Deze blog is een beetje in een winterslaap gesukkeld. Niet dat iemand daar last van lijkt te hebben. Integendeel, niemand lijkt daar last van te hebben. De wereld draait lustig verder en jeremiërende menigtes houden zich ver van mijn voordeur. Het spoorverkeer werd nog wel eens platgelegd tussendoor, maar ook daar lag een andere (hoewel minstens even onzinnige) reden aan ten grondslag. Ik zou uit dit alles conclusies kunnen trekken maar ga dat uiteraard niet doen. Er worden tot nader order geen stekkers uitgetrokken en, verhip, ik trakteer jullie zelfs nog eens op een ouderwets lijstje. Omdat het Kerstmis is en ook wel omdat ik van lijstjes hou. Daarom, exclusief, Tsigalko's favoriete komische tv-personages:
1. David Brent (Ricky Gervais), The Office UK Geen twijfel over de numero uno. David Brent is "a friend first, boss second, entertainer third". Hij plakt dure woorden aaneen tot onverstaanbare zinnen, gedraagt zich als een hipster, neemt zijn personeel in beslag met foute grappen en is arroganter dan een bus vol Hollanders. Ricky Gervais doet het onmogelijke door, ondanks al deze niet zo fraaie eigenschappen, bij de kijker toch sympathie op te wekken voor de eenzaat die David Brent eigenlijk is. Pijnlijk grappige televisiegeschiedenis.
2. Basil Fawlty (John Cleese), Fawlty Towers Hoewel Fawlty Towers al meer dan dertig jaar oud is, zit er nog geen enkele sleet op de humor. Integendeel zelfs. Seksisme en racisme was indertijd nog niet zo'n punt, waardoor Basil Fawlty naar onze normen heel ver kan gaan in zijn politieke incorrectheid. Hoe de complete wacko Basil Fawlty voortdurend schippert tussen het afranselen van zijn Spaanse hulpje Manuel en het in de kont kruipen van zijn hotelgasten met adellijk bloed, blijft ook zoveel jaar na datum nog het beste wat schizofrenie te bieden kan hebben.
3. Chandler Bing (Matthew Perry), Friends Een top drie zonder Friends-personage zou heiligschennis zijn. Chandler Bing vormt de logische afvaardiging van een reeks die het van zijn snelle, gevatte, scherpe humor moest hebben. Hij is een scherpschutter met een mitrailleur, altijd en overal met een sarcastische aanvulling in de aanslag. Zoiets wekt mijn bewondering, ook al heeft Chandler dan misschien in tegenstelling tot mij een team van 850 scenarioschrijvers achter zich staan. Hoe dan ook, Chandler Bing is, zonder sarcasme, een absolute topper met sarcasme.
4. Dave (Arj Barker), Flight of the Conchords De enige echte eindbaas van deze selectie. Dave (geen achternaam nodig) is nooit van iets onder de indruk, duldt geen enkele tegenspraak en staat hoofdpersonages Bret en Jemaine over om het even welke maatschappelijke kwestie bij met woord en daad, gevraagd of ongevraagd. Mocht Dave niet fictief zijn maar een persoon van vlees en bloed, zijn cool zou volstaan om de opwarming van de aarde nog een paar decennia tegen te houden. Tot slot deel ik graag één goeie raad, geheel in de sfeer van de warme feestdagen: "It shouldn't matter where you are from when love's involved. It's like that movie - "Interracial Hole Stretchers 2" - she was white; they were black. But it didn't matter in the end, did it? Because they were in love."
5. Sheldon Cooper (Jim Parsons), The Big Bang Theory Sheldon Cooper is een geheel uit fobieën, mentale aandoeningen en sociale gebreken opgetrokken geek. Zijn leven ligt vast in de meest onbegrijpelijke structuren en dat zullen zijn vrienden geweten hebben. Ondanks zijn buitengewone intelligentie slaagt hij er niet in op een normale manier een gesprek te voeren of de simpelste grappen te begrijpen. Wanneer Sheldon kwaad wordt, begint zijn rechteroog werktuiglijk te pinken; wanneer Sheldon zelf een van zijn vrienden 'fopt', begeleidt hij dit gegeven steevast met een uitgelaten 'Bazinga!'. Jim Parsons is zonder discussie dé nieuwe ster aan het humorfirmament. Ook al is humor dan geen wetenschap.
Een volmaakte regenboog boort zich doorheen een diepgrijs wolkenpak boven het berkenbos tussen de stations van Bilzen en Diepenbeek. Ik neig ernaar hier enige symboliek in te zien, al weet ik niet goed welke. Het loutere aanschouwen van dit tafereel is op zich al een wonder: zet mij op een trein en ik begin te lezen, wars van wat er zich in de wijde wereld buiten mijn vierkante meter mag afspelen. Maar vandaag had ik er de kracht niet voor. De intensiteit van mijn onvoorziene heen-en-weer Leuven - Bilzen (aankomst in Bilzen om 14u11, vertrek om 14u49) was te hoog geweest. In goed 22 van de 38 minuten die tussen mijn aankomst en vertrek in lagen, stond het afscheid van huishond Rakker op het programma. Tweeëntwintig minuten de tijd om de appreciatie voor 14 jaar en 3 maanden trouwe dienst passend uit te drukken, alvorens ingescheept wordt voor een allerlaatste bezoek aan de veearts. Minuten zijn zelden waardevoller.
1997 was het alweer toen mijn moeder vanuit de keuken mij en mijn broer appelleerde, weg van onze spelconsole (Sega? Of toch al Playstation?). In haar handen: een rode mand met daarin een petieterige, doodsbange Jack Russell-puppy. Volgens moeder werd hij in het nest Rakker genoemd, omdat hij een rakker was - gelukkig maar dat hij niet bekend stond omwille van het onderschijten van zijn broertjes en zusjes. Zijn naam is altijd Rakker gebleven, hoewel die 'hij' eigenlijk een 'zij' bleek te zijn en zo de naamgevingsprocedure nog meer in een slecht daglicht stelde. Desalniettemin is dit issue na dag 1 nooit meer ter sprake gekomen.
Mijn broer en ik stonden eerst sceptisch tegenover onze nieuwe huisgenote. Hadden we al niet Scruffy in huis, een volslanke labrador die al genoeg aandacht opeiste? (Geen idee waarom ik hier retorische vragen zit te poneren waarop jullie het antwoord hoe dan ook niet kunnen weten. Ik zal gewoon helpen: ja, dat hadden we.) Scruffy was toentertijd dankzij haar bovenmenselijke vraatzucht en bovenhondelijke intelligentie een levende legende. Vandaag de dag en tot het einde der dagen is zij een legende zonder meer. Maar Rakker paste zich wonderwel aan haar kolossale vriendin aan, bracht vijf puppy's op de wereld, maakte Scruffy's verscheiden mee, was getuige van de intrede van nieuwe speelkameraad (en vrij geschifte) Toby en beleefde tot slot de eedaflegging van onze nieuwe regering. Toen vond ze het welletjes, ze heeft nu echt wel alles gezien. Mijn gedachten gaan uit naar de hondenhemel.
"Ik ben vier weken weg en lap, jullie halen 9 op 12. Ik kan hier godverdomme mijn rug niet draaien of we verliezen alweer 3 punten." Pijnlijke waarheden kunnen maar best gemaskeerd worden door goeíe grappen. Van het eerste, de pijnlijke waarheid, ben ik zeker; of het al dan niet een goeie grap betreft, is niet direct objectief meetbaar, daarvoor reken ik vooral op jullie milde oordeel. Bij wijze van troostprijs kunnen jullie mij dit wel gunnen, denk ik zo. Want het stak natuurlijk wel ergens. Recht in mijn hart, om heel precies te zijn. Dat Forza Mechelen B uitgerekend mijn afwezigheid te baat neemt om op vier weken tijd drie keer te winnen. Op die manier laat Forza Mechelen B wel heel erg uitschijnen dat het mij feitelijk helemaal niet nodig heeft, terwijl ik het net haat wanneer Forza Mechelen B signalen in die richting uitstuurt.
