen: Feest met bier III was een sof. Vijftien bakken bier werden er verzet, tegenover 28 de vorige editie. Een simpele berekening leert dat het feest dus 46,5 % minder plezant was dan vorig jaar. Bier blijft willens nillens de enige objectieve indicator van geluk.
Wat zijn nu de oorzaken van deze neergang? We hebben er ons suf over gepiekerd zaterdag, maar een pasklaar antwoord werd niet gevonden. Was het in laatste instantie verschuiven van de datum in al zijn nefastheid funest? Gedijt een feest als dit beter in het voorgeborchte van de winter, in de rol van baken van gezelligheid? Heeft het grote publiek zoals wel vaker ongelijk? Is ons feest gemeden uit vrees voor terroristische aanslagen? Zijn wij gewoon niet tof genoeg? Dat laatste is uiteraard een grapje.
In elk geval mag duidelijk zijn dat er koppen moeten rollen. Zonder bloederige interne afrekening gaan we nooit ofte nimmer het juk van dit echec kunnen afwerpen. Elk van ons zal een berooid leven kennen, getekend door schaamte en schuld. Er moet dus iemand geofferd worden, een zondebok voor het waarschijnlijke einde van de Feest met bier-saga aangeduid. Alleen zo kunnen we verder in vrede met onszelf, voor een berooid leven, gevrijwaard van schaamte en schuld.
De moderne mens heeft alleen nog tijd op zijn werk. Deze boutade had van een groot hedendaags denker kunnen zijn, maar helaas, hij is gewoon van mij. Ik moet dringend eens afleren om aldoor het grote hedendaagse denkers-heir het gras voor de voeten te maaien. Die mensen moeten ook eten. Maar kom, iedereen heeft zijn mindere kanten. Het feit dat de avondlijke uren tegenwoordig nog weinig ruimte laten voor blogvertier, heeft veel te maken met ons op til zijnde 'Feest met bier III'. Inderdaad, een feest, met bier, en dat al voor het derde jaar op rij. Soms dekt de vlag gewoon de lading. De slemppartij in kwestie begon twee jaar geleden als 'housewarming' voor ons toenmalige nieuwe gemeenschapshuis. Wegens succes besloten we er dan maar meteen een jaarlijks terugkerend evenement van te maken. Zo zijn we dus bij de derde editie aanbeland, die straks plaatsvindt in ons huidige twee jaar oude gemeenschapshuis. Na 23 geabsorbeerde bakken bier in het eerste jaar en 28 in het tweede, hopen we morgen bij het opmaken van de balans met nieuwe groeicijfers te kunnen uitpakken.
Teneinde me met een fris gemoed te kunnen overgeven aan deze maalstroom van kapitalistische (groei) en hedonistische wetmatigheden ('eentje is geentje'), bracht ik vorig weekend nog eens drie dagen aan de kust door. In het mondaine Knokke, waar honden gevousvoyeerd worden en pruiken geparfumeerd. En waar mijn tante vandaag dag op dag ongeveer 15 jaar geleden een appartement kocht. Dat treft. Enige minpuntje van de driedaagse was dat cultdiscotheek 'Scoop' de lange leegte tussen twee zomers had aangewend om failliet te gaan. Oké, de drank was er duur, het decor lelijk en de muziek niet om aan te horen, maar een bezoek aan de Scoop hoorde nu eenmaal bij Knokke, net zoals de zee zelf. Nog een geluk dat deze laatste, behoudens ongelukken, relatief weinig risico loopt op korte termijn op de fles te gaan.
Met het ingaan van september is ook mijn achtste jaar Leuven officieel van start gegaan. Zoals het gros van mijn lotgenoten (id est Leuvense immigranten) ben ook ik veroordeeld tot het einde van mijn Leuventijdperk mijn verblijfsduur af te meten in academiejaren. Die standaard geldt sinds 1492 en zal ook de volgende jaren van toepassing zijn. Vergeet 1 januari; het Leuvense nieuwjaar valt steevast rond 15 september, het bijbehorende vuurwerk is - althans tijdens de studentenjaren - voor de weken erna.
Aan het begin van jaargang acht bewoon ik nog steeds hetzelfde gemeenschapshuis als in jaren zes en zeven. Toch hebben er voor het eerst intern enkele verschuivingen plaatsgevonden. Van de vijf huisgenoten van het eerste uur verdwijnen er immers twee: eentje gaat met zijn lief samenwonen in Mechelen, de andere gaat zonder lief rondtrekken in Zuid-Amerika. Zowel zich settelen als het compleet tegenovergestelde van zich settelen: alle redenen zijn tegenwoordig blijkbaar goed om ons gemeenschapshuis te ontvluchten. De moedige overblijvers, 66,6 % van de oorspronkelijke bevolking, rest niks anders dan volharden in honkvastheid. Een streven dat ons op het lijf geschreven is, gezien het een totaal gebrek aan actie veronderstelt. Wij zullen met ons gevieren als alles goed gaat dus ook de komende jaren het kloppende hart van ons gemeenschapshuis vormen. Uit samenhorigheid, uit luiheid, uit sympathie...
