Carlos Sastre wint de Tour 2008. Dat kunnen we onderhand, met enkel nog de traditionele slotetappe naar Champs Elysées en - minstens even belangrijk - enige dopingcontroles voor de boeg, wel besluiten. Drie weken lang weer was de Ronde het epocentrum van de wielersport, en op het einde wonnen de Spanjolen. Nauwelijks verrassend, de Spanjaarden hebben de routine van het winnen duidelijk helemaal in hun systeem geslepen. Voor het derde jaar op rij een Tourwinnaar, regerend wereldkampioen basketbal, met Nadal en Alonso bakermat van de rijzende sterren in respectievelijk tennis en Formule 1, Europees kampioen in het voetbal... Het begint stilaan een indrukwekkend lijstje te worden. Nog een geluk dat er pakweg geen WK Stierenvechten gehouden wordt, of Spanje zou zelfs dat nog winnen ook, als we niet oppassen. Toch moet steeds voor ogen gehouden dat ter compensatie voor zoveel welslagen De Natuur de Spaanse vrouwen rijkelijk met snorhaar gezegend heeft. Wat een domper is voor de succesvolle Spaanse sportman, als het erop aankomt zijn zorgvuldig opgebouwde triomfen te cashen bij de vrouwen. Voor wat hoort wat.
In mijn eigen leven zijn er nog altijd niet veel potentiële triomfen te cashen bij de verzamelde vrouwengemeenschap, dus vertrek ik morgenavond voor negen dagen naar Montenegro* (uiteraard is dat niet de reden, maar vind maar eens een overgang tussen twee alinea's die niks met elkaar te maken hebben). Montenegro, waarvan mij op dit moment hoofdzakelijk bekend is dat er geen landmijnen liggen. Elk land heeft zijn specialiteiten; ik stel me spontaan al een reisbrochure voor met slogans als 'Montenegro, wereldwijd geroemd om zijn gebrek aan landmijnen'. Ik zou misschien wel een slechte reisconsulent zijn, dat moet ook gezegd. Voor de rest mag Montenegro zich verheugen in de aanwezigheid van meerdere bergen en één zee. Het is de bedoeling dat mijn huisgenoot en ik ter plekke enkele dagen rondtrekken met de rugzak om daarna enkele dagen aan het strand te liggen met de rugzak. In alles komt het erop aan de juiste balans te vinden.
* Niet te verwarren met Servië, Kosovo, Kroatië of Chili.
Het is weer wat wennen. Pakweg om de vier maanden vindt er in ons gemeenschapshuis een revolutie plaats. De protagonisten van deze ommezwaai kregen ooit de substantieven 'emmer', 'water', 'dweil' en 'schoonmaakmiddel' toebedeeld. Het huis is met andere woorden gisteren nog eens schoongemaakt. In de zomer van 2006, bij intrek in de woonst, stelden wij altegader vol ambitie een kuisschema op. Om de twee weken zouden telkens twee andere gemeenschapshuislingen instaan voor de klinische reinheid van de leefruimten. Ziedaar de theorie.
Het aantal keren dat ikzelf al heb moeten schoonmaken indachtig, zouden we nu ongeveer in oktober 2006 moeten zitten. Maar daar zitten we niet. In plaats daarvan zitten we anno juli 2008 in een soortement Jurassic Park voor insecten - met dit verschil dat het verzamelde geleedpotigengebroed er schijnbaar weinig voor voelt binnen redelijke termijn uit te sterven. Het is dan ook lekker gedijen op een deken van rottend fruit, verschaald bier en gedegenereerde pizza's. Zoals steeds zijn er twee opties om met deze chaos om te gaan: het hele zootje in de boenwas zetten of de zaak met de nodige humor bekijken. Zelf heb ik uiteraard voor mogelijkheid twee gekozen. Occasionele bezoekers worden steevast verwelkomd met smart ass lines zoals daar zijn: "Let niet op de rommel... je ziet 'm zo ook wel", of "Je kan hier echt van de grond eten... etensresten genoeg".
Deze tongue in cheek-begroetingen kan ik dus even opbergen, gezien de historische gebeurtenis die zich gisteren voltrok. De volgende dagen zal cleanheid regeren in onze woonst. Lege bierflesjes en pizzadozen zullen misschien niet meteen worden opgeruimd, ze zullen op zijn minst met een scheef oog bekeken worden. Dit patroon zal ongeveer een week lang worden aangehouden, waarna de puinhoop weer toeneemt en alles weer zonder morele bezwaren op de plek van consumptie achtergelaten wordt. De macht der gewoonte laat geen plaats voor afvalafvalligen.
Belofte maakt schuld. Mijn vorige blog baarde onder andere het voornemen iets kwistiger om te springen met de woorden, de zinnen die mijn leven voor de bloggende mensenmassa aanschouwelijk maken. De blogfrequentie zou omhoog gaan, meer zinnen des leven zouden hun weg vinden naar de eindeloosheid van het internet. Totnogtoe is daarvan niet veel in huis gekomen. We zijn dik twee weken verder en dit is nog maar mijn tweede worp van de maand. Maar - en hier wou ik eigenlijk toe komen - ik heb excuses. Zo was er sprake van een bepaald weigerachtige internetverbinding; als het ding de mogelijkheid bezat "Nee ik doe juist niks, loser" te zeggen, dan had het dat ongetwijfeld ook gedaan. Dagenlang lag dit belangrijke instrument op het gebied van informatie, communicatie, administratie en masturbatie op apegapen. Om een geheel onduidelijke reden (een kabel die niet instak of zoiets) is het internet nu opnieuw back on track, en kan aldus fase 1 van mijn boetedoening beginnen.
Een ander alibi voor mijn deplorabele productiviteit annex geloofwaardigheid, is terug te vinden op de wei en de camping van het miezerige gehucht Werchter. Vier dagen festival betekent vier dagen uit de werkelijkheid. Dit escapisme wordt helaas ruimschoots gecompenseerd door de weken die volgen: je krijgt diezelfde werkelijkheid in vol ornaat weer in het gezicht geknald. Een niet te duiden gevoel van leegte overviel me vorige dinsdag, toen ik mij zonder frigobox richting Brussel begaf. Acht uur op een bureaustoel zitten zonder zuipen, hoe overlééft een mens dat in godsnaam? Werchter als katalysator van levensvragen, het is eens wat anders.