Maar goed, zand erover. Wat gebeurd is, is gebeurd. We hebben allebei fouten gemaakt en beginnen nu terug met een propere lei. Forza Mechelen B moet leren om niet meer zo opvallend veel te winnen wanneer ik er niet bij ben. Ik daarentegen, moet ervoor zorgen dat Forza Mechelen B niet meer zo opvallend veel verliest met mij op het veld. Zo komen we er hier uiteindelijk beide sterker uit. Forza Mechelen B zou zich bijvoorbeeld kunnen spiegelen aan mijn dienstbetrekking, die op dit vlak weinig te verwijten valt. Op de werkvloer werd mijn absenteïsme immers in veel mindere mate aangegrepen om mijn overtolligheid te illustreren. Zoals het hoort, liepen er een aantal dingen mis omdat ik er niet was. Zoiets getuigt tenminste van respect. Eat that, Forza Mechelen B!
Als een ideale voorbereiding impliceert dat je best niet uitgehongerd en doodmoe aan een trektocht begint, dan hadden wij geen ideale voorbereiding. De detoxicatie van het lichaam had zijn tol geëist, en het feit dat mijn slapeloosheid nog beter gedijt in buitenhuiselijke bedden is ook al niks om vrolijk van te worden. Maar, wenselijk of niet, vijf dagen ontbering in natuurpark in Torres del Paine stonden nu eenmaal op het programma. Een belangrijk pluspunt was alvast dat de noord-zuid-tussenvlucht ons opnieuw richting zeeniveau had geloodst. Het eten smaakte mij als bij toverslag weer als voorheen, de komende dagen zou het honger lijden enkel en alleen te wijten zijn aan een gebrek aan voedsel. Van een opluchting gesproken.
Op de eerste dag was het meteen goed raak. We kwamen in de namiddag toe voor een ogenschijnlijk gemakkelijke etappe. Wat we toen nog niet wisten is dat a) er altijd een stormwind staat in Patagonië; b) die wind de hele dag in ons nadeel zou zijn; c) de begrotingsonderhandelingen in België zeer stroef verliepen. Waarbij punt c slechts weinig relevant was. Na een goeie tien minuten zat ik wel zo ongeveer door mijn beste krachten heen. Het was dan ook puur op wilskracht - een modus operandus die je in feite pas op de vierde of vijfde dag zou verwachten - dat de eerste kampplaats werd bereikt. Maar wat voor één! Op een heuvel, tussen de bomen, gelegen pal naast een gigantische gletsjer. Het surrealistische beeld van die gigantische ijsmassa tussen al dat groen maakte op zijn minst een deel van de surrealistische inspanningen om er te geraken goed. De tweede dag kondigde zich zelfs nog lastiger aan, met de gehele terugweg van dag 1 plus nog eens 7,5 kilometer extra. De wind besliste er gelukkig anders over. In vliegende vaart werd kampplaats 2 bereikt, desondanks met opspelende pijn in elk lichaamsdeel dat voor de handeling van het wandelen instaat.
Vanaf dag 3 deed de miezerregen zijn intrede. Vreemd genoeg hadden deze door en door Belgische maar tevens ook door en door klote weersomstandigheden een gunstig effect op ons algemeen welbevinden. We kregen het aardig onder de knie om richtpunten uit te zetten en er vervolgens 'in één trek door' naartoe te knallen. Een douche en stevig driegangenmenu op het einde van de dag versterkten de overtuiging dat deze onderneming weleens zou kunnen lukken. Dag 4 betekende dan ook de hoogmis van onze viriliteit en fysieke oerkracht. Als ware flandriens werden slagregens en hagel getrotseerd, om in een recordtempo (ik zeg duidelijk een recordtempo en niet het recordtempo, laat daar vooral geen twijfel over bestaan) de op papier moeilijkste tocht tot een goed einde te brengen. De korte laatste etappe was vervolgens niet meer dan een formaliteit - helaas het soort formaliteit dat verschrikkelijk veel pijn doet aan rug en benen, maar allez. Torres del Paine was hoe dan ook succesvol bedwongen. Om dat te vieren (en ook wel omdat het van in het begin op de planning stond) werd nog twee dagen kunstenaarsstad Valparaiso en één dag Santiago aangedaan. Als ultiem slotakkoord kregen we een halfuurtje voor ons vertrek naar de luchthaven nog een laatste keer Soulsister te horen, met een symboliek die neigt naar ongeloofwaardigheid.
San Pedro de Atacama zou instaan voor zowel het beste als het slechtste van onze reis. Het beste kwam eerst - we hadden niet te kiezen. San Pedro is een microkosmos van toeristen, een niemendal vol zandweggetjes, restaurants en pubs. De dagtemperatuur zakt niet onder de 35°C, het aantal echte regendagen is drie en het is er droog (je zal het altijd zien: van het moment dat een opsomming de grens van twee overschrijdt wordt het algauw irrelevant). Na de eerste week elke avond een andere verblijfplaats te hebben gekend, verbleven we nu zes nachten in de Hemel van het Noorden. Tijd genoeg om een aantal schitterende excursies te doen. Tijd genoeg ook om een heleboel mensen te leren kennen.
Verreweg de meest markante van die heleboel was een Belg. Zijn naam is zo doordeweeks dat hem oneer zou worden aangedaan, mocht ik er hier melding van maken. Ik hou het dus bij het meer raadselachtige 'de Belg'. De Belg woont intussen zeven maanden in Chili, baat een klein hostel uit, organiseert avontuurlijke excursies, doet iets onbepaalds met software en smoort sneller joints dan de schaduw van Bob Marley. Volgens onze immer enthousiaste Australische Part III-reisgenote is hij bovendien like the smartest person ever. Ook reisgezel Tom was aardig onder de indruk van zijn flegma en wijsheid. Zodoende had ik de Belg al voor onze eerste ontmoeting omgedoopt tot 'de goeroe', een beloftevolle sekteleider in de dop. Zijn uiterlijk kon alvast moeilijk méér hiermee corresponderen. Een ranke, graatmagere man met de blonde haren samengeknoopt in een staart en een lamatand als amulet rond de nek is alleszins het beeld dat ik heb van een sekteleider.
Van zijn wijsheid was ik niet direct overtuigd. Ondanks eerdere beloftes bleek het zo ongeveer onmogelijk om voor ons (een groep van zes) transport te regelen naar de bronnen van Puritama, 35 kilometer hogerop. Werkelijk alles liep mis, en met werkelijk alles bedoel ik eveneens zijn hond die tussen twee joints door was weggelopen en die we met zijn allen moesten gaan zoeken (zonder succes overigens). Met de nodige onnodige uren vertraging vertrokken we dan toch naar de - het moet gezegd - paradijselijke waters van Puritama. Net toen mijn scepsis op zijn hoogtepunt stond, begon de Belg inderdaad blijk te geven van een bovengemiddelde intelligentie. Hij is zo het type dat een steen opraapt en begint te vertellen over hoe graniet gevormd wordt; dat de werking van de Bermuda-driehoek uitlegt aan de hand van een waterval; dat de algemene uiting van honger vanuit de groep achteloos beantwoordt met "wacht even, ik laat jullie zodadelijk een plant zien die jullie kunnen eten". Zijn ontwapenende vriendelijkheid en goed gevoel voor humor (= lachen met mijn grappen) deden mijn laatste restje argwaan wegsmelten.