Uiteraard worden de vertrekkers afdoende vervangen. De twee nieuwkomers behoorden al tot onze kennissenkring, werden uitgebreid gescout en krijgen nu de kans om zich op het hoogste niveau te bewijzen. Al zullen ze nooit helemaal de leemte die hun voorgangers nalaten kunnen opvullen. Vooral de plaats waar ooit de Playstation 3 en de mega-flatscreentelevisie van Wim stond wordt nooit meer zoals het was. Met lede ogen aanschouwde ik vorige week de nieuw ingerichte kamer, maar het enige dat écht mijn aandacht trok, was het gebrek aan Playstation 3 en mega-flatscreentelevisie van Wim. Het einde van de Pro Evolution Soccer-era, vervat in één beeld. Maar we moeten verder, met minder materialistische genoegens en - zonder ironie dit keer - met twee dierbare vrienden minder.
"Bas - toe - toe - bas - open - open - bas - toe - toe - toe - toe - toe - bas!" Wie mij ooit zou voorspeld hebben dat ik tijdens mijn werkuren zulke commando's te verhapstukken zou krijgen, had ik voor gek verklaard. Of toch zeker had ik hem of haar eens goed gezegd van "nee, ik denk niet dat ik tijdens mijn werkuren ooit zulke commando's te verhapstukken zal krijgen." Hij of zij zou in de toekomst dan wel twee keer nadenken, alvorens zo'n onzin uit te kramen.
Maar kijk, op 11 september 2008 na Christus, 7 na Mohammed, was het zover. In het kader van relaxatie en ontspanning op het werk mochten we een uitgebreide middagpauze lang relaxeren en ontspannen op het werk. En hoe kon dat beter dan met een heuse djembé-sessie? Waarschijnlijk op duizend manieren, maar dat antwoord zou volledig voorbijgaan aan het suggestief-retorische gehalte van mijn vraag. Het werd dus djembé, met de bijbehorende commando's, die zich nog het best laten samenvatten als 'bas', 'toe' en 'open'. De overbrenger van deze behoorlijk abstracte wenken was trouwens een wel érg bleke neger - een blanke, naar men fluisterde. Getrouw volgden we zijn raadgevingen op, en het duurde niet lang of we waren in staat een toch enigszins ritmische kakafonie voort te brengen.
Opdracht geslaagd dus. Maar goed ook, want als één van de twee 'O2-coaches' draag ik de helft van de verantwoordelijkheid over de gekozen activiteiten. Als O2-coach moet ik namelijk 'zuurstof geven', in de vorm van het uitwerken van toffe en gezonde bezigheden voor de hele groep. Een functie die nog het best te vergelijken valt met die van de jongen die de melk moet uitdelen in de lagere school. In die mate zelfs dat ik mijzelve in de hoedanigheid van oppergezondheidsgoeroe nog zie gaan leuren met melk ook. De Gareth Keenan* van het kantoor is bij deze bekend.
* voor wie Gareth Keenan niet bekend is: wacht nog even, ooit schrijf ikzelf hoogstpersoonlijk het ultieme 'The Office'-essay. Gewoon eens kijken naar The Office blijft ook een optie.
Het heeft even moeten bezinken, de wedstrijd Liverpool - Standard van vorige week woensdag. Andermaal werden wij Belgen met de weerhaken onzer volksaard geconfronteerd. Meer zelfs, als morgen over 3000 jaar de aarde niet meer bestaat en curieuze ruimtewezens de kwintessens van de verschillende aardse volkeren willen doorgronden, komen ze met de dubbel-dvd 'Standard - Liverpool / Liverpool - Standard (Voetbal, 2008)' al een heel end. Want het was me weer een nederlaag op z'n Belgisch. Tegen alle verwachtingen in 210 minuten lang de evenknie dan wel de betere van de rijke, machtige Engelse topclub Liverpool, maar als puntje bij paaltje komt toch maar weer gebogen voor de wetten van de logica. Door een goal van een Hollander op een pass van Hollander op twee minuten van het einde van de tweede verlenging, om precies te zijn. Mocht Julius Caesar een onverwachte comeback maken met een director's cut van zijn beroemdste uitspraken, hij zou vast zeggen dat de Belgen de dappersten zijn. Niet veel nieuws, zal u denken. En toch, en toch. Het monkellachje dat nu om zijn lippen speelt bij het uitspreken van deze woorden zal boekdelen spreken. Er nog plezier in hebben ook, de klootzak. Voor mijn part blijft hij waar hij is.
Toegegeven: de neiging om deze alinea te beginnen met het trekken van een parallel is groot. Maar een vergelijking zou bij nader inzien niet echt veel hout snijden. Ik leg het u uit. Vorige vrijdag hebben wij met onze afdeling (ik zit terug bij mijn werk nu) een heus zaalvoetbaltornooi afgewerkt. De tegenstanders waren andere afdelingen van ons concern, en we hebben zonder uitzondering in elke wedstrijd slaag gekregen. Altijd verloren, maar dus niet op z'n Belgisch verloren - een eervolle vermelding kon er niet af, laat staan een sarcastische loftuiging van de Juul himself. Nee, het voornaamste pijnpunt zat 'm erin dat die andere ploegen tegen een bal konden shotten en wij niet. In het moderne voetbal moet je ook werkelijk op álles voorbereid zijn.