Over het festival zelf kan ik overigens kort zijn: het rockte. Moby ontpopte zich tot een betere versie van Regi en mixte al zijn vette schijven aan elkaar tot een anderhalf uur durende extreem dansbare brij. dEUS bevestigde zijn goddelijke status. REM, Mika, Editors en Sigur Ros losten de verwachtingen meer dan in. Enige smet op muzikaal vlak was Radiohead, dat met hun door en door tegendraadse set vooral gegeeuw uitlokte. Thom Yorke mag van mij gerust zijn eigen zin doen, maar liefst niet tijdens de kleine twee uur dat hij voor 70.000 mensen 1 miljoen dollar staat te incasseren. Dan moet zijn ego even aan de kant en moeten wonderschone klassiekers over de weide waaien. Creep, Street Spirit, Karma Police, Fake Plastic Trees, No Surprises, Exit Music (for a film)... godverdomme! Enfin, Thom zal zijn lesje wel geleerd hebben na het lezen van mijn blog. Nooit meer doen, hoor.
De maand juni is op bloggebied gerust een historisch dieptepunt te noemen. Slechts twee kant-en-klare schrijfsels leverde ik af, dat moet anders. Niet beter: anders. Of nee, toch wel beter. Op een andere manier slecht, quoi. Méér, vooral. Kwantiteit in plaats van kwaliteit of, als het echt niet anders kan, een symbiose tussen de twee - een toegeving op tijd en stond hoort bij het leven. Hoe kan ik deze Nieuwe Blogcultuur (let op de hoofdletters) beter tot uiting brengen dan op de eerste dag van juli al een voorheen lege bladzijde van het Grote Wereldwijde Web-boek te bevlekken? Tot zover de retorische vraag van de week.
Wie de eerste dag van juli aangreep om voor een keer niet bevlekt te worden, waren de meisjes van plezier op de Rue d'Aerschot. Ochtend na ochtend is de Brusselse hoerenbuurt een trouwe getuige wanneer ik mijn traject richting werk afleg. De hoerenkoten vormen op hun geheel eigen manier vensters op de wereld; achter elk raam gaat een andere cultuur, een andere geschiedenis, een ander verhaal schuil. Uiteraard is geen hond daarin geïnteresseerd, die vrouwen moeten daar maar niet in hun blote staan. Enfin, vandaag waren ze dus hoogst uitzonderlijk niet op post. Hadden ze toevallig allemaal clientèle in de zaak? Zo ja, zouden prostituees een ander woord hebben voor 'hoerenchance'? Of heeft het allemaal met het begin van de koopjes te maken? Alle hoeren op sjok richting Nieuwstraat, op zoek naar mooie kleren om niet aan te doen. Eén ding mag ondertussen wel duidelijk zijn: een carrière als hoerenloper kan ik maar best uit mijn hoofd zetten, gezien vooral de afwezigheid van de te belopen materie mijn fantasie schijnt te prikkelen.
Festivalganger, dat is meer iets voor mij. Ik zou het natuurlijk niet aanhalen, mocht er niet heel binnenkort een festivalletje op stapel staan. Het zou nogal lullig zijn eigenlijk. Dus ziehier de bestaansreden van blog 43, alinea drie, zin één uit het evangelie van Tsigalko: nog twee keer slapen en we mogen vier nachten níet slapen. Met andere woorden, Rock Werchter komt eraan! Het perfecte excuus om vier dagen lang van 's morgens vroeg rücksichtlos te zuipen. Naast onder andere Moby, Radiohead en dEUS, kan er dan ook hier of daar een leverprobleempje optreden. Hahaha.
Euro 2008 is voorbij halfweg intussen. Wat
het aantal wedstrijden betreft dan toch. Het is raar hoe een groot
voetbaltornooi telkens weer erin slaagt het dagelijkse leven te domineren, ook
al strijden er geen Belgen mee op de velden van eer. Dat dit laatste exclusief
de schuld is van vakidioot - in de zin van: de grootste idioot die er in het
vak te vinden is - Vandereycken weten de trouwe lezers onderhand al. Zij
behoren moeiteloos tot de categorie goed geïnformeerde mensen als het op het
herkennen van uilskuikens van bondscoaches aankomt. Je weet maar nooit wanneer
deze skills nog eens van pas komen. Houd dus altijd het volgende in gedachten, als er weer eens een bondscoach getaxeerd dient te worden: wie denkt als een loser, speelt als een loser en de resultaten haalt van een loser, is een loser. Zo simpel kan voetbal zijn.
Terwijl op het Europees kampioenschap het schisma tussen kaf en koren zich langzaamaan aan het voltrekken is, incasseert de Belgische sportwereld ver van alle schijnwerpers de ene klap na de andere. Op 8 mei was er het noodlottige ongeval van François 'Cois' Sterchele. Sindsdien hebben we gehad: het afscheid van Henin, de cocaïne van Tom Boonen en pas nog de dood van volleybalinternational Pardenas en loper Compernolle. Er moet al veel gebeuren, wil 2008 niet de geschiedenis ingaan als een van de zwartste jaren in de Belgische sportgeschiedenis. Devolder zou de Tour moeten winnen of de medailles zouden als manna uit de lucht moeten vallen, daar in Peking. Maar negen kansen op negen komt hier allemaal niks van in huis. 2008 zal onvermijdelijk herinnerd worden als een dramatisch, zelfs dieptragisch sportjaar.
Nederlandse glorie op het EK is nu wel het laatste wat we nodig hebben.
We zijn nog altijd in Duitsland. Het is
maar dat ik geen gespleten persoonlijkheid heb, of er zouden dingen door mijn
hoofd spoken als: wat een geëmmer toch allemaal, en dat om een wat lang
uitgevallen city trip. Misschien wel terecht. Hoewel. Het is hier verdomme míjn
blog, dus ik schrijf wat ik wil. Mijn hypothetische gespleten persoonlijkheid
heeft zich daarbij neer te leggen. De zager.