Het was dan ook vol goeie moed dat ik de volgende dag bij hem langsging. Zowel Tom als ik waren in de loop van de nacht/ochtend die op de uitstap volgde doodziek geworden. Eten binnenhouden lukte niet meer, wandelen evenmin. Gezien de beperkte voedselopname tijdens onze gehele San Pedro-periode (de droogte is nefast voor de smaakzin), bleef er van ons niet zo gek veel meer over. Ik weet niet exact waarom ik mij tot bij de Belgische goeroe sleepte en niet bijvoorbeeld een dokter consulteerde, maar ik had het onbestemde gevoel dat enkel hij voor dit alles een echt bevredigende uitleg klaar kon hebben. Zo geschiedde. Wat Tom en ik voorhadden was een 'detoxicatie van het lichaam'. Het water van Puritama bevat namelijk stoffen die het inwendige vuil naar buiten drijven. Of zoiets. Op lange termijn is dat in feite net een heel goede zaak. Precies de diagnose die ik wilde horen, kortom. Deze kerel verdient dus dubbel en dik de omschrijving dat hij like the smartest person ever is. Bij deze dien ik alvast mijn kandidatuur in als praktiserend lid van zijn toekomstige sekte.
Chili, Part II: warming-up met Soulsister en andere sterren
Na een bepaald woelige vlucht was het vooruitzicht op twee weken begane grond vrij geweldig te noemen. Het maakte zelfs weinig uit welke begane grond exact, zolang het luchtruim maar veraf was. Santiago werd door ons dus relatief goedkeurend onthaald. En vice versa. Al tijdens het eerste uur na onze aankomst in de jeugdherberg schalde niemand minder dan Soulsister door de boxen. For all I know is Soulsister de bekendste groep ter wereld, ik kan me zo direct geen reis voor de geest halen zonder Polle Pap en de zijnen op de radio (noot vanuit de blogtoekomst: ook in een Noord-Chileens winkeltje naast een ongeasfalteerde weg zou later nog 'The way to your heart' weerklinken, inclusief meeneuriënde geen-woord-Engels-sprekende winkeljuffrouw).
Aangezien Santiago nog eens op het programma stond vlak voor de terugreis, werd koers gezet naar La Serena. Volgens de reisgidsen een leuk stadje met prachtige stranden; volgens ons een gedrocht met als inloop naar de zee een vuilnisbelt met zand ertussen. En een microkutklimaat bovendien, want in tegenstelling tot de mooie nabijgelegen Valley d'Elqui hing er steevast een grijs wolkendek over het leuke stadje / het gedrocht La Serena. Dan heb ik het nog niet gehad over het plaatselijke landmark, een bijna bordkartonnen, van kitsch overlopende vuurtoren die maar beter miljoenen mensenlevens gered kan hebben om zijn bestaan enigszins te rechtvaardigen. Zo, nu heb ik het er wel over gehad. Vooraleer de overgang werd gemaakt naar San Pedro de Atacama en de volgende blog, verbleven we nog een nacht in Vicuna.
Vicuna staat bekend om zijn indrukwekkende observatorium en om weinig meer. Met de vierde duurste telescoop ter wereld kan je in detail zien dat er inderdaad weinig leven is op de maan. Om tot de conclusie te komen dat het gehele nachtleven van Vicuna weinig leven in zich draagt, volstaan daarentegen de lichaamseigen kijkers ruimschoots. Na tien uur 's avonds is er simpelweg geen restaurant of bar meer open. Wat dit gegeven extra jammer maakt, is dat het plaatselijke onderwijsbeleid er alles aan doet om het dagleven op te fleuren. Schoolmeisjes gaan gekleed zoals strippers bij ons: in schooluniform. Serieus, wie verzint dat allemaal? Snel op naar het noorden, voor we het kwijt zijn.
Een mens kan niet meer rustig naar Chili gaan of er gaat een lange vliegreis aan vooraf, tegenwoordig. De gevestigde procedure om voet aan wal te krijgen in Santiago zou deze keer via Delta Airlines verlopen en 27 uur in beslag nemen. Dat is lang, maar bij nader inzien toch aantrekkelijker dan het 19 uur durende alternatief dat vlak na het opstijgen van tussenstopplaats Atlanta opdoemde. Even leek het er namelijk op dat er 8 uur van de totale reistijd afgeknepen zou kunnen worden. Maar zoals ieder nadeel zijn voordeel heeft, heeft ook ieder voordeel zijn nadeel. Ten eerste zouden we nooit effectief in Chili zijn aangekomen, ten tweede zou mijn moeder een vette schadevergoedingscheque hebben ontvangen. Sorry, ik zit hier weer voor- en nadelen door elkaar te haspelen. Opnieuw. Ten tweede zou ik zó dood zijn, dat de lijkschouwer in zijn administratie, naast de rubriek 'Gradatie van doodheid', in dikke letters 'Morsdood' zou bijschrijven.
Kort na het opstijgen in Atlanta vermoedde ik al dat er iets niet in de haak was. De motor maakte veel minder lawaai dan normaal en we leken niet op de juiste hoogte te komen. De onbedoeld via de intercom doorgesijpelde boordcommunicatie "Cockpit, please answer!" en "Fly back. Fly back" hielpen niet om mij van mijn vermoeden af te helpen. Wat later volgde dan de officiële mededeling. Wegens een technisch mankement (defecte motor of een passagierstoel die niet meer in ligstand te krijgen is, wie zal het zeggen) moest er een onvoorziene tussenstop gemaakt worden in Orlando. Nadat een eerste landig in extremis werd afgebroken (intercom: "De landingsprocedure werd afgebroken"), sloeg de paniek stilaan toe. Gelukkig is er altijd wel iemand die voor de komische noot zorgt. En, wat meer is, voor het eerst in de gehele wereldgeschiedenis waren het de Duitsers die hiervoor instonden. Onbewust weliswaar. Het olijke duo op de plaatsen achter ons, door reisgezel Tom toepasselijk Fritz en Freddy gedoopt, opteerde er wel erg nadrukkelijk voor hun passieve doodstrijd al slapend te voeren. Op die manier werd de spanning op zijn minst een beetje gebroken.
Na nieuw uitstel werd een tweede landingspoging ondernomen. Met succes deze keer. De klaarstaande colonne brandweerwagens (intercom: "Let niet op de brandweerwagens") mocht werkloos toekijken. Tom en ik duwden, sleurden en sloegen Fritz en Freddy wakker, we wachtten een viertal uur op een nieuw vliegtuig en we hoorden en passant een nochtans 50+-airhostess zeggen dat ze dit nog nooit had meegemaakt. Uiteindelijk werd Santiago heelhuids bereikt. Naar Chili vliegen bleek een spel van 33 uur en 250 passagiers, en op het einde slapen de Duitsers.
Je kan veel van mij zeggen, maar niet dat ik er de kracht voor heb. De kracht om jullie een stevige brok leesvoer voor te schotelen, bedoel ik. Het is precies dat wat ik ontbeer. Liever kies ik ervoor om hier en nu mijn kortste blog ooit te construeren. Ik heb daar wel ettelijke redenen voor, waaronder enkele goeie. Mijn inspanningen op de werkvloer zijn tegenwoordig gul, mijn ontspanningen erbuiten evenzeer. Komt daarbij dat vrijdagochtend het startsein gegeven wordt voor meer dan drie weken Chili. Er rest mij in deze omstandigheden dus niet veel meer dan de tering naar de nering te zetten en een gemakkelijke haiku af te vuren.
Bloggen, op dit uur?
Ik heb er de kracht niet voor
Chili, here I come
Vanaf 20 november wel terug afspraak op deze webstek, snoodaards. Ik zie jullie daar.