De voorafgaande 'trainingen' in het park van de Botanique hadden mijn geoefend kennersoog uiteraard al het een en ander bijgebracht. Pijn, om maar iets te noemen. Doch niet getreurd op dat moment, ik heb het collectieve aspect van het voetbal altijd al een overschat iets gevonden. Een paar zwierige slaloms à la Diego Maradona of Pol De Tremmerie en ik ben allang content. Tot agitatie, woede, droefnis en gelatenheid (in die volgorde) van iedereen die ooit met mij gevoetbald heeft, trouwens. Maar het moet gezegd, ik slaagde niet in mijn van elk altruïsme gespeende opzet. Ook ik kwam schromelijk te kort vrijdag, het werd een wel erg minimalistische show.
Wat we hieruit leren? Eén: voetballers van mijn niveau moeten zich niet al te veel illusies maken en kunnen zich maar beter concentreren op dingen waar ze wél beslagen in zijn, zoals pinten drinken als de match goed en wel ten einde is. Twee: er is maar één Pol De Tremmerie.
Niks moet zo snel bijgesteld worden als een oordeel over sport. Vandaar dat dit stukje de titel draagt waarop gealludeerd werd in de titel van mijn vorige blog. Dat is best wel een vreemde zin. Enfin, nu is de tijd van het origineel dus aangebroken. In twee dagen tijd poetste België zijn olympisch blazoen duchtig op. Goud en zilver, in twee sporten die er echt toe doen. Geen obscure zijtak van het zeilen of de zoveelste gewichtsklasse in het judo, neenee, eremetaal in atletiek, de moeder van alle sporten! Dat maakt het allemaal zeer vatbaar. Hellebaut is officieel van heel de wereld de vrouw die het hoogst kan springen, en Gevaert en haar gevolg kunnen het tweede best, euh, 100 meter lopen en dan een stok doorgeven. Zo krijgen deze dramatisch verlopen Olympische Spelen voor ons land alsnog een happy end.
Naast de Spelen loopt ook de vakantie op zijn einde - toeval of niet, wie zal het zeggen. Voor de goede orde: met 'de vakantie' bedoel ik de maanden juli en augustus, maanden waarin de zon zou moeten schijnen en ik achter mijn boeken zou moeten zitten om enkele vakken in tweede zit door te spartelen. Althans, zo gaat het in mijn herinnering. In werkelijkheid schijnt de zon al een aantal jaar niet meer in de zomer en ben ik al het tweede jaar op rij vrijgesteld van tweede zit. In plaats daarvan hebben juli en augustus zich voltrokken zonder al te veel aandacht op hun existentie te vestigen. Het kantoorleven schreed gewoon voort, al was het merkelijk minder druk op onze afdeling. Wat weleens aanleiding gaf tot toestanden die recht uit De Collega's leken te komen. Niet dat ik De Collega's ooit heb gezien, maar ik heb me wel een beeld gevormd van toestanden die recht eruit lijken te komen. Een geïnformeerd man is er twee waard.
Deelnemen is belangrijker dan winnen. Geen land ter wereld dat de geest
van de Olympische Spelen zo goed begrepen heeft als België. De
uitverkorenen onzer heimat nemen deel, doen hun stinkende best en
verzaken aan datgene wat volgens de olympische gedachte alvast zéker
niet het belangrijkste is: winnen. Ze doen dat zo overtuigend dat zelfs
een tweede of een derde plaats er niet af kan. Want hoe je het ook
draait of keert, eremetaal op de Olympische Spelen is ook een beetje
winnen. Best het zekere voor het onzekere nemen dus, of voor je het
weet ben je dingen aan het doen die eigenlijk helemaal niet van belang
zijn.
Een uitzondering op deze strikte interpretatie van de
olympische leuze, wordt misschien wel gevormd door onze jonge Rode
Duivels. Zij voetbalden zich gisteren alvast een weg naar de halve
finales. En terecht, in een zinderende pot voetbal werd Italië van de
mat geveegd. Het heeft geen enkele zin hier het relaas te geven van de
wedstrijd, maar ik doe het toch. Na een kwartier kreeg onze sterkhouder
achterin, Thomas Vermaelen, een rode kaart. Italië benutte de penalty
die hierop volgde en dus stonden de Belgen voor de onmogelijke opdracht
met een man minder een achterstand goed te maken, nota bene tegen een
ploeg die van het hele toernooi nog geen enkele tegengoal had geslikt.
Maar het lukte! Eerst kopte Dembele een bal (wat anders?) al of niet
over de doellijn: 1-1. Vlak voor rust rechtvaardigde het Belgische
voetbal dan in 30 seconden zijn gehele bestaan. Een werkelijk
fabelachtige combinatie op het middenveld werd in de backlijn door
Kevin Mirallas voorzien van de spreekwoordelijke kers op de taart. Na
de pauze kropen de Italiaanse ploeteraars (niet gemaakt om te
voetballen, dat volk) middels een tweede penalty nog even terug, maar
weer Moussa Dembele zorgde na een majestueuze solo voor de 3-2 winst.
