De titel van deze blog verwijst uiteraard naar de genietbare film van Sofia Coppola, met Bill Murray en Scarlett Johansson in de hoofdrollen. De film handelt over de onoverbrugbare taal- en leefverschillen in een ver buitenland, en het gevoel van eenzaamheid dat hieruit voortvloeit. Tijdens mijn verblijf in Montenegro heb ik er geregeld aan moeten denken. De kennis van het Engels van de plaatselijke bevolking is dermate bedroevend dat, mocht ik dertig jaar ouder zijn en zonder reismakker op de hort, ook mijn wanhoop zulke proporties zou kunnen aannemen dat ik het kussen van Scarlett Johansson in overweging zou nemen.
Al bij aankomst op de luchthaven van Podgorica (zonder twijfel de lelijkste hoofdstad ter wereld) viel het verschil in cultuur, mentaliteit en omgangsvormen op. Het is niet mijn bedoeling hier een waardeoordeel te vellen, maar kort gezegd heb je ons, de geciviliseerde westerlingen, enerzijds, en anderzijds de Montenegrijnen, een volk dat enkel niet meer in oorlog is omdat iemand ooit toevallig de wapens uit hun pollen gegrist heeft. Na enkele tientallen stappen op Montenegrijnse bodem werden we naar een apart kamertje geleid, alwaar onze identiteitskaarten door het plaatselijke politieapparaat geïnspecteerd werden. Vier bonkige types keken gezeten rond een tafel half geïnteresseerd, half verveeld, helemaal vervaarlijk naar het kleinood. Eentje van hen zat naar goeie gewoonte een saf te smoren en nog een vijfde ontpopte zich tot woordvoerder van de bende. Ongetwijfeld omdat hij het meest bedreven was in het blaffen van allerlei onverstaanbaars, wat naar wij aannamen het Montenegrijns moest zijn. Zulke taferelen had ik al eerder gezien, meerdere keren in meerdere films. Ik wist dan ook wat nu zou volgen: we zouden in een kale cel belanden met pipi op de vloer, onze ballen zouden onder stroom gezet worden en onze nagels een voor een uitgetrokken. Doch, niets van dit alles geschiedde. Hetgeen in films gebeurt is dus niet altíjd waar - er zijn geen zekerheden meer in het leven. In plaats van een sterk staaltje sovjet-folterpraktijken werden we vergast op een sterk staaltje sovjet-bureaucratie. Er werd wat gestempeld en gekrabbeld op een papiertje, en algauw kregen we het kasticket-equivalent van een visum overhandigd.
Na in sneltempo te zijn gelegaliseerd, kon de reis dus echt beginnen. Zoals in mijn vorige blog aangehaald, werd er een billijke verdeling nagestreefd tussen door de bergen trekken met de rugzak en aan het strand liggen met de rugzak. We besloten met het meest inspannende gedeelte te beginnen. Drie dagen lang stonden uitputtende tochten door de Montenegrijnse highlands op het menu. Drie dagen, ruim tijd genoeg om tot het besef te komen dat ik toch niet echt zo'n trekker ben. Vooral de randomstandigheden maken van het trekken een zware beproeving. Elke nacht opnieuw zag ik geen andere mogelijkheid dan in de benepen, naar zweet geurende tent de slapeloosheid vrij spel te laten. Een in mijn slaapzak geïnfiltreerde mug deed de rest, te weten: mijn benenstel tot jeukens toe brutaliseren. En dat twee nachten na elkaar; geen half werk voor deze bloedzuiger. Na de derde dag bergen bedwingen was de afzienbare tijd voorbij en kon de focus gericht worden op het tweede vooropgestelde reisobjectief. Maar niet na eerst een bijna-doodervaring te hebben meegemaakt. Een rotswand bleek na lang ploeteren al te steil en dwong ons rechtsomkeert te maken of, beter, helemaal geen omkeer maar gewoon verticaal naar onder, met de bibber en de loodzware rugzak op het lijf richting voet van de berg. Dat mijn leven aan een zijden draadje hing is hierbij heus geen grote overdrijving, want zelfs mijn reisgenoot moest toegeven dat een uitglijer weleens een paar vervelende schaafwonden tot gevolg kon hebben.
Wordt vervolgd...
|