Op 23-09-2010, dag op dag exact 1 jaar en 24 dagen geleden, gaf ik de blog 'FC De Kampioenen' de vrijheid zijns weegs te gaan op het wereldwijde web. Mijn nieuwe voetbalploeg Forza Mechelen B had net de ultieme vernedering ondergaan door 3-1 te verliezen op het veld van FC La Folie, een samenraapsel gedestilleerd uit de wachtlijsten onzer zorgsector. Met 0 op 6 mochten we spreken van een gemiste start. En helaas, alles komt terug. De geschiedenis heeft de neiging zich te herhalen, dus ben ik de facto wel verplicht dat ook te doen. De geschiedenis herhaalt zich zelfs dermate snel dat ie evengoed ervoor had kunnen opteren de overgang naar het heden gewoon een jaartje uit te stellen. Vind ik toch, al moet je daar doorgaans niet mee afkomen bij zo'n geschiedenis.
Het dient nochtans gezegd dat het hier geen herhaling in stricto sensu betreft. Eerder gaat het om een herhaling in gruwelijke zin. Niet alleen zijn we deze voetbaljaargang gestart met een 0 op 18; niet alleen hebben we wederom verloren van FC La Folie; nee, het is de manier waarop de nederlaag tot stand kwam die deze keer werkelijk elke verbeelding tart. Dit was zonder overdrijven de nederlaag der nederlagen. Een wedstrijd met een meernederlagig karakter, die voor eeuwig de kwalificatie 'LOSER' in onze ziel heeft gekrast. Ik zou excuses kunnen zoeken om de dans in extremis te ontspringen, maar dat ga ik niet doen. Hou gewoon in het achterhoofd dat ondergetekende zijn ploeg dankzij drie assists en één doelpunt richting 1-4-ruststand loodste, dat volstaat allang voor mij.
De 1-4 aan de rust volstond jammer genoeg niet om de 5-4-eindstand af te wenden. Rond de 60e minuut veranderde het spelbeeld plotsklaps compleet, zoals het zelfs in voetbal zelden of nooit gebeurt. Ineens wordt het 2-4. Iets later 3-4. In ons hoofd weten we dan al dat we onafwendbaar op een zoveelste verlies afstormen. In een poging het tij te keren doe ik 20 minuten lang een gooi naar het wereldrecord over-de-bal-vallen. Onbedoeld weliswaar, ik was in eerste instantie zinnens niet over de bal te vallen. De 4-4 valt, de 5-4 volgt dit voorbeeld enkele minuten later. Verlies nummer 6 is een feit. Dit is afgang in zijn puurste vorm, een collectieve black-out die de veel slechtere ploeg toelaat een achterstand van drie goals om te buigen in winst en zo een tweede overwinning in drie jaar te boeken. Als liefdadigheidsinstelling heeft Forza Mechelen B hoe dan ook nog een toekomst.
Het heeft lang geduurd deze keer, maar de Rode Duivels zijn nu ook mathematisch uitgeschakeld voor het EK. Jaren van Vandereycken hebben mijn beoordelingsvermogen ontregeld. Zo komt het dat iets in mij deze campagne nog wel oké vond: tot en met de allerlaatste, tiende match was er op zijn minst de mogelijkheid om ons te kwalificeren. Tien op tien voor onze jongens, met andere woorden. Nu maar hopen op een nog meer gefinetunede tien op tien richting WK 2014, met andere daden. Doch genoeg over voetbal. Blijven emmeren over een voorbije voetbalwedstrijd is meer iets voor mensen die niet naar de Waddeneilanden zijn geweest. Ik reken mezelf daar niet toe. Want ik ben wel naar de Waddeneilanden geweest.
Op de Waddeneilanden geraak je niet zomaar. Wat veel mensen vaak vergeten en veel andere mensen soms vergeten, is dat je zonder vervoer het wel kan schudden wat betreft de ambitie om de Waddeneilanden te bereiken. Tenzij je heel goed kan wandelen en de nodige proviand meeneemt, en dan nog. Gelukkig voor mij werk ik voor een HR-bedrijf dat van wanten weet als het op vervoer aankomt. Drie keer al werd er een extern event georganiseerd, drie keer al zijn ze het vervoer niet vergeten. Die kleine dingen, dat apprecieer ik enorm. Met behulp van bus en ferry (niet te verwarren met die kerel van Roxy Music) kwamen we op een kille donderdagavond aan in Texel (evenmin te verwarren met die kerel van Roxy Music, al is de kans op verwarring hier beduidend kleiner, aangezien de kerel van Roxy Music Bryan Ferry heet en niet Bryan Texel, maar toch, ik geef het mee, baat het niet, dan schaadt het niet, en diets meer).
In Texel dus. Mocht het niet pikkedonker geweest zijn, het was me meteen opgevallen hoe groen en vlak die hele Waddeneilanden er wel niet bijliggen. Het is zo'n omgeving waarvan je zegt: als je hond wegloopt, zie je hem na twee dagen nog altijd lopen. Tevens zo'n omgeving waarvan je zegt: veel schapen hier. Om een of andere reden is dat enkele gegeven uitgegroeid tot de trots van Texel. Je kan werkelijk geen inwoner van Texel tegen het lijf lopen of hij douwt je onder de neus dat er meer schapen dan inwoners zijn op het eiland. Wij van ons HR-bedrijf lieten het niet aan ons hart komen. Louter akte nemen van de demografische situatie volstond, voor de rest beperkte het doel van de reis zich tot het zoveel mogelijk drinken op kosten van de werkgever. We lieten het ons smaken, waarbij het 'laten smaken' van het bier eindelijk de actieve connotatie kreeg die ik er allang in vermoedde. Het bier op zichzelf smaakt helemaal niet, het is noodzakelijk om als afnemer van het goedje de handeling van het 'laten smaken' feilloos uit te voeren. Bespaart meteen ook een hoop schapentelwerk alvorens in slaap te vallen 's nachts.
Flashback naar juni 2010. Een uit Istanbul afkomstig meisje komt helemaal voor mij (!) enkele dagen naar België. We hadden elkaar een paar maanden ervoor leren kennen in Valencia en wilden beiden de kennismakingsprocedure verderzetten. Ik liet haar onder meer de Oude Markt van Leuven zien in de hoop dat ze onder de indruk zou zijn. Flashforward naar september 2012. Sorry, ik zit te ver. Flashback terug naar september 2011. Samen met drie ex-huisgenoten heb ik zonet zes dagen in Istanbul vertoefd. Van het meisje in kwestie is intussen geen sprake meer, maar de Turkse wereldstad bleef desalniettemin een aantrekkelijk perspectief. Het is een leerrijke trip geworden. Zo ben ik bijvoorbeeld tot het besef gekomen dat zij waarschijnlijk niet bepaald omvergeblazen is door de aanblik van de Leuvense Oude Markt, destijds.
Istanbul is immers speciaal. Het leven zelve meandert zich een weg door elke straat, elke steeg, elke kier en elke spleet. Ieder zijstraatje heeft in feite wat weg (no pun intented, echt niet) van een gecomprimeerde Oude Markt. Tientallen cafés en restaurants per vierkante kilometer, en dat wel vierkante kilometerslang. Als New York de stad is die nooit slaapt, dan is Istanbul de stad die nooit zelfs maar met de ogen knippert. De - afhankelijk van de bron - 13 tot 19 miljoen inwoners (alsof het nu ook weer niet zoveel verschil maakt of het er nu zes miljoen meer of minder zijn) wirwarren op volle snelheid en maximaal volume door hun bestaan, iedere dag opnieuw. De argeloze toerist rest slechts één optie: verstand op nul en meedraaien in de mallemolen.