Goed, Duitsland dus. Hetgeen na verloop van tijd begon tegen te steken, was
zeker en vast het eten. De menu beperkte zich in grote lijnen tot
Schweinegebrat, Schnitzel en Schweinwurstsalat. Eventueel verrijkt met van het
vet druipende Bratkartoffeln - wat die Moffen dan weer handig denken te
compenseren door er een hand zout op te kappen. Kortom op culinair gebied was
het nogal magertjes, de rijkdom aan vetten ten spijt. Het buitenlandse
spijsaanbod bracht trouwens niet veel beterschap. De hamburger in de hippe
keten Hard Rock Café zal ik mij nog lang heugen als de goorste in
tijden. Bijna 10 euro voor een zwartgeblakerd stuk vlees met een minimum aan
groenten. Tot de rekening kwam en bleek dat er voor dat minimum aan groenten
nog een supplement van 4 euro werd aangerekend ook. Gezien ik een man van
principes ben, zal je mij in principe dan ook niet meer gauw in het Hard Rock Café aantreffen.
Behoudens de inferieure fret was München en
zijn omstreken nochtans best de moeite. Prinsen, kardinalen en regenten genoeg
die zich in de loop van de geschiedenis tot een folietje hebben laten overhalen.
Gelukkig voor hen werd intussen het toerisme uitgevonden, zodat hun gezamenlijk
patrimonium niet voor niks is geweest. Ook recentere bouwmeesters kunnen zich
hieraan optrekken. Die van het nabijgelegen concentratiekamp bijvoorbeeld. Het
kamp van Dachau ontstond een 70-tal jaar geleden, een ideetje van Adolf Hitler
en zijn acolieten. Ik ga hier geen biografie van Hitler presenteren, maar laat
ons het erop houden dat hij de inspiratiebron was voor een aantal ronduit ge-wél-di-ge
documentaires en films.
Het hoogtepunt van de reis was
waarschijnlijk de laatste dag. Die bracht een bezoek aan zowel het nieuwe als
het oude stadion van mijn favoriete buitenlandse voetbalploeg: Bayern München.
Geen ploeg ter wereld heeft ooit op die manier de Sturm und Drang tot kunst
verheven als Bayern. Een visite aan beide voetbaltempels was dus een must.
Vooral het oude stadion, Olympia, maakte indruk. Ik heb het altijd een lelijke
constructie gevonden die hoegenaamd niet voor voetbal bestemd leek te zijn.
Oké, er was wel degelijk een grasmat met twee doelen en vier cornervlaggen en
zo, maar de ongezellige atletiekpiste eromheen gaf het geheel een koude indruk. Nu, jaren
nadat de laatste oehs en aahs vanuit de tribunes weerklonken,
blijft alleen het Ik van Olympia over. Wie er eens een kijkje gaat nemen,
merkt meteen dat het een stadion is waarvan de ziel zal blijven voortleven. In
tijden van hoogste nood komt zn sterkte boven. Al zit het feit dat die
vermaledijde atletiekpiste ondertussen is weggehaald daar misschien wel voor
iets tussen.
De Willy bleef het die eerste avond als een mantra herhalen: "We hebben er lang voor moeten rijden, maar het is toch niet voor niks geweest!" Instemmend gemompel was zijn deel. Als het orakel de Willy zijn bierwijsheden debiteert, kan je het hoe dan ook maar beter op een instemmend mompelen zetten. Evenals wanneer hij de argeloze bierdrinker een indringende vraag stelt, genre: "In alle seriositeit, da's nu toch een goed bier hé zeg?" Een veelvuldig gehoorde vraag, steeds met een bevestigende respons. Niemand die weet of een weldenkend mens het ooit aangedurfd heeft er negatief op te antwoorden.
Niemand ook die weet wat ons bezield heeft om uitgerekend het boerengat genaamd Altomünster te verkiezen als verblijfplaats. Zeggen dat het een doods dorp is, is een understatement. Na acht uur 's avonds waagde zich geen kat meer op straat in de nochtans gezellige dorpskern, na tien uur 's avonds was er geen geluid meer te horen. Ter illustratie: op een avond werden we om negen uur uit de plaatselijke brouwerij gezet. Ik zal ter wille van de woordspeling maar zeggen dat we 'verbrouwereerd' waren. Op de Willy na dan, die onversaagd de frigo van het aanpalende ijssalon te lijf ging. Na uiteraard eerst goed zijn gedacht te hebben gezegd. Want sluitende cafés, dat hebben we niet in België.
Over ons hotel viel evenwel niet te klagen. Alles tot in de puntjes geregeld, en de tv op de kamer bevatte zelfs een heel assortiment pornokanalen, die allemaal statische beelden van menige liefde-uitwisseling in voorraad hadden. Ik prefereer niettemin toch de real stuff. Bewegende beelden, in mijn geval. In de volgende, laatste, episode passeren onder meer een concentratiekamp en een voetbalstadion de revue. Of zelfs twee voetbalstadions! Spannend!
Soms heeft een mens het bij het verkeerde eind. Zo heb ik de stad München vorige week onrecht aangedaan door er vrijelijk van uit te gaan dat het "zo'n stad is die het niet van z'n bezienswaardigheden moet hebben". In de toekomst zal ik omzichtiger omspringen met uitspraken als deze - toch zeker in het geval er een nieuwe reis naar datzelfde München zou volgen. In München is namelijk heel wat het bezien waardig; majestueuze pleinen, parken en gebouwen zijn er in overvloed.
Op een mooie woensdagmorgen zes keer slapen geleden, werd het officiële startschot van unseren Abfahrt gegeven. Ons reisgezelschap bestond uit vijf mensen, verspreid over twee auto's. Voor het gemak zal ik de groep indelen in twee iets ouderen, twee iets jongeren (waaronder ik) en dé Willy. Het is niet van mijn gewoonte namen te noemen in deze blog, maar deze keer kan ik er echt niet onderuit. Nood breekt wet. De Willy is een man van vele oorlogen, stuk voor stuk uitgevochten met de edele vloeistof bier als doeleinde. Hij fungeerde de hele reis lang als onze gids, het lichtbaken op duistere wegen. Een hart van goud, een lever van diamant en een neus van een Duitse herder die speciaal is opgeleid om elk spoor van alcohol in een straal van vijf kilometer feilloos te ontwaren: dat is voor mij de Willy.