Met
een halve finale tegen Nigeria in het verschiet behoort een medaille
dus tot de mogelijkheden, en ook het halen van het WK 2010 moet met
zo'n getalenteerde groep doenbaar zijn. Nee hoor, ik maak uiteraard
maar een grapje. Aan het hoofd van onze nationale ploeg (de 'grote'
Rode Duivels) staat immers nog altijd René Vandereycken. En René is een
man met een gave, namelijk de gave om dingen te doen mislukken die op
het eerste gezicht simpelweg niet kunnen mislukken. Hoe hij het doet
weet vooralsnog niemand, maar op de een of andere manier slaagt hij er
telkens weer in de verkeerde selectie te maken, de verkeerde opstelling
te kiezen, de posities in die opstelling te laten bevolken door de
verkeerde spelers, de verkeerde tactische richtlijnen mee te geven en
het vertrouwen van de spelers tot een minimum te herleiden. Dat is veel
werk voor één man.
Met de huisgenoten hebben we ons al vaak afgevraagd hoe de fameuze
nabeschouwingen van Vandereycken, in de beslotenheid van het
bondsgebouw, er eigenlijk zouden uitzien. Altijd opnieuw weet René zijn
bazen door middel hiervan te overtuigen dat hij wel degelijk goed bezig
is. Die huiselijke brainstormsessies hebben ons op enkele mogelijke
pistes gebracht. Sowieso, dat staat buiten kijf, maakt hij indruk door
de aangewende revolutionaire hightech om zijn presentaties luister bij te zetten. Het gebruik van Powerpoint zorgt bij de verzamelde bondsbobo's, verbonden in seniliteit, voor menige openvallende mond, en opgewonden worden naaste toehoorders aangestoten. Goed mogelijk dus dat sluwe René om het even wat laat zien op zijn slides, vermits zijn doelpubliek het te druk heeft met het ontleden waar die nieuwe grafieken toch steeds maar vandaan blijven komen. Optie twee is dat René het spel eerlijk speelt, evolutiegrafieken toont met een lijn die een onpeilbare diepte in stort, maar er waterdichte afspraken op nahoudt met de cateringdienst. Op strategische momenten wordt een verse lading broodjes aangevoerd, waarop zijn bejaarde oversten collectief van prioriteitenbundel veranderen. Vooral de zalmsalade is niet te versmaden. De derde mogelijkheid is dat René af en toe een folietje uit zijn laptop schudt. Zo kan het dat er tussen twee slides in opeens een blote madam opduikt, wat steevast voor de nodige deining zorgt bij zijn gehoor. Vettige lachbuien galmen door het bondsgebouw, ergens roept iemand "Hoho, da's precies goei marchandise!" en ondeugende blikken bevestigen de jongens-onder-elkaar-sfeer. René houdt het op een besmuikt glimlachen, hij heeft alles onder controle.
Het is dus uitgerekend deze voetbalbond, de sportfederatie met deze kwieten aan het hoofd, die onze grootste hoop vormt op een olympische medaille. Dat is nu dus wat ze de ironie van het lot noemen.
Een nacht in een plaatselijke berghut annex restaurant vormde de cesuur tussen deel één en deel twee van onze trip. Naar goeie Montenegrijnse traditie werd ons een heerlijke maaltijd voorgezet en kregen we de dag nadien, na een verkwikkende nachtrust, tegen woekerprijzen een lift naar de bewoonde wereld aangeboden. Ook een land in volle ontwikkeling kan maar beter bogen op gedeelde gebruiken en gewoonten. Uiteindelijk slaagden we erin een betaalbare taxi te charteren, al moet gezegd dat desalniettemin de prijs van de rit ongetwijfeld nauwelijks moest onderdoen voor de waarde van de rammelbak in kwestie. Die rammelbak stuiterde zich een weg door het glooiende landschap, over een baan die te vergelijken is met een autostrade. Met dit verschil dat het hier ging om een gedeeltelijk geasfalteerd, breed uitgevallen bospad waarop weleens een koe placht te resideren. Je zal het altijd zien: het gebeurt slechts zelden dat vergelijkingen helemáál opgaan.
De plannen om de rest van de vakantie aan zee door te brengen zagen we al spoedig doorkruist. De Montenegrijnse kust mag bij ons dan niet tot de verbeelding spreken, in het oosten is dat duidelijk wel het geval. Hele stranden worden ingepalmd door kolossen uit Rusland en zijn periferie, die zonder uitzondering druk doende zijn met het etaleren van hun brede gebruinde basten. Wij geallieerde bleekscheten daarentegen waren vooral druk doende met het niet uit de toon proberen te vallen. Zonder succes. Tegen zoveel bodybuildersgeweld zijn zelfs onze geesten niet bestand. In plaats van het strand werd het dus een dorpje aan een meer, waar we ons onledig hielden met relaxerende dingen zoals daar zijn: goed eten, goed drinken, goed lezen en goed niet te veel beroep doen op het plaatselijke openbaar vervoer. Zo kabbelde de Montenegrijnse uitstap stilaan naar zijn einde, enkel opgeschrikt door de keren dat we wél noodgedwongen een beroep moesten doen op het plaatselijke openbaar vervoer. In België zijn we nu eenmaal gewoon dat bussen stoppen aan bushaltes, of dat het interval tussen twee treinen naar de hoofdstad iets minder is dan zes uur. Maar met die wetenschap kom je op bepaalde plaatsen niet ver, werd ons alras duidelijk.