Ondanks onze vrij gammele voorbereiding (hoofdbrekens bij aankomst waren onder andere: "Betalen ze in Turkije ook met euro's?" en "Hoe laat is het hier feitelijk?") verliep de aanpassing vlot. De verstand-op-nul-voorwaarde zit daar vast voor iets tussen. Naar ons doen waren we erg actief overdag - gezwind werd akte genomen van het culturele patrimonium -, en ook 's avonds was eentje geentje, in een poging toch een representatief staal van de staminees met onze dorst te verblijden. De enige hiaat (niet te verwarren met jihad) in onze dag/nachtindeling betrof de voortzetting van de avondactiviteiten wanneer de nodige woorden reeds gesproken waren en de stiltes gezwegen. Vanaf een bepaald moment is er wat ons betreft plaats voor luide dansmuziek die wij met ritmisch bedoelde bewegingen begeleiden. Helaas hanteren overal ter wereld alle chiquere clubs dezelfde stelregel: als man kom je er, zeker in het weekend, alleen binnen in combinatie met een vrouw. Kortweg 'de stelregel' genoemd.
Na vier dagen van vruchteloze pogingen tot infiltreren in een club, verkozen we om de vijfde dag niet langer vruchteloos te proberen. Dit voornemen kon enkel slagen door niet meer te proberen tout court. De laatste volledige dag Istanbul lieten we onze clubliefde dus voor wat het was. We stonden zeer uitzonderlijk voor dag en dauw (= rond de klok van tienen) op om met de ferry naar de nabijgelegen Prinseneilanden te varen. En guess what, eens te meer had de ochtendstond goud in de mond. De boottocht had werkelijk alles. Het weer was geweldig, een dik kind gooide machinaal anderhalf uur lang brood naar meeuwen en we geraakten aan de praat met een prinses die langs ons zat. Nu ja, niet echt een prinses natuurlijk. Het betrof hier slechts een tv-presentatrice in Dubai, celebrity in het Midden-Oosten. We wisselden telefoonnummers uit, gingen 's avonds samen richting clubs en tekenden meteen voor zowel de langste nacht als de pijnlijkste ochtend van de gehele reis. Bovendien viel er ook een paar dagen later nog heel hard te lachen met de YouTube-filmpjes van haar deelname aan het ronduit virtuoze 'Paris Hilton - Best Friends Forever'. Als dat geen happy end is!
9/11 ligt alweer een week achter ons. Ik herinner het me nog alsof het slechts een paar dagen geleden was. Beelden van zich in torens borende vliegtuigen, speciaal opgerakeld naar aanleiding van datzelfde 9/11 tien jaar eerder, ze blijven bij. De einde-van-de-wereld-stemming die toentertijd heerste ook. New York stond in brand, Mark Eyskens verklaarde de Derde Wereldoorlog voor geopend, ik monteerde kantoormeubilair als vakantiejob. De tien-jaar-en-één-week later bleef het alles bij elkaar verrassend rustig, maar de invloed van 9/11 is tot op vandaag tastbaar en zal dat nog lang zijn. Moslims met lange baarden wekken argwaan, de veiligheidscontroles op luchthavens zijn veel scherper en kantoormeubelen begeven het plotseling zonder dat daar een aanleiding toe is.
Voor de einde-van-de-wereld-stemming zijn we intussen noodgedwongen teruggeworpen op fictie. Lang over dit brugje zitten nadenken, want ik wou uiteindelijk hoe dan ook uitkomen bij mijn hoogstpersoonlijke recensie van de film 'Melancholia'. Al lukt het me moeilijk te focussen; tussen alinea 1 en alinea 2 van deze blog zit een treinreis, en op die bewuste trein zat niemand minder dan de mooiste vrouw ter wereld. Laat dat nu nog eens een understatement zijn - de suggestie dat ook de rest van het vrouwendom zelfs maar kan meedingen naar die titel is te zot om los te lopen. Ik stond alleen met haar op de trein te wachten in Bilzen en hoopte op een bovengemiddelde vertraging ("Pfff 50 minuten, altijd iets met die NMBS..(achteloos) Misschien goesting om even iets mee te gaan drinken?"). Maar natuurlijk komt de NMBS dan net wel op tijd, op de momenten dat je al in vervoering bent. Nadien alleen met haar in de coupé, ze volgde netjes om de zetel vlakbij, aan de andere kant van het gangpad, in te nemen. Maar natuurlijk reden we dan net wel in een rotvaart naar Hasselt, zonder dat ook maar één goeie openingszin mij te binnen schoot ("Kom je hier wel vaker?" leek me op de een of andere manier niet te kloppen).
Er zat werkelijk niks anders op dan haar te bewonderen in de weerspiegeling van het raam, getroost door de gedachte dat de ondergegane zon mij tenminste dit genot verschaft had. Een betere metafoor voor onbereikbare nabijheid is moeilijk denkbaar. In Hasselt was het gedaan met de pret (of met het lijden, daar ben ik nog steeds niet helemaal uit), ze stapte af en liet enkel een geurmix van zacht parfum en tabak na, die de hele reis lang haar gevaarlijke attractiviteit nog kracht had bijgezet. Ik hoop dat er nooit zoiets triviaals als een mensenman van planeet Aarde haar betasten mag.
Oh ja, fuck 'Melancholia' trouwens, teneinde deze minst coherente blog uit de geschiedenis alsnog van een boodschap te voorzien.
Soms is het goed blogger te zijn. Die constatering overviel me meermaals vorige nacht tussen 1 en 3 uur. Ik was weliswaar moe, maar kon alvast vooruitkijken naar een toekomstige tevredenheid die het schrijven van dit stukje met zich mee zou brengen. Het is immers altijd gemakkelijker om over malheur te schrijven, hoe ridiculer van gedaante hoe beter bovendien. In dat opzicht is het bloggerschap een soort van tegenslagenverzekering light. Indien er ongewenste dingen gebeuren, wordt op zijn minst het creatieve proces tot totstandkoming van een blog gesmeerd. Een beetje zoals veel getroebleerde singer-songwriters eigenlijk, wier lyrics pas vloeien wanneer rampspoed hun deel is. In het beste geval verkopen zij daarmee miljoenen platen; waar ikzelf, in mijn droomscenario, het wekelijkse bezoekersaantal van deze webstek boven de grens van de vier kan houden. Zo zie je maar dat elke uit de hand gelopen hobby zijn eigen onverwachte neveneffecten kan hebben.
Aan het malheur van gisteravond lag een bekende dader ten grondslag. Een recidivist zonder weerga, die in ons landsdeel met het initiaalwoord 'NMBS' door het leven gaat. Over de NMBS zijn er vele goeie dingen te vertellen, stuk voor stuk gelogen. Ik verkies hier bij de naakte feiten van gisteren te blijven. Na de wedstrijd België - Verenigde Staten (die gewonnen werd zowaar, door België dan nog) togen ik en vier medesupporters naar het station van Brussel-Centraal. De melding dat de trein van 00u05 richting Leuven 25 minuten vertraging had werd niet op gejuich onthaald, maar gaf ons wel mooi de tijd om ons snel te voeden met fast food. Na de maaltijd bleek dat de oorspronkelijke aangegeven vertraging vervangen was door de melding 'vertraging nog nader te bepalen'. Elke rechtgeaarde treinreiziger weet dat panikeren op zo'n moment aangewezen is. Je mag je aan alles verwachten, en feitelijk, achteraf gezien, dus ook wel aan onderstaande.
Via de intercom werden de reizigers aangemaand de trein naar Brussel-Noord te nemen. Daar aangekomen nam een spoorwegbeambte met zichtbare tegenzin de rol van woordvoerder op zich. De trein stond met problemen (oké, zonder zou nog belachelijker zijn) stil in Gent en zou pas over een uur arriveren in Brussel-Noord. En nee, de NMBS betaalt geen taxi terug zolang een trein niet helemaal afgeschaft is. Wij namen dan maar de bluts met de buil en gingen, met de goedkeuring van de woordvoerder, tot 1u30 een pintje nuttigen in 'Le Lombeek', een oase van zedigheid tussen een myriade van hoerenkoten. Groot was echter de verbazing toen we op het afgesproken uur op een gesloten achterdeur van station Brussel-Noord stootten. Volgens mensen die het kunnen weten - een uitgelezen gezelschap marginalen, zwervers en eeuwige twijfelaars tussen beide -, die hun stekje pal voor de deur hadden opgetrokken, zou het nog tot vier uur duren vooraleer we opnieuw binnen konden. Overbodig te zeggen dat wij er op dat moment collectief de pest in hadden, al had ik natuurlijk mijn tegenslagenverzekering light achter de hand.
