Het heeft even moeten bezinken, de wedstrijd Liverpool - Standard van vorige week woensdag. Andermaal werden wij Belgen met de weerhaken onzer volksaard geconfronteerd. Meer zelfs, als morgen over 3000 jaar de aarde niet meer bestaat en curieuze ruimtewezens de kwintessens van de verschillende aardse volkeren willen doorgronden, komen ze met de dubbel-dvd 'Standard - Liverpool / Liverpool - Standard (Voetbal, 2008)' al een heel end. Want het was me weer een nederlaag op z'n Belgisch. Tegen alle verwachtingen in 210 minuten lang de evenknie dan wel de betere van de rijke, machtige Engelse topclub Liverpool, maar als puntje bij paaltje komt toch maar weer gebogen voor de wetten van de logica. Door een goal van een Hollander op een pass van Hollander op twee minuten van het einde van de tweede verlenging, om precies te zijn. Mocht Julius Caesar een onverwachte comeback maken met een director's cut van zijn beroemdste uitspraken, hij zou vast zeggen dat de Belgen de dappersten zijn. Niet veel nieuws, zal u denken. En toch, en toch. Het monkellachje dat nu om zijn lippen speelt bij het uitspreken van deze woorden zal boekdelen spreken. Er nog plezier in hebben ook, de klootzak. Voor mijn part blijft hij waar hij is.
Toegegeven: de neiging om deze alinea te beginnen met het trekken van een parallel is groot. Maar een vergelijking zou bij nader inzien niet echt veel hout snijden. Ik leg het u uit. Vorige vrijdag hebben wij met onze afdeling (ik zit terug bij mijn werk nu) een heus zaalvoetbaltornooi afgewerkt. De tegenstanders waren andere afdelingen van ons concern, en we hebben zonder uitzondering in elke wedstrijd slaag gekregen. Altijd verloren, maar dus niet op z'n Belgisch verloren - een eervolle vermelding kon er niet af, laat staan een sarcastische loftuiging van de Juul himself. Nee, het voornaamste pijnpunt zat 'm erin dat die andere ploegen tegen een bal konden shotten en wij niet. In het moderne voetbal moet je ook werkelijk op álles voorbereid zijn.
De voorafgaande 'trainingen' in het park van de Botanique hadden mijn geoefend kennersoog uiteraard al het een en ander bijgebracht. Pijn, om maar iets te noemen. Doch niet getreurd op dat moment, ik heb het collectieve aspect van het voetbal altijd al een overschat iets gevonden. Een paar zwierige slaloms à la Diego Maradona of Pol De Tremmerie en ik ben allang content. Tot agitatie, woede, droefnis en gelatenheid (in die volgorde) van iedereen die ooit met mij gevoetbald heeft, trouwens. Maar het moet gezegd, ik slaagde niet in mijn van elk altruïsme gespeende opzet. Ook ik kwam schromelijk te kort vrijdag, het werd een wel erg minimalistische show.
Wat we hieruit leren? Eén: voetballers van mijn niveau moeten zich niet al te veel illusies maken en kunnen zich maar beter concentreren op dingen waar ze wél beslagen in zijn, zoals pinten drinken als de match goed en wel ten einde is. Twee: er is maar één Pol De Tremmerie.