Ondertussen ben ik alweer een dikke week in het land, míjn land. Van die gelegenheid maakte ik dankbaar gebruik om te verjaren; afgelopen dinsdag beleefde mijn bestaan zijn hoogstpersoonlijke zilveren jubileum. 25 jaar dus, de cijfermatige illusie van jeugdigheid ebt langzaam maar zeker weg.
De titel van deze blog verwijst uiteraard naar de genietbare film van Sofia Coppola, met Bill Murray en Scarlett Johansson in de hoofdrollen. De film handelt over de onoverbrugbare taal- en leefverschillen in een ver buitenland, en het gevoel van eenzaamheid dat hieruit voortvloeit. Tijdens mijn verblijf in Montenegro heb ik er geregeld aan moeten denken. De kennis van het Engels van de plaatselijke bevolking is dermate bedroevend dat, mocht ik dertig jaar ouder zijn en zonder reismakker op de hort, ook mijn wanhoop zulke proporties zou kunnen aannemen dat ik het kussen van Scarlett Johansson in overweging zou nemen.
Al bij aankomst op de luchthaven van Podgorica (zonder twijfel de lelijkste hoofdstad ter wereld) viel het verschil in cultuur, mentaliteit en omgangsvormen op. Het is niet mijn bedoeling hier een waardeoordeel te vellen, maar kort gezegd heb je ons, de geciviliseerde westerlingen, enerzijds, en anderzijds de Montenegrijnen, een volk dat enkel niet meer in oorlog is omdat iemand ooit toevallig de wapens uit hun pollen gegrist heeft. Na enkele tientallen stappen op Montenegrijnse bodem werden we naar een apart kamertje geleid, alwaar onze identiteitskaarten door het plaatselijke politieapparaat geïnspecteerd werden. Vier bonkige types keken gezeten rond een tafel half geïnteresseerd, half verveeld, helemaal vervaarlijk naar het kleinood. Eentje van hen zat naar goeie gewoonte een saf te smoren en nog een vijfde ontpopte zich tot woordvoerder van de bende. Ongetwijfeld omdat hij het meest bedreven was in het blaffen van allerlei onverstaanbaars, wat naar wij aannamen het Montenegrijns moest zijn. Zulke taferelen had ik al eerder gezien, meerdere keren in meerdere films. Ik wist dan ook wat nu zou volgen: we zouden in een kale cel belanden met pipi op de vloer, onze ballen zouden onder stroom gezet worden en onze nagels een voor een uitgetrokken. Doch, niets van dit alles geschiedde. Hetgeen in films gebeurt is dus niet altíjd waar - er zijn geen zekerheden meer in het leven. In plaats van een sterk staaltje sovjet-folterpraktijken werden we vergast op een sterk staaltje sovjet-bureaucratie. Er werd wat gestempeld en gekrabbeld op een papiertje, en algauw kregen we het kasticket-equivalent van een visum overhandigd.
Na in sneltempo te zijn gelegaliseerd, kon de reis dus echt beginnen. Zoals in mijn vorige blog aangehaald, werd er een billijke verdeling nagestreefd tussen door de bergen trekken met de rugzak en aan het strand liggen met de rugzak. We besloten met het meest inspannende gedeelte te beginnen. Drie dagen lang stonden uitputtende tochten door de Montenegrijnse highlands op het menu. Drie dagen, ruim tijd genoeg om tot het besef te komen dat ik toch niet echt zo'n trekker ben. Vooral de randomstandigheden maken van het trekken een zware beproeving. Elke nacht opnieuw zag ik geen andere mogelijkheid dan in de benepen, naar zweet geurende tent de slapeloosheid vrij spel te laten. Een in mijn slaapzak geïnfiltreerde mug deed de rest, te weten: mijn benenstel tot jeukens toe brutaliseren. En dat twee nachten na elkaar; geen half werk voor deze bloedzuiger. Na de derde dag bergen bedwingen was de afzienbare tijd voorbij en kon de focus gericht worden op het tweede vooropgestelde reisobjectief. Maar niet na eerst een bijna-doodervaring te hebben meegemaakt. Een rotswand bleek na lang ploeteren al te steil en dwong ons rechtsomkeert te maken of, beter, helemaal geen omkeer maar gewoon verticaal naar onder, met de bibber en de loodzware rugzak op het lijf richting voet van de berg. Dat mijn leven aan een zijden draadje hing is hierbij heus geen grote overdrijving, want zelfs mijn reisgenoot moest toegeven dat een uitglijer weleens een paar vervelende schaafwonden tot gevolg kon hebben.