Wat volgde was een tocht langs de gesloten zij-ingangen die station Brussel-Noord by night rijk is. De allerlaatste optie was de hoofdingang die, oef!, wel nog open was. Kanttekening hierbij misschien: er kwam enig, euh, wrikken aan te pas vooraleer we ons door de opengesperde schuifdeur konden wurmen. De twee Securail-opzichters waren dan ook hoogst verrast toen er opeens vijf in Belgische vlaggen getooide jongemannen voor hun neus stonden - het moet geleken hebben op de zomer van 1830 all over again. Tijdens het verhalen van onze perikelen, bleek meteen dat we in een good cop/bad cop-situatie zaten. Waar de dikkere Brusselaar begrip had voor onze situatie en het treinpersoneel in de gang verderop probeerde te verwittigen, stoof de Waal naar de ingang, onophoudelijk "Ils ont forcé la porte!" tierend. Laten we zeggen dat hij niet helemaal onbevooroordeeld was. Net had de good cop geregeld dat wij langs de achteringang terug binnen zouden kunnen gaan, of daar was de bad cop terug. Hij was inderdaad tot de conclusie gekomen dat wij la porte geforceerd hadden. Een "Je vais chercher le chien!" later kregen we ook nog eens een Duitse herder achter ons aan, opdat we meteen het station zouden verlaten. Terecht natuurlijk, geconfronteerd met tuig van de straat zoals ons kan je maar beter direct de harde middelen inzetten.
Uiteindelijk konden we langs de achteringang terug binnengaan, arriveerde de trein om 2u15 en stonden we om 2u45 zowaar op Leuvense grond. Al bij al was het een bewogen avond.
Vergeet AS Roma - Lazio Roma. Vergeet Beerschot - Antwerp. Vergeet Inter Milan - AC Milan. En, niet te vergeten: vergeet Rangers - Celtic. Al deze derby's zijn klein bier vergeleken met het treffen dat jaarlijks in augustus in Mechelen plaatsvindt: Forza Mechelen A tegen Forza Mechelen B. Een clash tussen culturen, levensopvattingen en ook wel voetbalkwaliteiten. Aangezien we niet in dezelfde competitie spelen, wordt de voorbereiding elk jaar opnieuw afgesloten met een vriendschappelijke wedstrijd tussen beide. 'De voorbereiding' moet hier begrepen worden als het loutere vervlieden van de maanden voorafgaand aan de competitie, eventueel met een matchke op te lang gras met een te harde bal tussendoor. Niet elke voorbereiding draagt het zweet des aanschijns in zich.
Zelf behoor ik tot het B-gedeelte van Forza Mechelen, wegens de gepaste cultuur, levensopvatting en ook wel voetbalkwaliteiten. Het doet me een beetje met weemoed en heel veel met gêne terugdenken aan de jaren op de lagere school. Ontelbare keren heb ik 'Hoe word ik topvoetballer' (niet geheel zeker van de titel) van Kevin Keegan ontleend in de schoolbibliotheek. Twintig jaar later, op het toppunt van mijn fysieke mogelijkheden, moet ik vaststellen dat een B-ploeg in het cafévoetbal waarschijnlijk het hoogst haalbare is. Ik ben altijd meer een theoreticus geweest. Maar genoeg over mij, voor het te pijnlijk wordt. Liever til ik het gênante naar een collectief niveau, richting gedeelde verantwoordelijkheid. De uitslag van voornoemde wedstrijd vormt daar de ideale aanleiding toe. We verloren met nogal zware 8-4-cijfers, ondanks een vroege voorsprong en al bij al vrij degelijk spel. Ik zeg dat laatste niet om me in te dekken, het is gewoon echt zo; er werd zeker de eerste helft bij momenten zwierig gecombineerd plus de score wordt vertekend door minstens vier goals in cadeauverpakking weg te hebben gegeven. Dat ik dankzij het systeem van vliegende wissels slechts bij twee tegengoals effectief op het veld stond, zeg ik daarentegen wél om me in te dekken. Misschien dat boek toch nog maar eens herlezen.
"Dat gaat weer de hele dag, elk uur, hetzelfde nieuws zijn hé!" (collega G., donderdag 18/08/2011, 11u01, naar aanleiding van het radionieuws dat opnieuw opent met het bericht over fraude bij internetbankieren)
"Nu ga ik eens een keer niet naar Pukkelpop, en dan hebben ze toch wel goed weer zeker!?" (ikzelf tegen collega L., donderdag 18/08/2011, 15u30, naar aanleiding van de stralende zon buiten)
Een bende halvegares bij elkaar op onze werkvloer, als je dit zo leest. Ter onzer verdediging: 's middags hadden we nog met zijn allen onze middagpauze in park Botanique tot een halfuurtje beperkt. Het was simpelweg te warm, de zon stond hoog aan de staalblauwe hemel. Niks deed vermoeden welke taferelen zich later die dag zouden afspelen. 'Later die dag' neemt een aanvang omstreeks 17 uur. De werkdag loopt ten einde, maar iedereen op onze verdieping, zonder uitzondering, staart tegelijkertijd naar buiten als koeien naar een trein. Eensklaps is het pikkedonker geworden, alsof een teletijdmachine ons recht in de maand december heeft gekatapulteerd. Wat volgt is regen, stortregen, plensbuien. Allemaal één pot erg nat. Ik kijk het nog een halfuur aan (min of meer letterlijk) en besluit vervolgens een langgerekte spurt te trekken richting station.
Een treinrit-in-vertraging later kom ik als een verzopen kat op mijn studio toe. Het klettert ook in Leuven - later die avond zal ik de pizzajongen een naar mijn doen erg genereuze fooi van twee euro geven. Op internet stromen de eerste doemberichten over Pukkelpop binnen. Het noodweer heeft ook daar lelijk huisgehouden, er zou zelfs een tent ingestort zijn. Ik sms naar enkele vrienden op de wei en krijg al gauw van een van hen de melding "Ik leef nog" binnen. Mijn antwoord "Goed zo, doe zo verder!" klinkt achteraf gezien, nu de ware toedracht van de feiten bekend is, misschien een tikkeltje te leutig. Naarmate de minuten vorderen, begint de informatie over wat er zich exact heeft afgespeeld stilaan door te sijpelen. Een gifgroene, bruine hemel bleek de voorbode van een tien minuten durend inferno van slagregens, vuistdikke hagelbollen en een windhoos. De 'Chateau' is bezweken, andere tenten zijn beschadigd, bomen vielen om en dranghekkens en decorstukken vlogen in het rond.
Vijf doden, tien zwaargewonden, 140 lichtgewonden en 40.000 getraumatiseerden, zo luidt de uiteindelijke balans. Tien minuten noodweer maakte komaf met Pukkelpop 2011 en wie weet met Pukkelpop tout court. Zelf was ik er per uitzondering niet bij. Heel toevallig eigenlijk, had bijvoorbeeld Radiohead in plaats van Foo Fighters op de affiche gestaan, dan was ook mijn overlevingsinstinct op de proef genomen. Misschien daardoor dat het hele gebeuren me zo aangrijpt. Betrokkenheid is niet voor niks een belangrijk element in het meevoelen met een ramp. Maar hoelang ook de verschrikkelijke beelden nog op het netvlies gebrand zullen blijven, hoelang ook het door merg en been gaande geschreeuw nog nazindert, we moeten verder. Zoals de Noren hun liberale maatschappijmodel niet willen opgeven na één zot met een wapenarsenaal, zo moeten wij Belgen onze unieke festivalcultuur niet tot in het oneindige gaan beteugelen na tien minuten apocalyps. Het komt er nu op aan te verwerken, te herbronnen en er dan opnieuw tegenaan te gaan in de wetenschap dat het noodlot zelden op identieke wijze op dezelfde plaats toeslaat. Morgen zijn we er gewoon weer, voor meer weer. Al mag het ook iets minder zijn.