Goed, we waren bij de Abfahrt. Die verliep al bij al vlotjes. Ondanks de onheilsberichten van onze oudere reisgezellen toch wel. In een wegrestaurant onderweg werd wat geklaagd over de wegwerkzaamheden die we reeds waren gepasseerd, maar dat was nog niks, want "dan hebben we nog geen Stau (file, nvdr) gehad!" Hetzelfde nadat we goed en wel waren aangekomen. Daar was de Stau weer. "Uiteindelijk goed hier geraakt, maar dan hebt ge nog geen Stau gezien!" Zo'n file is in Duitsland toch iets heel anders dan in België blijkbaar. Voorts waren de recensies van onze eerste momenten in Duitsland complimenteus te noemen. Zoals ook wel te verwachten viel. De afdronk van de allereerste slok bier werd begeleid door de uitspraak "Hmm, der Himmel in Bayern!" Nauwelijks twee minuten daar of de eerste gedenkwaardige quote is een feit. Het leven van een blogger kan makkelijk zijn.
Het is allemaal wat geruisloos
voorbijgegaan, maar ondertussen ben ik zes maanden in dienst bij mijn
broodheer. Als beloning vorm ik vandaag het voorwerp van een heuse detachering.
Al dient gezegd dat ook de lieden van de NMBS daartoe hebben bijgedragen.
Door hun werkonwilligheid ben ik veroordeeld om uitzonderlijk in het lokale
kantoor in Leuven post te vatten. Er was hier toch nog een computer vrij, zodat
ik me niet zou vervelen.
Dat laatste lukt eerlijk gezegd niet
helemaal. Wanneer ik niet in het zicht zit blijken de collegas mij beduidend
minder werk toe te schuiven. Tijd genoeg dus om alvast de bezienswaardigheden
in München onder de loep te nemen. Wat qua tijdsbesteding zowat het equivalent
is van eens goed gaan pissen. München is zon stad die het niet echt van zn
bezienswaardigheden moet hebben, lijkt me. Tevens kwam ik erachter dat
sinds 1945 welgeteld twee grote persoonlijkheden in München ter wereld kwamen.
Het betreft de levende legendes Philip Lahm en Lou Bega. Noem München een
bakermat van talent en ik wijs je een leugenaar aan.
Voor het overige is het best leuk om eens
in mijn eigen stad te werken, op letterlijk vijf minuten wandelen van mijn
venster (het hoeft niet altijd de deur te zijn die met de pluimen gaat lopen).
Het moet van de lagere school geleden zijn dat ik nog eens zo dicht bij
huis de verplichte uren zat af te tellen. In een fraai decor trouwens. Het
gebouw hier is ingebed in een post-industrieel, euh, industriepark. Mooie
lanen, veel groen, een langwerpige vijver en zelfs een palmboom zorgen voor de
vakantiestemming. Ook de binnenkant is met zijn minimale maar moderne inkleding
post-industrieel te noemen. Net als mijn werkprestaties, die ook niet direct
een hedendaagse bewerking van de film Daens zullen halen. Het is nu
gewoon wachten op de aankomende vrije dagen, waarin zoals gezegd de
detachering naar het oogverblindende München plaatsvindt.
De hommages aan de Cois zijn nog maar net achter de rug, of hier is de volgende al. Vorige week kondigde Justine Henin nogal onverwacht aan dat ze definitief stopt met tennissen. Uiteraard hoort daar een aan haar opgedragen blogbericht bij, want een Belgische tennister van dat kaliber stopt maar één keer. Haar einde mag dan minder abrupt zijn dan dat van Sterchele, in se komt het op hetzelfde neer: wij, nederige aardlingen, kennen immers alleen Henin de sportvrouw. Nu die ophoudt te bestaan, blijft enkel Henin de mede-nederige aardling over. En die is eerlijk gezegd heel wat minder interessant.
Maar dat mag ons en in het bijzonder mij er niet van weerhouden om Justine te bedanken voor al het zweet dat ze ter onzer kijkplezier uit haar vege lijf geperst heeft. Zeven grandslamtitels, twee keer de Masters én goud op de Olympische Spelen; dat is een erelijst waar zelfs de meest rabiate anarchist 'u' tegen zou zeggen. Achter die kille cijfers gaan clusterbommen van emoties schuil. Iedereen zal zich wel spontaan een of andere close match voor de geest kunnen halen. Bijvoorbeeld een wedstrijd van de frisse Henin uit de beginjaren, het meisje met de weergaloze backhand. Na enkele jaren verdween die vanzelfsprekende connectie tussen Henin en haar befaamde backhand. Niet omdat die ineens minder zou zijn, integendeel: ze was erin geslaagd elk aspect van haar tennis op een gelijkaardig niveau te brengen. Met plezier ruilde ze haar epitheton in voor de absolute hegemonie. Haar laatste jaren waren dan ook de beste. De robot Henin reeg de titels aan elkaar. Nu is het aan ons om op gezette tijden nog eens deze mooie herinneringen aan elkaar te rijgen en haar te gedenken. Het ga je goed, Juju.
Zo. Tot slot het snoeiharde bilan van twee weken leven opmaken: mijn twee favoriete Walen naar de verdommenis. Gelukkig dat tenminste bij een van de twee de verdommenis gelijkstaat met belastingvrij relaxen in het zonovergoten Monaco. Hoe dan ook wil ik volgende week niet opnieuw een afscheidsbericht de wereld in moeten sturen. Woensdagmorgen staat er voor mezelf de 'Abfahrt' naar München gepland, en wanneer ik volgende dinsdag terugkom volgt er hopelijk een leuk reisverslag in plaats van een van tranen doordrongen hulde. Dat de Walen maar eens beginnen beseffen dat mijn blog wat afwisseling verdient.
François Sterchele is niet meer, dat is ondertussen wel bekend. En, geen nood, spoedig zal ik hem ook in mijn blog onvermeld laten. Maar nu nog niet. Iemand als de Cois verdient meer dan één hommage, ook al gaat zoiets tegen alle wetten van het schrijverschap in. Zijn plotse heengaan blijft dan ook de gemoederen beroeren. Mijn eigen hoogstpersoonlijke gemoederen weten er alles van.