Carlos Sastre wint de Tour 2008. Dat kunnen we onderhand, met enkel nog de traditionele slotetappe naar Champs Elysées en - minstens even belangrijk - enige dopingcontroles voor de boeg, wel besluiten. Drie weken lang weer was de Ronde het epocentrum van de wielersport, en op het einde wonnen de Spanjolen. Nauwelijks verrassend, de Spanjaarden hebben de routine van het winnen duidelijk helemaal in hun systeem geslepen. Voor het derde jaar op rij een Tourwinnaar, regerend wereldkampioen basketbal, met Nadal en Alonso bakermat van de rijzende sterren in respectievelijk tennis en Formule 1, Europees kampioen in het voetbal... Het begint stilaan een indrukwekkend lijstje te worden. Nog een geluk dat er pakweg geen WK Stierenvechten gehouden wordt, of Spanje zou zelfs dat nog winnen ook, als we niet oppassen. Toch moet steeds voor ogen gehouden dat ter compensatie voor zoveel welslagen De Natuur de Spaanse vrouwen rijkelijk met snorhaar gezegend heeft. Wat een domper is voor de succesvolle Spaanse sportman, als het erop aankomt zijn zorgvuldig opgebouwde triomfen te cashen bij de vrouwen. Voor wat hoort wat.
In mijn eigen leven zijn er nog altijd niet veel potentiële triomfen te cashen bij de verzamelde vrouwengemeenschap, dus vertrek ik morgenavond voor negen dagen naar Montenegro* (uiteraard is dat niet de reden, maar vind maar eens een overgang tussen twee alinea's die niks met elkaar te maken hebben). Montenegro, waarvan mij op dit moment hoofdzakelijk bekend is dat er geen landmijnen liggen. Elk land heeft zijn specialiteiten; ik stel me spontaan al een reisbrochure voor met slogans als 'Montenegro, wereldwijd geroemd om zijn gebrek aan landmijnen'. Ik zou misschien wel een slechte reisconsulent zijn, dat moet ook gezegd. Voor de rest mag Montenegro zich verheugen in de aanwezigheid van meerdere bergen en één zee. Het is de bedoeling dat mijn huisgenoot en ik ter plekke enkele dagen rondtrekken met de rugzak om daarna enkele dagen aan het strand te liggen met de rugzak. In alles komt het erop aan de juiste balans te vinden.
* Niet te verwarren met Servië, Kosovo, Kroatië of Chili.
Het is weer wat wennen. Pakweg om de vier maanden vindt er in ons gemeenschapshuis een revolutie plaats. De protagonisten van deze ommezwaai kregen ooit de substantieven 'emmer', 'water', 'dweil' en 'schoonmaakmiddel' toebedeeld. Het huis is met andere woorden gisteren nog eens schoongemaakt. In de zomer van 2006, bij intrek in de woonst, stelden wij altegader vol ambitie een kuisschema op. Om de twee weken zouden telkens twee andere gemeenschapshuislingen instaan voor de klinische reinheid van de leefruimten. Ziedaar de theorie.
Het aantal keren dat ikzelf al heb moeten schoonmaken indachtig, zouden we nu ongeveer in oktober 2006 moeten zitten. Maar daar zitten we niet. In plaats daarvan zitten we anno juli 2008 in een soortement Jurassic Park voor insecten - met dit verschil dat het verzamelde geleedpotigengebroed er schijnbaar weinig voor voelt binnen redelijke termijn uit te sterven. Het is dan ook lekker gedijen op een deken van rottend fruit, verschaald bier en gedegenereerde pizza's. Zoals steeds zijn er twee opties om met deze chaos om te gaan: het hele zootje in de boenwas zetten of de zaak met de nodige humor bekijken. Zelf heb ik uiteraard voor mogelijkheid twee gekozen. Occasionele bezoekers worden steevast verwelkomd met smart ass lines zoals daar zijn: "Let niet op de rommel... je ziet 'm zo ook wel", of "Je kan hier echt van de grond eten... etensresten genoeg".
Deze tongue in cheek-begroetingen kan ik dus even opbergen, gezien de historische gebeurtenis die zich gisteren voltrok. De volgende dagen zal cleanheid regeren in onze woonst. Lege bierflesjes en pizzadozen zullen misschien niet meteen worden opgeruimd, ze zullen op zijn minst met een scheef oog bekeken worden. Dit patroon zal ongeveer een week lang worden aangehouden, waarna de puinhoop weer toeneemt en alles weer zonder morele bezwaren op de plek van consumptie achtergelaten wordt. De macht der gewoonte laat geen plaats voor afvalafvalligen.
Belofte maakt schuld. Mijn vorige blog baarde onder andere het voornemen iets kwistiger om te springen met de woorden, de zinnen die mijn leven voor de bloggende mensenmassa aanschouwelijk maken. De blogfrequentie zou omhoog gaan, meer zinnen des leven zouden hun weg vinden naar de eindeloosheid van het internet. Totnogtoe is daarvan niet veel in huis gekomen. We zijn dik twee weken verder en dit is nog maar mijn tweede worp van de maand. Maar - en hier wou ik eigenlijk toe komen - ik heb excuses. Zo was er sprake van een bepaald weigerachtige internetverbinding; als het ding de mogelijkheid bezat "Nee ik doe juist niks, loser" te zeggen, dan had het dat ongetwijfeld ook gedaan. Dagenlang lag dit belangrijke instrument op het gebied van informatie, communicatie, administratie en masturbatie op apegapen. Om een geheel onduidelijke reden (een kabel die niet instak of zoiets) is het internet nu opnieuw back on track, en kan aldus fase 1 van mijn boetedoening beginnen.
