Wat men over de alom bejubelde en de literaire hemel ingeprezen Stefan
Hertmans ook mag beweren, de Menense auteur Willy Spillebeen (°1932) blijft
naar mijn smaak dé grootste naoorlogse verteller van de Grote Oorlog in het
Nederlands taalgebied. Romans als De
Vossejacht, Herinneringen aan de
toekomst of De Heuvel zijn
gevormd uit de stugge blauwe klei van
het Ieperse en ademen een sfeer uit die Hertmans -tot nu toe- niet heeft kunnen treffen.
Spillebeens vaak rauwe en ongekunstelde klankkleur getuigt van een
authenticiteit die ik benijd
Een fragment uit De Heuvel (2002): Vanaf datzelfde heuveltje dat ze Höhe 60 noemden, zouden de vijandelijke troepen enkele jaren later hunkerend
naar Ieper kijken. En vanuit Ieper dat ze Wipers noemden, zouden de troepen van de vrienden al even hunkerend naar dat
vervloekte, onooglijke heuveltje kijken dat ze Hill 60 noemden.
Zo hadden de Grieken vele eeuwen geleden naar Troje
gekeken. En dit hedendaagse Troje, voor de vrienden een heuveltje en voor de
vijand een versterkt stadje, was in beide gevallen net zo klein of net zo groot
als het toenmalige Troje was geweest. En het was al net zo oninneembaar. Vriend
zowel als vijand zou proberen om zijn Troje te veroveren. Eerst boven de grond.
En toen dat niet lukte, dan maar onder de grond. En toen gebeurde er een averechtse
transmutatie : mensen werden mollen ! eerste hier, en later ook elders in de
hele frontstreek. En velen samen weren één reusachtige, dol wordende mol
Twee
vijandige mollen die elk van een kant aan het graven gingen in een wedloop
tegen de tijd
|