Vroeger, toen ik pakweg 18 jaar was, vond ik 28 oud. Nu, op het moment van het bereiken van die leeftijd, vind ik 28 nog steeds oud. Het zal wellicht nog een jaar of tien duren vooraleer ik 28 jaar weer als jong beschouw. Maar dan is het te laat. Zulke muizenissen resideren dus voortdurend in mijn hoofd tegenwoordig. Wie denkt dat ik daar gelukkiger van word, slaat de bal even mis. Nadenken over zijn eindigheid heeft de mens zelden tot euforische conclusies bewogen.
Nochtans zou de 28e verjaardag niet de ergste mogen zijn. Als het op sloten alcohol aankomt, heb ik best wel een rock-'n-rollleven geleid. Altijd in een sociale context weliswaar, zelden al voor het ontbijt en meestal bieren in plaats van sterke drank. Maar nog altijd sloten alcohol, alles bij elkaar. Mijn latente vrees om actief lid te worden van 'Club 27' (rocksterren als Kurt Cobain, Jim Morrison, Jimi Hendrix en recent nog Amy Winehouse legden na een turbulent leven het bijltje erbij neer op hun 27e) leek me dan ook niet volledig ongegrond, wat de dokter ook mag beweren over de perfecte staat van lever en hart. Zo snel mogelijk over die noodlottige drempel was dus de boodschap.
Uit faalangst het lot uitdagen, ook. Zoals ik vroeger te bevreesd was om echt 'op mijn waarde geklopt' te worden bij examens en daardoor steeds slechts op het laatste moment in gang schoot, had ik nu schrik om hard mijn best te doen en desondanks er niet in te slagen 28 jaar oud te worden. Reden waarom er in de aanloop naar mijn verjaardag vier dagen gebouncet werd in Berlijn. Gelukkig liet het lot deze provocatie aan zich voorbijgaan. Ik zou dan ook blíj moeten zijn met de huidige toestand, een besef dat vooralsnog dus nog niet helemaal gerijpt is. Desalniettemin: een volledig jaar zonder nieuwe leeftijdswijziging is geen onaantrekkelijk perspectief.
Zo. Deze twee beginletters vormen de conclusie van een lange gedachtestroom die zich in mijn hoofd heeft voltrokken. Gek veel hebben jullie er dus niet aan, of ik moest deze gedachtestroom hier vervolgens gaan zitten uitschrijven. En laat net dat nu mijn plechtig voornemen zijn. Anders ligt die blogwebsite hier toch maar te liggen. De gedachtestroom in kwestie kronkelt zich een weg doorheen Berlijn, de locatie van mijn recentste citytrip. Hoewel, het woord citytrip dekt vermoedelijk de lading niet helemaal. Elk jaar opnieuw wordt trouw een Duitse stad aangedaan om plaatselijke bieren te degusteren, en dit jaar viel ons oog toevallig op een driedaags internationaal bierfestival in Berlijn. 'Ons', dat zijn naast mezelf (geen 'ons' of ik behoor ertoe) drie relatief jeugdige en drie relatief minder jeugdige manskerels. Tot die laatste groep behoort ook de onbetwistbare Führer van ons gezelschap: de Willy (zie ook 'Der Himmel in Bayern').
Wie effectief mijn dwingende raad heeft opgevolgd en de stukjes 'Der Himmel in Bayern', alweer daterend uit mei 2008, heeft geraadpleegd, zal merken dat ons reisgezelschap gestaag aangroeit. Van vijf naar zeven in vergelijking met drie jaar geleden, and counting. Het positieve aan het nieuw bloed is dat zij je dwingen stil te staan bij zaken die in de loop der jaren perfect normaal zijn gaan lijken. De vraag "waarom zitten Willy en Marcel nu eigenlijk Duits met elkaar te praten?" is in feite ook weer niet zo volslagen onzinnig. Het schouderophalende antwoord luidt trouwens: "Dat stadium bereiken ze elke reis wel minstens één keer". Een ander positief aspect aan de intrede van nieuw bloed, is dat het doel van de reis een beetje verruimd kan worden. De beer pressure van vooral de oudere garde ten spijt, werd er dit keer ook kennisgemaakt met andere facetten van Duitslands hoofdstad. Zoek het echter vooral niet te ver. Dé revelatie van deze bierreis bestond erin dat we eigenlijk net zo goed ook 's nachts konden drinken.
Bijkomend voordeel: 's nachts kan het drinken vrijelijk gecombineerd worden met onvervalst bouncen. Want Berlijn is niet voor niks de partyhoofdstad van West-Europa, dit feit negeren zou ronduit misdadig zijn. Geen strafblad dus voor deze jongens. Twee opeenvolgende nachten waagden we ons in de Oost-Berlijnse underground. De eerste nacht was onder andere club 'Suicide Circus' de bestemming, gelegen op een voormalig bedrijventerrein dat, verscholen onder dikke lagen graffiti, was omgevormd tot een verzameling links-anarchistische bars en clubs. Waar cocaïne verkocht wordt net voor het binnengaan, cannabis net na het binnengaan en eenmaal helemaal binnen het rookverbod collectief aan de laars wordt gelapt. Tel daar (sociaal-)democratische prijzen, vette muziek en een hoogst aangename, allerminst agressieve sfeer bij en het feest kan beginnen. Om uiteindelijk bij het krieken van de dag op te houden, wat ons betreft - alle begin is niet alleen moeilijk, het is ook en vooral eindig.
In nacht twee durfden we hoger mikken. De voorgaande nacht had ons gesterkt in de overtuiging dat we er qua dresscode alvast boenk op zaten. Echte Berlijnse hipsters dragen tegenwoordig jeans en t-shirt en hebben in de U-Bahn, de S-Bahn of op straat te allen tijde een halve liter fles bier achteloos bungelend in de hand. Helemaal onze stijl. Het zou met andere woorden een eitje worden om een van de hipste keten van het land, club 'Watergate', binnen te geraken. Helaas, na drie kwartier aanschuiven viel het harde verdict: we bleken ondanks alles niet streetwise genoeg om toegelaten te worden. Het gebrek aan vrouwelijke compagnons speelde vermoedelijk ook niet direct in ons voordeel. Een minicrisis dreigde na dit persoonlijke Watergateschandaal, maar club 'Tresor' bracht gelukkig redding. Urenlang werden pompende technobeats door dit voormalige pakhuis gejaagd, als een voorhamer die onvermoeibaar op de hersenpan inbeukt. Alle muren trilden, alle mensen bounceten (of trilden gewoon nog wat harder dan de muren, dat kan natuurlijk ook). Na deze aangehouden monotonie was ook de conclusie unisono: Wunderbar!
The proof of the pudding is in the eating. Dat is een Engels (dat hadden jullie vast wel al door) gezegde (dito) dat zoveel betekent als "ondervinding is de beste leermeester". Soms durf ik deze woorden al eens ter harte nemen. Niet elke raadgeving heeft zijn eigen op maat gemaakt spreekwoord, dus zal er wel ergens een grond van waarheid in zitten. Vorige vrijdag heb ik alvast ondervonden dat dit inderdaad het geval is. De levensvraag waar ik mee worstelde, die mij innerlijk haast verscheurde, was de volgende: "Ben ik een waarachtige RSC Anderlecht-supporter of niet?" Vandaag de dag, met de malaise in de VS, de catastrofe in Noorwegen, de aanslepende regeringsonderhandelingen in België en de aanhoudende droogte in de Hoorn van Afrika, moet er toch íemand zijn die deze kwestie voor de vergeethoek behoedt. Dat is waar ik mijn intrede doe, geen uitdaging ga ik uit de weg.