Een ander alibi voor mijn deplorabele productiviteit annex geloofwaardigheid, is terug te vinden op de wei en de camping van het miezerige gehucht Werchter. Vier dagen festival betekent vier dagen uit de werkelijkheid. Dit escapisme wordt helaas ruimschoots gecompenseerd door de weken die volgen: je krijgt diezelfde werkelijkheid in vol ornaat weer in het gezicht geknald. Een niet te duiden gevoel van leegte overviel me vorige dinsdag, toen ik mij zonder frigobox richting Brussel begaf. Acht uur op een bureaustoel zitten zonder zuipen, hoe overlééft een mens dat in godsnaam? Werchter als katalysator van levensvragen, het is eens wat anders.
Over het festival zelf kan ik overigens kort zijn: het rockte. Moby ontpopte zich tot een betere versie van Regi en mixte al zijn vette schijven aan elkaar tot een anderhalf uur durende extreem dansbare brij. dEUS bevestigde zijn goddelijke status. REM, Mika, Editors en Sigur Ros losten de verwachtingen meer dan in. Enige smet op muzikaal vlak was Radiohead, dat met hun door en door tegendraadse set vooral gegeeuw uitlokte. Thom Yorke mag van mij gerust zijn eigen zin doen, maar liefst niet tijdens de kleine twee uur dat hij voor 70.000 mensen 1 miljoen dollar staat te incasseren. Dan moet zijn ego even aan de kant en moeten wonderschone klassiekers over de weide waaien. Creep, Street Spirit, Karma Police, Fake Plastic Trees, No Surprises, Exit Music (for a film)... godverdomme! Enfin, Thom zal zijn lesje wel geleerd hebben na het lezen van mijn blog. Nooit meer doen, hoor.
De maand juni is op bloggebied gerust een historisch dieptepunt te noemen. Slechts twee kant-en-klare schrijfsels leverde ik af, dat moet anders. Niet beter: anders. Of nee, toch wel beter. Op een andere manier slecht, quoi. Méér, vooral. Kwantiteit in plaats van kwaliteit of, als het echt niet anders kan, een symbiose tussen de twee - een toegeving op tijd en stond hoort bij het leven. Hoe kan ik deze Nieuwe Blogcultuur (let op de hoofdletters) beter tot uiting brengen dan op de eerste dag van juli al een voorheen lege bladzijde van het Grote Wereldwijde Web-boek te bevlekken? Tot zover de retorische vraag van de week.
Wie de eerste dag van juli aangreep om voor een keer niet bevlekt te worden, waren de meisjes van plezier op de Rue d'Aerschot. Ochtend na ochtend is de Brusselse hoerenbuurt een trouwe getuige wanneer ik mijn traject richting werk afleg. De hoerenkoten vormen op hun geheel eigen manier vensters op de wereld; achter elk raam gaat een andere cultuur, een andere geschiedenis, een ander verhaal schuil. Uiteraard is geen hond daarin geïnteresseerd, die vrouwen moeten daar maar niet in hun blote staan. Enfin, vandaag waren ze dus hoogst uitzonderlijk niet op post. Hadden ze toevallig allemaal clientèle in de zaak? Zo ja, zouden prostituees een ander woord hebben voor 'hoerenchance'? Of heeft het allemaal met het begin van de koopjes te maken? Alle hoeren op sjok richting Nieuwstraat, op zoek naar mooie kleren om niet aan te doen. Eén ding mag ondertussen wel duidelijk zijn: een carrière als hoerenloper kan ik maar best uit mijn hoofd zetten, gezien vooral de afwezigheid van de te belopen materie mijn fantasie schijnt te prikkelen.
Festivalganger, dat is meer iets voor mij. Ik zou het natuurlijk niet aanhalen, mocht er niet heel binnenkort een festivalletje op stapel staan. Het zou nogal lullig zijn eigenlijk. Dus ziehier de bestaansreden van blog 43, alinea drie, zin één uit het evangelie van Tsigalko: nog twee keer slapen en we mogen vier nachten níet slapen. Met andere woorden, Rock Werchter komt eraan! Het perfecte excuus om vier dagen lang van 's morgens vroeg rücksichtlos te zuipen. Naast onder andere Moby, Radiohead en dEUS, kan er dan ook hier of daar een leverprobleempje optreden. Hahaha.