Waarom toch, waarom? Dat is de ietwat pathetisch aandoende vraag die elke dag menige keer door mijn hoofd schiet. Waarom moest je zo snel rijden op een vage expresweg in het holst van de nacht? Waarom net jij en niet een van die honderden andere voetballers met een dikke wagen onder hun kont? Waarom zo'n lamentabele engelbewaarder? Een antwoord op die vragen komt er nooit. Het enige wat ons nog rest is eer betuigen en hulde brengen. Eventueel ons afvragen of eer betuigen en hulde brengen niet hetzelfde is. In elk geval: het eerbetoon van zaterdag op Brugge was schitterend, uniek. Nooit gedacht dat in het hol van de Boeren ooit een onwezenlijke stilte de scepter zou kunnen zwaaien. Je hebt het afscheid gekregen dat je verdient.
Vanaf de eerste seconde dat ik je zag, toen nog bij OHL, wist ik dat je het in je had een volk te beroeren. Meerdere volken te beroeren. Een land te beroeren. Heel België te beroeren. Mijn inschatting werd bewaarheid, maar helaas ten gevolge van een andere aanleiding dan ik in gedachten had. Je hebt ons land doen huilen, Cois. Tranen met tuiten. Huilen zoals het niet meer gedaan heeft sinds de dood van koning Boudewijn. Je bent een waardige opvolger, François Sterchele. Zonnekoning Cois. Rust in vrede.
"Sterchele is vannacht omgekomen bij verkeersongeval..." Deze sms verscheen op mijn gsm toen ik die vanmorgen - nog in mijn bed liggend - aanzette. Op slag was ik klaarwakker, sprong uit bed en activeerde de computer. Tegen beter weten in, hopend op een tweede opinie die het eerste bericht als klinklare onzin zou afdoen. Dat gebeurde niet. Sporza liet er geen twijfel over bestaan: "François Sterchele komt om bij ongeluk". Ik weet niet wat ik precies gedaan heb tussen pakweg 7u58 en 8u03, maar zeker is dat ik mij die minuten niet op deze aardbol bevond. De mokerslag maakte mijn hoofd licht.
We gaan drie jaar terug in de tijd. Oud-Heverlee Leuven ('OHL') speelt in de eindronde in derde klasse tegen Patro Eisden. Samen met de afzender van voornoemd sms'je besluit ik die beruchte spits met de goddelijke naam extra in de gaten te houden. François Sterchele. Hij speelt werkelijk een draak van een wedstrijd maar de idolatrie is geboren: vanaf nu zal álles wat 'Cois' doet geanalyseerd, becommentarieerd en uiteindelijk bejubeld worden. Cois is een godenzoon. Hij loopt niet op de grasmat, hij zwééft erover. Hij trapt niet tegen een bal, hij aait 'm. Hij speelt niet om in de gunst te komen van het publiek, hij charmeert het argeloos door de cocktail van zijn oneindige charisma en dito voetbalkwaliteiten.
De opgang van Cois is steil. Enkele maanden later verkast hij naar Charleroi, alwaar zijn kwaliteiten als spits direct tot uiting komen. Sterchele beschikt nu eenmaal over een neus voor goals, loopt zich altijd intelligent vrij, is technisch meer dan behoorlijk onderlegd en vormt met zijn niet-aflatend gezweef een gesel voor elke defensie. Dat is ook Germinal Beerschot niet ontgaan, dat hem na één seizoen in eerste klasse prompt inlijft. Bij deze ploeg kroont hij zich zowaar tot topschutter, zijn doelpuntentotaal gekruid met enkele goals (die tweede tegen Club Brugge!) die nog jaren in het geheugen van elke rechtgeaarde voetballiefhebber gegrift zullen blijven. Cois wordt ook opgeroepen voor de nationale ploeg en sleept de derde plaats in de verkiezing van 'Profvoetballer van het jaar' in de wacht. Tevens schopt zijn poster het tot mijn muur - zijn cultstatus scheert hoge toppen.
Dat verandert niet wanneer hij in 2007 de overstap maakt naar een echte topploeg, Club Brugge. Ook daar laat hij meteen van zich spreken met zijn goals op het veld en zijn innemende, hoewel extraverte, karakter ernaast. Een uitwas van dat extraverte karakter werd hem vorige nacht fataal. Tegen een veel te hoge snelheid katapulteerde Sterchele zijn Porsche Cayman tegen een boom (zonder merknaam). Zoals altijd bleek de natuur sterker, in staat om zelfs godenzonen tot sterfelijkheid te bewegen. François Sterchele is niet meer en zal nooit meer zijn. Zoals het een echte cultheld betaamt stierf hij veel te vroeg, zijn fans voor eeuwig achterlatend met de vraag waar dit sprookje had kunnen eindigen. In elk geval zal ik tot míjn laatste dagen volhouden dat Cois het ook bij de absolute top had kunnen maken - en niemand die het met zekerheid kan tegenspreken. Een pietluttig voorrecht dat hij deelt met James Dean, Jeff Buckley en de andere Jempi Monserés van deze wereld.
Kenners van de gregoriaanse kalender zullen bij het horen van het volgende instemmend knikken: het is mei. Het weer is aangenaam, alle vogels leggen een ei en bepaalde kinderen houden hun communie. Over dat laatste wil ik het hier hebben. Vorige donderdag had ik de eer, het genoegen en vooral de plicht om nog eens een communieviering bij te wonen. Op de een of andere manier ben ik jarenlang vrijgesteld geweest van dergelijke plichtplegingen, misschien wel om een eventueel reveil van tragische herinneringen af te wenden.
Mijn eigen eerste communie verliep immers niet zonder slag of stoot. Of toch zeker niet zonder stoot. De doffe plop die door de kerk galmde nadat ik met mijn snufferd tegen de microfoon geknald was, herinner ik me als was het 17 jaar geleden. Als je dan toch lompweg tegen iets wilt aanlopen, kan dat maar beter niet tegen een apparaat gemaakt om geluid te versterken, is de levenswijsheid die ik sinds die dag meedraag. De mensen in de kerk konden in elk geval hun pret niet op.
Nu, donderdag, was het aan mij om kinderen uit te lachen. Helaas liep er geen tegen de microfoon. Maar niet getreurd, want er was een jongen met een spraakgebrek in voorraad! En niet zo'n spraakgebrek waar niet mee gelachen mag worden, neenee, een Limburgse tongval buiten categorie. Minstens even erg als een handicap en tóch politiek correct om ermee te ginnegappen. Een zegen voor mij - om in het jargon van het decor te blijven.
