Een nacht in een plaatselijke berghut annex restaurant vormde de cesuur tussen deel één en deel twee van onze trip. Naar goeie Montenegrijnse traditie werd ons een heerlijke maaltijd voorgezet en kregen we de dag nadien, na een verkwikkende nachtrust, tegen woekerprijzen een lift naar de bewoonde wereld aangeboden. Ook een land in volle ontwikkeling kan maar beter bogen op gedeelde gebruiken en gewoonten. Uiteindelijk slaagden we erin een betaalbare taxi te charteren, al moet gezegd dat desalniettemin de prijs van de rit ongetwijfeld nauwelijks moest onderdoen voor de waarde van de rammelbak in kwestie. Die rammelbak stuiterde zich een weg door het glooiende landschap, over een baan die te vergelijken is met een autostrade. Met dit verschil dat het hier ging om een gedeeltelijk geasfalteerd, breed uitgevallen bospad waarop weleens een koe placht te resideren. Je zal het altijd zien: het gebeurt slechts zelden dat vergelijkingen helemáál opgaan.
De plannen om de rest van de vakantie aan zee door te brengen zagen we al spoedig doorkruist. De Montenegrijnse kust mag bij ons dan niet tot de verbeelding spreken, in het oosten is dat duidelijk wel het geval. Hele stranden worden ingepalmd door kolossen uit Rusland en zijn periferie, die zonder uitzondering druk doende zijn met het etaleren van hun brede gebruinde basten. Wij geallieerde bleekscheten daarentegen waren vooral druk doende met het niet uit de toon proberen te vallen. Zonder succes. Tegen zoveel bodybuildersgeweld zijn zelfs onze geesten niet bestand. In plaats van het strand werd het dus een dorpje aan een meer, waar we ons onledig hielden met relaxerende dingen zoals daar zijn: goed eten, goed drinken, goed lezen en goed niet te veel beroep doen op het plaatselijke openbaar vervoer. Zo kabbelde de Montenegrijnse uitstap stilaan naar zijn einde, enkel opgeschrikt door de keren dat we wél noodgedwongen een beroep moesten doen op het plaatselijke openbaar vervoer. In België zijn we nu eenmaal gewoon dat bussen stoppen aan bushaltes, of dat het interval tussen twee treinen naar de hoofdstad iets minder is dan zes uur. Maar met die wetenschap kom je op bepaalde plaatsen niet ver, werd ons alras duidelijk.
Ondertussen ben ik alweer een dikke week in het land, míjn land. Van die gelegenheid maakte ik dankbaar gebruik om te verjaren; afgelopen dinsdag beleefde mijn bestaan zijn hoogstpersoonlijke zilveren jubileum. 25 jaar dus, de cijfermatige illusie van jeugdigheid ebt langzaam maar zeker weg.
|