Vanaf het begin van oktober 1918 werd een deel van
de gebouwen van Merksplas-Kolonie in beslag genomen voor het Duitse leger dat
er een Kriegslazarett installeerde. Mijn eigen, toen negenjarige grootmoeder
was op 3 november ooggetuige geweest van een gewondentransport van de XLIXe
Reserve-Division dat door Hoogstraten trok: Een lange colonne vrachtwagens stopte s
morgens op de Vrijheid.De soldaten die van de camions sprongen zagen er
verwilderd, vuil en ongeschoren uit. Ze hadden vooral honger en in een mum van
tijd stonden er een tiental bij ons binnen op zoek naar wat te eten. Maar we
hadden nauwelijks eten in huis omdat er een Frans vluchtelingengezin bij ons
woonde
. Toen ik wat later op straat
durfde komen, kreeg ik al meteen spijt want voor de deur stonden twee
camions met gewonden. Ze lagen verkleumd
op berries die op elkaar waren gezet in een soort van houten kader. De mannen
waren doodsbleek met stoppelbaarden van een paar dagen, sommigen met vuile,
bloeddoordenkte verbanden
Eén van hen bleef maar roepen en tieren. Een andere,
nog echt een jongen van een jaar of zestien had een paar vingers verloren en
zat met zijn arm in een verband met een sigaret bungelend in zijn mondhoek op
de treeplank wezenloos voor zich uit te staren. Toen hij van onze buurvrouw,
Madamme Stryckers, een glas water kreeg begon hij onbedaarlijk te huilen. Dat
zal ik nooit vergeten
Toen ze in de richting van Merksplas waren vertrokken,
bleef er op straat een kleine bloedplas over. Het bloed was door de planken
vloer op straat gedruppeld. Ik werd misselijk toen ik dit zag... Onder de
gewonden die in de Kolonie terechtkwamen waren ook een aantal Belgische
krijgsgevangenen en gewonde of zieke Belgische Zivilarbeiter.Twee van hen
zouen in deze instelling ovrlijden. De 44-jarige Leuvenaar Jan Baptist Bomhals
bezweek op 6 oktober in de Kolonie. Deze Jager te Voet was tijdens het
bevrijdingsoffensief, op 29 September 1918 gewond krijgsgevangen gemaakt door
soldaten van de XVIe Beierse Infanterie Divisie. Samen met gewonden
van deze eenheid werd hij van het front geëvacueerd naar het Duitse
noodhospitaal dat in de Kolonie was gevestigd. Bomhals overleed aan
ziekte. Aanvankelijk werd hij begraven
te Merksplas maar op 2 juni 1924 werd hij op de militaire begraafplaats van
Lier bijgezet in graf nr. 444
Het
verhaal van de 35-jarige Alexander Declerck, gereformeerd soldaat uit het 2e regiment Karabiniers blijft echter tot op de
dag van vandaag in een mysterieus waas gehuld. Vast staat dat Brusselaar Alex
Declerk, gehuwd met Marie Schoolmeesters zich op 4 augustus 1914 melde als oorlogsvrijwilliger.
Hij werd ingedeeld bij de 3e compagnie van het 1e Bataljon van het 1e
Korps Vrijwilligers. Nog maar net was hij bij zijn definitieve eenheid, het 2e
Regiment Karabiniers beland, of hij werd op 26 september '14 door een commissie
van legerartsen, wegens ziekte, ongeschikt voor de militaire dienst bevonden.
Hierop belandde hij in een hospitaal te Gent. Na de bezetting van deze stad
door de Duitsers, nam hij de benen nam naar huis. Zijn uniform en militaire
papieren had hij -als voorzorgsmaatregel bij een eventuele aanhouding-
verbrand. Thuisgekomen in de Zavelstraat, werd hij een half jaar later ondervraagd
door Duitse soldaten, die hem nadat men had verklikt dat er een gereformeerde
soldaat, mogelijk zelfs een deserteur, in de straat woonde, aan de tand wilden
voelen. Waarschijnlijk verontrust door dit bezoek, besloot Alexander via
Nederland opnieuw het leger te vervoegen. Zonder zijn echtgenote van zijn
voornemen op de hoogte te brengen verliet hij medio april 1916 zijn woning. Op
1 mei 1916 werd hij ergens aan de grens gearresteerd door de Duitsers. Het
laatste bericht dat zijn vrouw over hem ontving was dat hij op 15 juli van
hetzelfde jaar in Aken als burgergevangene werd geïnterneerd. Vermoedelijk
werd hij omstreeks 1917 door de Duitsers als zivilarbeiter ingezet bij frontarbeid in de Westhoek en werd hij
tijdens het eindoffensief gekwetst. Samen met Duitse gewonden afgevoerd, belandde hij in Merksplas waar hij op 22
oktober 1918 aan Spaanse Griep bezweek. De burgemeester van deze gemeente
verklaarde na de oorlog dat hem niet bekend was over het geval Declerck, zo
waren ze bijvoorbeeld niet op de hoogte van het feit dat hij een Belgisch
soldaat was, sterker nog ze dachten dat het hier een Duitse militair betrof....
|