De jongen sprak/zong over ene Jezus Christus, die hij nodig zou hebben op zijn verdere levensweg. Ik kon alleen maar denken: wat jij nodig hebt is niet Jezus Christus, maar wel een heel erg goeie logopedist. En ook: zou zo'n logopedist als het maar niet wil vlotten weleens dingen zeggen als "we moeten andere accenten leggen"? Besmuikt glimlachen, dat is wat ik deed. Niet alle vergeldingsacties ogen even spectaculair.
Ik zou het kunnen hebben over mijn gezondheidstoestand, die nu al de hele maand april vergeefs op zoek is naar de vorm van weleer. Weleer, toen het toilet nog gewoon diende om kaka of pipi in te lossen. Oftewel het inlossen van de verwachtingen. Heden is dat weleens anders. Maar genoeg daarover, deze hele alinea brengt me geheid geen centimeter dichter bij de Nobelprijs Literatuur.
Ik zou het kunnen hebben over mijn date deze week, die me met een dubbel gevoel achterliet. Ik zag haar op "I love the 90's" en praatte met haar. Voegde haar toe op msn en chatte met haar. Bekwam haar telefoonnummer en stuurde een stortvloed aan sms'en heen en kreeg een stortvloed aan sms'en weer. Niks leek te verhinderen dat ons beider hoog opgeschroefde verwachtingen woensdag zouden worden ingelost. Helaas, niks is niet wat het lijkt. Maar genoeg daarover, deze hele alinea brengt me geheid geen centimeter dichter bij het (alsnog) finaliseren van de transactie.
Ik zou het kunnen hebben over het cafébezoek met de collega's gisteren. Voor het eerst gingen we met de hele groep 'een pintje drinken'. Al gauw werden pintjes Duvels en de hele groep een kliekje van vier man. Maar we waren tenminste zat en - als ik het gewauwel goed verstaan heb - gelukkig. Soms lost het leven ook gewoon alle verwachtingen in, al heeft het daar opmerkelijk vaak de assistentie van alcohol voor nodig. Maar genoeg daarover, het lot hoeft niet getart.
De Belg is gemiddeld 12 werkdagen per jaar afwezig wegens ziekte. Dat leert een eigen, zorgvuldig opgezet onderzoek op de onafhankelijke website Google. Gezien ikzelf al jarenlang getrouw elke ziekte uit de weg ga, kan het haast niet anders of de Belgische bevolking telt een behoorlijk aantal wussies. Of op zijn minst Walen. Voer genoeg voor een volgend onderzoek, zoveel is zeker.
En toch. Mijn bacteriële onschendbaarheid kwam de vorige dagen serieus in het gedrang. Zozeer zelfs dat gisteren en eergisteren mijn ziektekiemen de broodwinners van dienst waren. Ze deden dat door mij een doktersbriefje te bezorgen, zodat ik op het einde van de maand toch gewoon mijn loon krijg. Er valt misschien veel te zeggen over ziektekiemen, maar niet dat ze zich niet hebben aangepast aan onze verzorgingsstaat. Ze weten best hoe hun gastheren te paaien. In ruil daarvoor loop ik al dagenlang te kotsen dat het een aard heeft. Drie keer in de voorbije week, turfde ik. Dat moet net onder het gemiddelde van enkele jaren geleden liggen, ware het niet dat ik toen een deugdelijk hulpmiddel had in de vorm van alcohol. Nooit gedacht dat je zelfs zoiets na verloop van tijd op eigen kracht kunt. De mensen die zeggen dat bier drinken geldverspilling is krijgen uiteindelijk dan tóch gelijk!
Wat de ziektekiemen niet hebben kunnen verhinderen, is mijn bezoek aan het eerder aangekondigde "I love the 90's". Een uitgebreide terugkijk hierop laat ik achterwege (het 'uitkijken naar' is altijd mooier dan de analyse achteraf), maar laat ons zeggen dat het zeer oké was. Vooral '2 Brothers on the 4th floor' rockten (excusez le mot) als de beesten en zorgden voor een memorabel moment zoals je er pakweg per Werchter ook maar één à twee meemaakt. Negatief puntje was dat een huisgenoot werd buitengezet omdat hij binnen pipi had gedaan. De nineties hebben nog een weg af te leggen, willen ze echt de rock-'n-roll van de 21e eeuw worden.
Florian Henckel von Donnersmarck. Stel je voor dat je op een dag geboren wordt en deze naam toebedeeld krijgt. De kans dat dit mij nog gaat overkomen in dit leven schat ik als vrij klein in, maar de regisseur van Das Leben der Anderen presteerde het 35 jaar geleden wél. Een huzarenstuk, zonder meer. Laat hem nog duizend keer ter wereld komen voor mijn part - zoiets lukt geen tweede keer.
Wat hopelijk wel nog eens lukt, is een herhaling van zijn andere huzarenstukje, dat (nog!) meer op de leest der meritocratie geschoeid is. Te weten de al eerder genoemde film Das Leben der Anderen. Deze is geheel en al Florian Henckels eigen verdienste, noch zijn vader noch zijn moeder kwamen bij het ontstaan hiervan tussenbeide. Het was met hoge verwachtingen dat ik vrijdagavond het huzarenstuk in kwestie in de dvd-speler schoof - die dingen zijn werkelijk op alles berekend. De film was immers overladen met prijzen: een Bafta, een César, zelfs een Oscar. Nu ik stiekem de prijzenlijst op IMDB nog eens overloop, moet ik vaststellen dat waarschijnlijk enkel een Gouden Schoen ontbreekt.
Hoge verwachtingen dus. Altijd een nadeel, behalve die ene keer dat ze op een briljante manier worden ingelost. Déze keer. Das Leben der Anderen is simpelweg onthutsend mooi, meeslepend en fascinerend. Tot het absolute einde toe: de slotscène mag gerust in Het Grote Filmboek worden bijgeschreven. Als dit nog niet zou bestaan, dan moet in elk geval het idee voor Het Grote Filmboek op het to do-lijstje van een uitgever worden bijgeschreven. Want wie schrijft die blijft. En wie een film als Das Leben der Anderen maakt ook. Florian Henckel von Donnersmarck zal geheel terecht de eeuwigheid trotseren.