Euro 2008 is voorbij halfweg intussen. Wat
het aantal wedstrijden betreft dan toch. Het is raar hoe een groot
voetbaltornooi telkens weer erin slaagt het dagelijkse leven te domineren, ook
al strijden er geen Belgen mee op de velden van eer. Dat dit laatste exclusief
de schuld is van vakidioot - in de zin van: de grootste idioot die er in het
vak te vinden is - Vandereycken weten de trouwe lezers onderhand al. Zij
behoren moeiteloos tot de categorie goed geïnformeerde mensen als het op het
herkennen van uilskuikens van bondscoaches aankomt. Je weet maar nooit wanneer
deze skills nog eens van pas komen. Houd dus altijd het volgende in gedachten, als er weer eens een bondscoach getaxeerd dient te worden: wie denkt als een loser, speelt als een loser en de resultaten haalt van een loser, is een loser. Zo simpel kan voetbal zijn.
Terwijl op het Europees kampioenschap het schisma tussen kaf en koren zich langzaamaan aan het voltrekken is, incasseert de Belgische sportwereld ver van alle schijnwerpers de ene klap na de andere. Op 8 mei was er het noodlottige ongeval van François 'Cois' Sterchele. Sindsdien hebben we gehad: het afscheid van Henin, de cocaïne van Tom Boonen en pas nog de dood van volleybalinternational Pardenas en loper Compernolle. Er moet al veel gebeuren, wil 2008 niet de geschiedenis ingaan als een van de zwartste jaren in de Belgische sportgeschiedenis. Devolder zou de Tour moeten winnen of de medailles zouden als manna uit de lucht moeten vallen, daar in Peking. Maar negen kansen op negen komt hier allemaal niks van in huis. 2008 zal onvermijdelijk herinnerd worden als een dramatisch, zelfs dieptragisch sportjaar.
Nederlandse glorie op het EK is nu wel het laatste wat we nodig hebben.
We zijn nog altijd in Duitsland. Het is
maar dat ik geen gespleten persoonlijkheid heb, of er zouden dingen door mijn
hoofd spoken als: wat een geëmmer toch allemaal, en dat om een wat lang
uitgevallen city trip. Misschien wel terecht. Hoewel. Het is hier verdomme míjn
blog, dus ik schrijf wat ik wil. Mijn hypothetische gespleten persoonlijkheid
heeft zich daarbij neer te leggen. De zager.
Goed, Duitsland dus. Hetgeen na verloop van tijd begon tegen te steken, was
zeker en vast het eten. De menu beperkte zich in grote lijnen tot
Schweinegebrat, Schnitzel en Schweinwurstsalat. Eventueel verrijkt met van het
vet druipende Bratkartoffeln - wat die Moffen dan weer handig denken te
compenseren door er een hand zout op te kappen. Kortom op culinair gebied was
het nogal magertjes, de rijkdom aan vetten ten spijt. Het buitenlandse
spijsaanbod bracht trouwens niet veel beterschap. De hamburger in de hippe
keten Hard Rock Café zal ik mij nog lang heugen als de goorste in
tijden. Bijna 10 euro voor een zwartgeblakerd stuk vlees met een minimum aan
groenten. Tot de rekening kwam en bleek dat er voor dat minimum aan groenten
nog een supplement van 4 euro werd aangerekend ook. Gezien ik een man van
principes ben, zal je mij in principe dan ook niet meer gauw in het Hard Rock Café aantreffen.
Behoudens de inferieure fret was München en
zijn omstreken nochtans best de moeite. Prinsen, kardinalen en regenten genoeg
die zich in de loop van de geschiedenis tot een folietje hebben laten overhalen.
Gelukkig voor hen werd intussen het toerisme uitgevonden, zodat hun gezamenlijk
patrimonium niet voor niks is geweest. Ook recentere bouwmeesters kunnen zich
hieraan optrekken. Die van het nabijgelegen concentratiekamp bijvoorbeeld. Het
kamp van Dachau ontstond een 70-tal jaar geleden, een ideetje van Adolf Hitler
en zijn acolieten. Ik ga hier geen biografie van Hitler presenteren, maar laat
ons het erop houden dat hij de inspiratiebron was voor een aantal ronduit ge-wél-di-ge
documentaires en films.
Het hoogtepunt van de reis was
waarschijnlijk de laatste dag. Die bracht een bezoek aan zowel het nieuwe als
het oude stadion van mijn favoriete buitenlandse voetbalploeg: Bayern München.
Geen ploeg ter wereld heeft ooit op die manier de Sturm und Drang tot kunst
verheven als Bayern. Een visite aan beide voetbaltempels was dus een must.
Vooral het oude stadion, Olympia, maakte indruk. Ik heb het altijd een lelijke
constructie gevonden die hoegenaamd niet voor voetbal bestemd leek te zijn.
Oké, er was wel degelijk een grasmat met twee doelen en vier cornervlaggen en
zo, maar de ongezellige atletiekpiste eromheen gaf het geheel een koude indruk. Nu, jaren
nadat de laatste oehs en aahs vanuit de tribunes weerklonken,
blijft alleen het Ik van Olympia over. Wie er eens een kijkje gaat nemen,
merkt meteen dat het een stadion is waarvan de ziel zal blijven voortleven. In
tijden van hoogste nood komt zn sterkte boven. Al zit het feit dat die
vermaledijde atletiekpiste ondertussen is weggehaald daar misschien wel voor
iets tussen.