Me afvragen of ik supporter ben van de Rode Duivels zou bijvoorbeeld geen uitdaging zijn. Wanneer zij slecht spelen loop ik drie dagen nukkig rond, en de zeldzame keren dat ze goed spelen loop ik óók drie dagen nukkig rond, puur uit gewoonte. Hieraan een contemplatie wijden is dus verloren moeite. Maar Anderlecht, dat is iets anders. Als iemand het mij op de man af vraagt, antwoord ik op de man af dat ik gewoon voetballiefhebber ben, met slechts een lichte voorkeur voor paars-wit. Vanaf vrijdagavond laatstleden zal ik echter eerlijk toegeven dat ik Anderlecht-supporter ben, met slechts een lichte voorkeur voor voetballiefhebberij. Vrijdagavond vond immers de openingsmatch van het nieuwe voetbalseizoen plaats. Op de affiche: Oud-Heverlee Leuven, sympathiek clubje uit míjn stad, na 61(!) jaar weer in eerste klasse beland, tegen RSC Anderlecht.
Zelden met zoveel plezier ticketjes voor het voetbal gekocht. Het was Leuven eigenlijk zelfs gegund om meteen drie broodnodige punten te pakken in de strijd tegen de degradatie. Dacht ik vooraf. 92 minuten plus de tijd tussen deze overpeinzing en het begin van de match later, dacht ik er iets anders over. Alle moeite van de wereld had het gekost om letterlijk twee keer lusteloos in de handen te klappen bij de winning goal van OHL in de slotminuut. De conclusie was dan ook duidelijk: ik ben een waarachtige Anderlecht-supporter. En nee, het feit dat de ploeg in de tweede helft als een pudding in elkaar zakte, doet niks af van de kracht van het gezegde.
Een heel serieuze 21 juli-toespraak met dus ook een heel serieuze titel
Aan alle waarde landgenoten: een prettige feestdag gewenst. Niet alleen is het vandaag exact, tot op de seconde, 180 jaar geleden dat Leopold van Saksen-Coburg de troon besteeg, ook is er eindelijk een begin van een aanzet tot eventuele uitweg uit de politieke impasse zichtbaar. Voor het eerst sinds september vorig jaar zijn er daadwerkelijk weer onderhandelingen aan de gang. Zonder de N-VA zelfs, die bijna 13 maanden de schijn kon hooghouden mee op zoek te zijn naar een oplossing, om dan finaal door de mand te vallen. Anders kan en wil ik het niet omschrijven. Het pleit voor Elio Di Rupo dat hij tegen alle verwachtingen in begin deze maand een verreikende nota presenteerde. Zowel communautair als sociaal-economisch viel nauwelijks te merken dat uitgerekend een Waalse PS'er de pen had vastgehouden.
In één klap ontmaskerde Di Rupo hiermee de N-VA. Door de nota af te doen als een document waarin "niets goeds is terug te vinden", maakte De Wever voor het eerst openlijk duidelijk dat het oplossen van de politieke crisis niet zijn prioriteit is. Om het zacht uit te drukken. Inderdaad heeft hij al die tijd enkel willen aantonen dat het concept België niet meer werkt, daarbij al te vaak gretig geholpen door het schrijnend gebrek aan talent en durf bij de andere politieke partijen. Door de vernietigende kritiek op de nota-Di Rupo heeft De Wever zijn hand echter overspeeld. Zelfs de CD&V, met Beke op kop al maandenlang in de reet van De Wever geparkeerd, lijkt nu eindelijk het licht te hebben gezien. Als er bij de N-VA al een duidelijke lijn te ontwaren valt, dan is het wel deze: of het regeerakkoord wordt een exacte kopie van het partijprogramma, of er komt geen regeerakkoord, wat op zijn beurt dan weer hét bewijs is dat de Belgische structuren niet meer werken.
Vijf minuten politieke moed, zoveel tijd is er nodig geweest om ten langen leste het juk van de democratie af te gooien. Het volk heeft níet altijd gelijk, of de N-VA nu 30, 35, 50 of 120 % haalt in de peilingen. We moeten voort met de partijen die bereid zijn tot een compromis, en dat lijkt nu het geval. Het feit dat de N-VA ondertussen luid aan de kant de constructieve houding van de CD&V afbrandt, is niet meteen van dien aard om mijn stelling onderuit te halen. Mooi zo. Stellingen van mij die niet meteen onderuitgehaald worden, dat kan ik enkel toejuichen.
Tot slot wil ik mij excuseren voor mijn toch wel gortdroge, bloedserieuze gedrag in deze blog. Het is niet mijn stijl, maar soms haalt rauwe ergernis nu eenmaal de bovenhand op persiflage. Bijvoorbeeld op 21 juli, tot nader order onze enige echte nationale feestdag.
De juliluwte maakt zich stilaan meester van de werkvloer. Klanten laten het stalken van hun vaste payroll advisor ('payroll consulent' is so 2010) achterwege, den baas is op vakantie en afgezien van het weer, gespannen onderlinge relaties en het algemene welbehagen heerst er een zomerse sfeer. In zulke omstandigheden zie je mij heropleven natuurlijk. Vandaag uitte zich dat door als een jong veulen van half twee tot half zes naar de Tour de France te kijken, slechts onderbroken door mini-breaks waarin ik mij per telefoon of per mail al eens hulpvaardig durfde tonen tegenover een klant. Vroeg of laat komt die diepgewortelde werkethiek toch altijd weer bovendrijven.
Maar voor mij pleit dat ik zeker niet heb overdreven. Na elke 10 minuten werken werd consciëntieus 50 minuten pauze ingebouwd - niemand heeft er wat aan als ik mijn motor opblaas. Plus, het is ook voor mij vakantie. Flauweriken zullen opmerken dat ik wel degelijk betaald word om daar te werken en ik bovendien later mijn verlof kan opnemen. Ik beperk mij tot het er het mijne van denken ("ach joenge...!", iets van die strekking). Denk trouwens maar niet dat dat fijn is, de Tour de France via internet volgen in een kadertje van ochere een zestal vierkante centimeter. We spreken hier over zo ongeveer het grootste sportevenement ter wereld, en ik spreek over zo ongeveer het kleinste kadertje ter wereld (oké, misschien zijn er nog wel kleinere mogelijk, ik ben nu ook weer geen meetkundige of zo). Heel vermoeiend allemaal. Mocht daar geen harde valuta tegenover staan, ik zou niet eens overwegen om mij zo'n opofferingen te getroosten.
Daarbij moet ook nog eens een knagend geweten in rekening worden gebracht. Mentaal is dat allemaal zwaar hoor, niet werken terwijl je nog wel werk hebt liggen. Zo was ik vastbesloten om vandaag in de namiddag eindelijk het verslag te schrijven van een klantenbezoek van twee maanden geleden. Dat ging goed, tot ik eraan wou beginnen. Een trouvaille van een collega gooide alles overhoop: de RTBF-website bleek over een functionerende live stream te beschikken. Ik dankte de hemel en de Waalse vrienden, die in ruil voor 800.000 miljoen miljard euro's Vlaams geld (maandelijks!!!) toch maar mooi zes vierkante centimeter Tour de France op mijn computerscherm hadden weten te deponeren. Vanaf dan ging het bergaf. Streamafwaarts, met slechts de zuurverdiende centen om de ledigheid te verzachten.