Het is zondagavond en twee extra verlofdagen liggen nog in het verschiet. Meteen de eerste twee die ik mezelf gun dit jaar. Een mens moet ooit beginnen met het opsouperen van zijn door hard labeur vergaarde aantal vakantiedagen en nu lijkt het me wel een geschikt moment. Waarom dat zo is weet ik eigenlijk niet, maar ter wille van het dramatisch effect en met het oog op het verhogen van het relatieve belang van volgend stukje tekst in de maatschappij, zal ik onomwonden stellen dat de reden te vinden is in het betreffende volgend stukje tekst. Zo ben ik dan weer wel.
Het voorval vond dinsdag plaats, op 1 april nota bene. Een van m'n vele huisgenoten (ik heb ze nog niet exact geteld, maar hun aantal moet rond de vijf schommelen) besloot toen zich te goed te doen aan een stevige hap spaghettisaus. Normaal geschiedt zoiets zonder al te veel ophef, met hooguit een vervelende vlek op de kleding tot gevolg. Maar dit keer liep het anders. Een laurierblad achtte zijn moment de gloire gekomen, schreed onopgemerkt mijn huisgenoots' mond binnen en blokkeerde zijn luchtpijp. Ik hoef u er niet bij te vertellen dat het hier om een wel erg snood laurierblad ging, een laurierblad dat het zelfs niet verdient ook nog maar ooit door íemand opgegeten te worden. Doch daar was mijn huisgenoot maar weinig mee. Hij had het te druk met nauwelijks lucht krijgen, en op dat moment kon ik die keuze begrijpen.
Nu was het aan mij om in actie te treden. Ik had nog nooit zo'n noodsituatie meegemaakt, heb nooit een EHBO-cursus gevolgd en zelfs doktersseries op tv zijn mij vreemd, maar ik kan met wat meeval wél gemakkelijk 250 keer met een bal jongleren. Helaas, je zal het altijd zien: de vaardigheden die je bezit, heb je net níet nodig als er zich eens een prangende situatie voordoet. Ik ging dus over tot plan B: het zoeken naar een eventueel plan B. Dat mislukte deerlijk, had ik al vrij snel in de smiezen. Dan maar een andere huisgenoot opgetrommeld en die had gelukkig wel een plan B: naar spoed ermee. Ja, zó kan ik het ook!
Een toevallige (eigenlijk zijn wij helemaal niet populair) bezoeker stelde zijn rijkunst en auto ter beschikking, zodat we ongeveer een kwartier later de spoeddienst van Gasthuisberg betraden. Nooit gedacht dit vanbinnen te zien zonder dat er alcohol in het spel is. Nooit gedacht ook dat zelfs hier de bureaucratie voor alles gaat, getuige daarvan de toch wel discutabele uitspraak "eerst papieren invullen, anders kunnen wij niks doen." Als de administratieve vereenvoudiging er ooit komt, laat het dan in eerste instantie de stervenden ten gunste komen.
Maar goed, de nodige gegevens werden neergekrabbeld, de voorrangssituatie afgekondigd en ik maakte me klaar de op til zijnde - ongetwijfeld spectaculaire - reddingsoperatie zo goed mogelijk te volgen, teneinde achteraf alle plotwendingen in geuren en kleuren exclusief in mijn blog te kunnen beschrijven. Wat volgde was een laatste van ver komende hoest en ... het laurierblad, dat doodleuk te voorschijn kwam uit de mond waar het een uurtje eerder naar binnen ging - tot op zekere hoogte is zo'n laurierblad wel nog consequent. Aansluitend schalde tot tweemaal toe 'Annulatie voorrang' uit de speakers en begaven wij ons met het hoofd tussen de schouders terug naar buiten. Een licht beschaamde aftocht, bizar genoeg ingegeven door de onverhoopt perfecte afloop van de penibele situatie. Het sociale verkeer kent vreemde bochten.
Zeldzaam zijn de avonden dat ik voor de
televisie neerplof en urenlang willekeurig van het ene naar het andere
programma zap. Eveneens zeldzaam zijn openingszinnen als voorgaande die niet
tot doel hebben de tegenstelling met wat komen gaat scherp te stellen. Dus ja,
maandag heb ik wél met dit onnodige tijdverdrijf de nodige tijd verdreven. Na
de obligate afspraak met het steeds superieure Friends koos ik ervoor
van de geijkte paden af te wijken. Wat nog maar eens bewijst dat er toch wel
een durver in mij schuilt, zolang ik vanop afstand nieuwe wegen kan inslaan.
De televisionele ontdekkingstocht bracht me
eerst bij Canvas, alwaar The Chaser's War On Everything de dienst
uitmaakte. Bondig gezegd is dit een programma waarin een Australiër allerlei
gekke dingen doet, zoals daar zijn stunts, sketches, liedjes en eigenzinnige
bewerkingen van reclame en filmtrailers. Minder bondig gezegd is dit een
programma waarin een drietal Australiërs allerlei gekke dingen doen, zoals daar
zijn stunts, sketches, liedjes en eigenzinnige bewerkingen van reclame en
filmtrailers. Toegegeven: er viel af en toe best te lachen. Zes mensen van een
reisbureau die in volle paniek onder hun tafel duiken wanneer een man met een
netkous over zijn hoofd getrokken vriendelijk om een inlichting komt vragen,
dat levert nu eenmaal grappige televisie op. Ethisch verantwoord is anders,
maar een goeie grap kan zich wat collateral damage permitteren.
Hierna was het de beurt aan Ladies First op
één. Dit is een programma waarin Annemie Struyf elke week een markante vrouw
volgt en exclusief in haar kont kruipt. Deze week was dat Imelda Marcos,
Filippijnse ex-First Lady die wereldberoemd is omwille van haar enorme
schoenencollectie. Voorts beschikt ze over een hele collectie filantropische
ideeën, helaas stuk voor stuk werkelijk volstrekt onbegrijpelijk. Struyf
slaagde erin hier geen enkele kritische bemerking bij te maken. Liever liet ze
zich trakteren op vijf paar gloednieuwe schoenen, waarvan een per se gesigneerd
diende te worden door haar nieuwbakken hartsvriendin. In die hoedanigheid (van
hartsvriendin dus) komt ze meteen in een mooi rijtje met onder andere Khadaffi en
Saddam Hoessein te staan, zoals Marcos niet naliet aan te halen. Hebben wij
dáárom al die onschuldige zielen vermoord, hoor ik beide heren al denken.
In een moeite door besloot ik Rwina een
(gelijke) kans te gunnen. Dit bleek haast onmiddellijk een slechte inval.
Multiculturaliteit op tv mag van mij gerust, maar liefst toch iets meer
dan louter dat. Flauwe sketches en acteerprestaties die je de neiging doen
krijgen stante pede op te snorren hoe laat de volgende repatriëring
plaatsvindt, zijn niet míjn idee van positieve discriminatie.
Belegen moppen maken over op het eerste gezicht perfect ingeburgerde
multimigranten draagt hier trouwens evenmin toe bij, moet ik hier als punt van
zelfkritiek aanhalen. Al moet op zijn beurt dan weer gezegd dat ik tenminste geen honderdduizenden medemensen erger - vooral bij gebrek aan landelijke bekendheid. En zo
win ik met verve mijn innerlijke discussie.
Om positief af te sluiten: zowel Weerwolven,
Belga Sport (beide Canvas) als Studio 1 (één) waren best te pruimen. Op dit
elan doorgaan en de televisie wordt het medium van de 21e eeuw.
Niemand die het zal merken, maar dit
blogbericht is wel degelijk uniek in zijn soort. Voor het eerst immers stuur ik
mijn wederwaardigheden vanop de werkplaats de wijde wereld in. De wijde wereld,
dat is dan ikzelf en vermoedelijk nog een man of drie. Laat nu nog iemand
beweren dat het niet klopt dat de wereld een dorp is geworden.
In elk geval, ik ben ondertussen een goeie
vier en een halve maand in dienst, dus het werd weleens tijd om de grenzen van
het toelaatbare nog eens zachtjesaan te verleggen. Zon dingen evolueren steeds
volgens hetzelfde patroon: de eerste week op de nieuwe werkplaats wordt het
internet gemeden; nadien kan er al eens een verdoken bezoekje vanaf; dáárna
gebeurt het open en bloot; en voor je het weet schrijf je lustig aan een blog
en begin je te begrijpen waarom die pornosites zonodig geblokkeerd moeten
worden. Bij wijze van spreken (veronderstel ik). In mijn voordeel pleit dan
weer dat het hier echt wel komkommertijd is. Ook mijn twee weken geleden
opgestarte quiz (zie een vorige blog) dendert bijvoorbeeld aan een rotvaart
voort. Voor de statistici: ik sta ondertussen op een gedeelde leidersplaats.
Blijven smsen, zou ik zo zeggen!
Een combo dat geen getalenteerde statistici
behoeft en waarvoor smsen allang niet meer baten, luistert naar de naam Rode
Duivels. Het gezelschap van René Vandereycken De Man Die Het Minst Van
Voetbal Kent Sinds Duizend Jaar Geleden Een Patjepeeër Abusievelijk Tegen Een
Varkensblaas Schopte verloor woensdag met 1-4 tegen Marokko. Marokko,toch
bezwaarlijk een voetbalgrootheid. Het land van het goud, het zilver, het
marmer, de BMW en de Mercedes oké hoewel stuk voor stuk gestolen. Maar
voetballen, dat hebben wij Belgen altijd beter gekund. Tot René Vandereycken
De Man Met De Immer Iets Te Lange Bijnaam het roer in handen kreeg althans.
Nu is alles anders. Nu is alles slechter. Nu is alles godverdomme voor jaren
naar de kloten.
Net een deugddoende grote friet met tartaar featuring een frikandel special verorberd. Volgens mij heeft de meneer die het eten indertijd uitvond dat gedaan met deze combinatie voor ogen, dat kan haast niet anders. Zeker niet als frituur 'Tivoli' belast is met het in het vet keilen van mijn favoriete menu. Een écht fritkot met écht goeie frieten, meer heb ik niet nodig bij grote honger. Zelfs wat klantvriendelijkheid betreft kent den Tivoli z'n gelijke niet. Toegegeven: het speelt in hun kaart dat er een sterke correlatie bestaat tussen attentvol zijn en andersgeaardheid maar hey, het zijn niet de uitbaters die de spelregels van de homoseksualiteit hebben bepaald. Ze profiteren alleen maar van hun (tegen)natuurlijke voordeel, en terecht. Op die manier word ik immers keer op keer op een vermakelijk schouwspel getrakteerd, wanneer Homo A weer eens op de laatste nipper naar Homo B toeschiet om te melden dat ik die kerel ben die altijd zout op zijn frieten moet. Ik heb het hem nu al maanden niet meer gezegd, en toch is Homo A nog geen enkele keer vergeten zijn collega aan de frietketel hiervan op de hoogte te brengen. Dat zijn nu eens dingen die mij ontroeren.
Wie wél vergeten is zout op zijn patatten te doen (yep, een naadloze overgang), is Yves Leterme, tegenwoordig gemeenzaam 'Leterme I' genoemd. Na 9 maanden onderhandelen is hij erin geslaagd een regering op de been te brengen. Er is zelfs een regeerverklaring. 't Is te zeggen: een document van 40 bladzijden waar werkelijk níks in staat. Behalve dan dat de koopkracht gaat verhogen, de belastingen omlaag gaan, het milieu gaat verbeteren, extra geld naar justitie en ontwikkelingssamenwerking vloeit, er gestreefd wordt naar een begrotingsoverschot en tutti quanti. Tot hiertoe lijkt dat mijns insziens wel op 'goed bestuur'. Helaas heeft Leterme iets over het hoofd gezien. Uiteraard iets wat enkel voor de echte specialisten in de materie waarneembaar is, doch daarom niet minder belangrijk: de kostprijs. Noem mij een muggenzifter, een pessimist en een dolleman, maar iemand zal toch de rekening moeten betalen. Óf niemand, natuurlijk, en in dat geval is deze regeerverklaring de enige juiste. Afwachten wat het wordt...
Mijn voornemen om ook over de competitiehervorming enige meningen te spuien blijft ongeschreven letter. De verenigde tweedeklassers kelderden in extremis het hele voorstel, wat nog maar eens pijnlijk duidelijk maakt hoe ziek ons voetbal wel is. Want in snelheid gepakt worden door de politiek, dat moet je verdíenen.